Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Fase 2-studie van nivolumab voor mismatch-repair deficiënte gynecologische maligniteiten (0)
2024-04-24 15:00   ( Nieuws )
Tags:  MMR-deficient or hypermutated gynecological cancer nivolumab
Dr. Claire FriedmanPD-1 remmers zoals nivolumab zijn goedgekeurd voor de behandeling van gynecologische maligniteiten met DNA mismatch-repair deficiëntie (dMMR). Er zijn geen betrouwbare voorspellers van de respons op deze behandeling. Een fase 2-studie van Memorial Sloan Kettering Cancer Center (New York) heeft mogelijke voorspellende biomarkers geïnventariseerd. Dr. Claire Friedman en collega’s publiceren de studie in Nature Medicine.1

De studie includeerde 35 patiënten (mediane leeftijd 64 jaar; range 36-87) met dMMR of hypergemuteerde maligniteiten van uterus of ovarium. De patiënten kregen nivolumab 240 mg iedere twee weken of 480 mg iedere vier weken tot ziekteprogressie of niet-acceptabele toxiciteit. Primaire eindpunten waren objective response rate (ORR) en percentage progressievrije patiënten na 24 weken (PFS24). Secundaire eindpunten waren overall survival (OS), disease control rate (DCR), duur van respons (DOR), en veiligheid. Exploratieve eindpunten waren biomarkers van respons.

De figuur toont de werkzaamheid van nivolumab. Met een ORR van 58,8% (97,5%-bti 40,7-100) en PFS24 van 64,7% (46,5-100) werden de primaire eindpunten bereikt. De DCR was 73,5% (95%-bti 55,6-87,1). De mediane OS werd niet bereikt met mediane follow-up van 42,1 maanden (range 8,9-59,8), en na één jaar waren 79% van de patiënten nog in leven. Treatment-related adverse events werden gezien in 91%, en graad 3 of 4 TRAEs in 29%; er waren geen graad 5 TRAEs. Factoren die geassocieerd waren met PFS24 waren dysfunctionele T-cellen (CD8+PD-1+) en hun interactie met PD-L1+ cellen, en aanwezigheid van somatische mutaties in MEGF8 of SETD1B.

De onderzoekers concluderen dat de studie de primaire eindpunten (OR en PFS24) bereikt heeft en biomarkers heeft geïdentificeerd die geassocieerd zijn met respons van dMMR gynecologische maligniteiten op PD-1 blokkade.

1.Friedman CF, Manning-Geist BL, Zhou Q et al. Nivolumab for mismatch-repair-deficient or hypermutated gynecological cancer: a phase 2 trial with biomarker analyses. Nature Med 2024-02942-7

Summary: A phase 2 trial at Memorial Sloan Kettering Cancer Center (New York, NY) found efficacy and tolerability of nivolumab for dMMR gynecological cancers, and identified biomarkers associated with efficacy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Suppressie van serum-oestrogenen tijdens neoadjuvante behandeling voor mammacarcinoom: letrozol versus exemestaan (0)
2024-04-24 13:30   ( Nieuws )
Tags:  neoadjuvant breast cancer treatment letrozole compared to exemestane
Dr. Bjørn-Erik BertelsenDe aromataseremmer letrozol en de aromatase-inactivator exemestaan zijn twee veelgebruikte middelen voor endocriene behandeling van ER-positief mammacarcinoom (BC). Een multicenterstudie in Noorwegen heeft suppressie van serum-oestrogenen met letrozol versus exemestaan vergeleken in de setting van neoadjuvante behandeling voor postmenopauzaal ER-positief BC. Dr. Bjørn-Erik Bertelsen (Haukeland Universiteitsziekenhuis, Bergen) en collega’s publiceren de studie in Breast Cancer Research and Treatment.1

De cross-over studie includeerde 79 patiënten in twee cohorten, zoals geïllusteerd door de figuur. Veertig patiënten begonnen de neoadjuvante behandeling met letrozol 2,5 mg eenmaal daags, en gingen na twee tot drie maanden over op exemestaan 25 mg eenmaal daags (cohort 1), en 39 patiënten volgden de omgekeerde behandeling (cohort 2). De onderzoekers bepaalden de serumgehalten van oestron (E1) en oestradiol (E2), en van letrozol, exemestaan en 17-hydroxy-exemestaan om de adherentie te controleren.

In cohort 1 waren de gemiddelde baseline-waarden 174 pmol/l voor E1 en 46,4 pmol/l voor E2. Behandeling met letrozol resulteerde in een gemiddelde waarde van 0,2 pmol/l voor E1 en 0,4 pmol/ voor E2. Na cross-over naar exemestaan namen de waarden toe tot 1,4 pmol/l respectievelijk 0,7 pmol/l. In cohort 2 waren de gemiddelde baseline-waarden 159 pmol/l voor E1 en 32,5 pmol/l voor E2. Behandeling met exemestaan resulteerde in afname tot gemiddeld 1,8 pmol/l voor E1 en 0,6 pmol/l voor E2. Na cross-over naar letrozol werden de gemiddelde waarden verder verlaagd naar 0,1 respectievelijk 0,4 pmol/l. De serumwaarden van de middelen lieten goede adherentie zien.

De onderzoekers concluderen dat letrozol vergeleken met exemestaan resulteerde in sterkere suppressie van E1 en E2.

1.Bertelsen B-E, Almas B, Fjermeros K et al. Superior suppression of serum estrogens during neoadjuvant breast cancer treatment with letrozole compared to exemestane. Breast Cancer Res Treat 2024-07313-x

Summary: A multicenter cross-over study in Norway showed that among postmenopausal patients receiving neoadjuvant endocrine therapy for ER-positive breast cancer, letrozole therapy resulted in more profound suppression of serum E1 and E2 compared to exemestane.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Waarde van neoadjuvante PD-(L)1 blokkade in patiënten met resectabel PD-L1-negatief niet-kleincellig longcarcinoom (0)
2024-04-24 12:00   ( Nieuws )
Tags:  resectable PD-L1 negative NSCLC nCIT versus nCT
De waarde van neoadjuvante chemo-immuuntherapie (nCIT) voor patiënten met resectabel niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) zonder expressie van PD-L1 is niet duidelijk. Een meta-analyse van gerandomiseerde gecontroleerde studies (RCTs) heeft uitkomsten met nCIT voor deze patiënten vergeleken met uitkomsten met neadjuvante chemotherapie (nCT). Prof. Cheng-Bo Han (China Medische Universiteit, Shenyang) en collega’s publiceren de meta-analyse in Lung Cancer.1

In de literatuur identificeerden de onderzoekers zes voor het onderwerp relevante studies, met tezamen 3194 patiënten met resectabel NSCLC. Onder de patiënten met PD-L1 expressie lager dan 1% was nCIT vergeleken met nCT geassocieerd met significant betere pathologisch complete responspercentages (18,3% versus 3,0%; OR 5,64; p<0,001), majeure responspercentages (38,9% versus 15,5%; OR 3,57; p<0,001) en gebeurtenisvrije overleving (HR 0,75; p=0,002). Onder de patiënten met PD-L1 expressie 1% of hoger vergeleken met patiënten met PD-L1 expressie lager dan 1% was nCIT geassocieerd met significant hogere pCR-percentage (32,8% versus 18,3%; OR 2,28; p=0,001) en MPR-percentage (53,9% versus 38,9%; OR 1,84; p=0,004) en langere EFS (HR 0,44 versus 0,75). De overall survival was alleen beter met nCIT versus nCT onder patiënten met PD-L1 expressie 1% of hoger maar niet onder patiënten met PD-L1 expressie lager dan 1%.

De onderzoekers concluderen dat ook in patiënten met resectabel NSCLC met PD-L1 expressie lager dan 1% nCIT resulteerde in betere pCR, MPR, en EFS.

1.Zhang S-L, Tian Y, Yu J et al. Is neoadjuvant immunotherapy necessary in patients with programmed death ligand 1 expression-negative resectable non-small cell lung cancer? A systematic review and meta-analysis. Lung Cancer 2024.107799

Summary: Meta-analysis of six RCTs (3,194 patients) found that neoadjuvant chemo-immunotherapy compared with neoadjuvant chemotherapy for resectable NSCLC was associated with improved pCR, MPR, and EFS also among patients with PD-L1 expession less than 1%.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 3-studie van liposomaal irinotecan versus topotecan voor recidiverend kleincellig longcarcinoom (0)
2024-04-23 15:00   ( Nieuws )
Tags:  RESILIENT relapsed SCLC liposomal irinotecan versus topotecan
Prof. Paul BunnKleincellig longcarcinoom (SCLC) wordt gekenmerkt door vroege metastasen, en de meeste patiënten hebben bij diagnose extensief-stadium of metastatische ziekte. Minder dan 10% van de patiënten is vijf jaar na een SCLC-diagnose nog in leven. In het fase 2-gedeelte van de multinationale fase 2-3 studie RESILIENT is activiteit en veiligheid gezien van liposomaal irinotecan voor recidiverend SCLC. Prof. Paul Bunn (University of Colorado, Aurora) en collega’s publiceren in het Journal of Clinical Oncology resultaten van het fase 3-gedeelte van de studie, waarin tweedelijns liposomaal irinotecan voor SCLC werd vergeleken met topotecan, met overall survival als primair eindpunt.1

De studie includeerde 461 volwassen patiënten met recidiverend SCLC na eerstelijns platina-gebaseerde chemotherapie. De patiënten werden 1:1 gerandomiseerd naar intraveneus liposomaal irinotecan 70 mg/m2 iedere twee weken (n=229) of intraveneus topotecan (1,5 mg/m2 eens per dag op vijf achtereenvolgende dagen iedere drie weken; n=232). De mediane duur van follow-up was 18,4 maanden. De mediane OS was 7,9 maanden met liposomaal irinotecan versus 8,3 maanden met topotecan (p=0,36). De mediane centraal-beoordeelde progressievrije overleving was 4,0 maanden met liposomaal irinotecan en 3,3 maanden met topotecan (p=0,71). De centraal-beoordeelde objective response rate was 44,1% met liposomaal irinotecan versus 21,6% met topotecan. Graad 3 of hoger treatment-related adverse events werden gerapporteerd voor 42,0% van de patiënten met liposomaal irinotecan en 83,4% van de patiënten met topotecan.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met recidiverend SCLC, liposomaal irinotecan niet resulteerde in langere OS of PFS dan topotecan, maar wel in hogere ORR en lager percentage patiënten met graad 3 of hoger TRAEs.

1.Spigel DR, Dowlati A, Chen Y et al. RESILIENT part 2: a randomized, open-label phase III study of liposomal irinotecan versus topotecan in adults with relapsed small cell lung cancer. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: Part 2 of the multinational phase 3 RESILIENT study found that among patients with relapsed SCLC, liposomal irinotecan compared with topotecan did not result in improved OS or PFS but did result in higher ORR and lower incidence of grade ≥ 3 TRAEs.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Real-world cohortstudie van durvalumab-consolidatie na chemoradiotherapie voor niet-resectabel stadium III NSCLC (0)
2024-04-23 13:30   ( Nieuws )
Tags:  SPOTLIGHT retrospective study unresectable stage III NSCLC durvalumab after CRT
Dr. Meghan MooradianDe multinationale fase 3-studie PACIFIC-studie heeft laten zien dat na chemoradiotherapie (CRT) voor stadium III niet-resectabel niet-kleincellig longcarcinoom (UR-NSCLC) twaalf maanden durvalumab-consolidatie vergeleken met placebo geassocieerd was met signficante verbetering van progressievrije overleving en overall survival. De retrospectieve SPOTLIGHT-studie heeft de uitkomsten van stadium III UR-NSCLC met of zonder durvalumab-consolidatie na CRT in de klinische praktijk in de Verenigde Staten geïnventariseerd. Dr. Meghan Mooradian (Massachusetts General Hospital, Boston) en collega’s publiceren resultaten van SPOTLIGHT in JAMA Network Open.1

In een gedeïdentificeerde Amerikaanse patiënten-database identificeerden de onderzoekers patiënten met een diagnose stadium III UR-NSCLC na begin 2011 die CRT kregen en tenminste 15 maanden na voltooiing van de CRT gevolgd werden. Onder deze patiënten waren er 332 die durvalumab-consolidatie kregen (‘durvalumab cohort’) en 137 die geen consolidatiekregen (‘nondurvalumab cohort’). De mediane duur van CRT was 1,6 maanden (IQR 1,4-1,8) in het durvalumab cohort en 1,5 maanden (1,4-1,8) in het nondurvalumab cohort. De mediane tijd tot discontinuering van durvalumab was 9,5 maanden. De mediane tijd tot eerste volgende therapie (TFST) en tot afstandsmetastase of overlijden (TTDM) werden niet bereikt in het durvalumabcohort en waren 8,3 maanden (95%-bti 4,8-11,8) respectievelijk 11,3 maanden (6,4-14,5) in het nondurvalumab cohort. De mediane progressievrije overleving was 17,5 maanden (95%-bti 13,6-24,8) in het durvalumab cohort en 7,6 maanden (5,2-9,8) in het nondurvalumab cohort, en de mediane overall survival was niet-bereikt in het durvalumab cohort en was 19,4 maanden (11,7-24,0) in het nondurvalumab cohort.

De onderzoekers concluderen dat de resultaten van SPOTLIGHT consistent waren met die van PACIFIC. Nader onderzoek is vereist naar de reden waarom patiënten in het nondurvalumab cohort geen durvalumab kregen.

1.Mooradian MJ, Cai L, Wang A et al. Durvalumab after chemoradiotherapy in patients with unsesectable stage III non-small cell lung cancer. JAMA Network Open 2024;7:e247542

Summary: The retrospective SPOTLIGHT cohort study found that after chemoradiotherapy for real-world patients with stage III unresectable NSCLC, durvalumab consolidation was associated with lower risk of progression and/or death.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Biomarker- versus MRI-gebaseerde strategie voor screening op prostaatcarcinoom (0)
2024-04-23 12:00   ( Nieuws )
Tags:  STHLM3-MRI trial biomarker vs MRI-enhanced strategies for prostate cancer screening
Lars BjörneboVeel richtlijnen voor prostaatcarcinoom bevelen MRI voorafgaand aan biopsie aan, maar de beschikbaarheid van MRI is beperkt. De gerandomiseerde STHLM3-MRI studie in Zweden heeft gebruik van een bloed-gebaseerde biomarker vergeleken met MRI-gebaseerde screening op prostaacarcinoom geëvalueerd. PhD-kandidaat Lars Björnebo (Karolinska Instituut, Stockholm) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie, uitgevoerd in Stockholm, includeerde 12.743 mannen in de leeftijd van 50 tot en met 74 jaar zonder eerdere prostaatcarcinoom-diagnose. De deelnemers stonden bloedmonsters af voor de bepaling van PSA en Stockholm3. Nadat de bloedtesten uitgevoerd waren, werden de deelnemers 2:3 gerandomiseerd naar Stockholm3-test met systematische biopsie (biomarkergroep; n=5134) of PSA gevolgd door MRI met systematische en gerichte biopsie (MRI-enhanced groep; n=7609). In de biomarkergroep ondergingen mannen met een Stockholm3 risicoscore 0,15 of hoger systematische biopsie. In de MRI-enhanced groep ondergingen mannen met PSA 3 mg/ml of hoger MRI en ondergingen mannen met PI-RADS score 3 of hoger gerichte en systematische biopsie. Het primaire eindpunt van de studie was detectie van klinisch significant prostaatcarcinoom (Gleason score ≥3+4).

In de biomarkergroep hadden 413 mannen (8%) Stockholm3 risicoscore 0,15 of hoger zodat ze werden verwezen voor systematische biopsie. In de MRI-enhanced groep hadden 929 mannen (12,2%) een PSA-niveau van 3 mg/ml of hoger en werden verwezen voor MRI met biopsie als ze een PI-RADS score 3 of hoger hadden. Detectie van klinisch significant prostaatcarcinoom was vergelijkbaar in de twee groepen: 2,3% in de biomarkergroep en 2,5% in de MRI-enhanced groep (relatieve proportie 0,92; 95%-bti 0,73-1,15). In de biomarkergroep werden meer biopsieën uitgevoerd dan in de MRI-enhanced groep (6,3% versus 4,4%; RP 1,43; 95%-bti 1,23-1,66) en werden meer indolente prostaatcarcinomen gedetecteerd (1,2% versus 0,5%; 2,21; 1,49-3,27).

De onderzoekers concluderen dat voor het detecteren van klinisch significant prostaatcarcinoom een Stockholm3 test gecombineerd met systematische biopsie vergelijkbaar was met MRI-gebaseerde screening met PSA-niveaus en systematische en gerichte biopsie, maar wel resulteerde in meer biopsieën en detectie van meer indolente prostaatcarcinomen.

1.Björnebo L, Discaccaciati, Falagario U et al. Biomeraker vs MRI-enhanced strategies for prostate cancer screening. The STHLM3-MRI randomized clinical trial. JAMA Network Open 2024;7:e247131

Summary: The STHLM3-MRI randomized clinical trial in Sweden found that combining a Stockholm3 test with systematic biopsies is comparable with MRI-based screening with PSA levels and systematic and targeted biopsies for detection of clinically significant prostate cancer, although this approach resulted in more biopsies as well as detection of a greater number of indolent cancers.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van bendamustine-lymfodepletie voorafgaand aan liso-cel voor grootcellig B-cel lymfoom (0)
2024-04-22 15:00   ( Nieuws )
Tags:  LBCL bendamustine lymphodepletion before lisocabtagene maraleucel
Dr. Marco RuellaAnti-CD19 CAR T-celtherapie is een standaard-behandeling voor recidiverend en/of refractair grootcellig B-cel lymfoom (R/R LBCL). Een retrospectieve studie van de University of Pennsylvania (Philadelphia) heeft lymfodepletie met bendamustine voorafgaand aan lisocabtagene maraleucel (liso-cel) geëvalueerd. Dr. Marco Ruella en collega’s publiceren de studie in het Journal of Hematology & Oncology.1

Tussen begin mei 2021 en eind december 2023 kregen in het ziekenhuis van de universiteit 31 patiënten liso-cel na bendamustine-lymfodepletie, onder wie zeven patiënten (22,6%) die niet voldeden aan de inclusiecriteria van de liso-cel registratiestudies, in de meeste gevallen omdat ze te oud waren. Deze figuur laat de resultaten zien. Overall respons werd gezien in 76,9% en complete respons in 73,1%. Tijdens mediaan 6,3 maanden follow-up waren de zes-maands percentages 59,9% voor progressievrije overleving en 91,1% voor overall survival. Cytokine release syndrome en neurotoxiciteit werden beide gezien in 9,7% van de patiënten (alleen graad 1 en 2). Er waren geen infecties in de eerste dertig dagen na infusie van liso-cel. Graad 3 of hoger neutropenie en trombocytopenie werden gezien in 29,0% respectievelijk 9,7%.

De onderzoekers concluderen dat bendamustine-lymfodepletie gevolgd door liso-cel resulteerde in tumorresponsen met een mild toxiciteitsprofiel.

1.Ghilardi G, Paruzzo L, Patel V et al. Efficacy and safety of bendamustine for lymphodepletion before lisocabtagene maraleucel. J Hematol Oncol 2024;17:19

Summary: A retrospective study at the University of Pennsylvania (Philadelphia) found that among patients with large B-cell lymphoma, bendamustine lymphodepletion followed by lisocabtagene maraleucel resulted in tumor responses while ensuring a mild toxicity profile.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 1a-studie van ivonescimab voor patiënten met gevorderde solide tumoren (0)
2024-04-22 13:30   ( Nieuws )
Tags:  advanced solid tumors ivonescimab
Prof. Jermaine CowardEr zijn aanwijzingen dat VEGF-remmers de therapeutische werkzaamheid van PD-(L)1 antilichamen kunnen versterken door omzetting van de immuunsuppressieve micro-omgeving van de tumoren (TME) in een immuunresponsieve TME. Ivonescimab is een first-in-class bispecifiek antilichaam gericht op zowel PD-1 als VEGF-A. Een multicenter fase 1a-studie in Australië heeft ivonescimab voor patiënten met gevorderde solide tumore geëvalueerd. Prof. Jermaine Coward (Icon Cancer Centre, Brisbane) en collega’s publiceren de studie in het Journal for ImmunoTherapy of Cancer.1


De studie includeerde 51 patiënten die in de 3+3+3 doseringsescalatie design oplopende doseringen ivonescimab kregen (0,3 to 30 mg/kg iedere twee weken). Er waren twee doseringslimiterende toxiciteiten met 30 mg/kg; de hoogst-verdragen dosering werd bepaald op 20 mg/kg iedere twee weken. Met deze dosering werden graad 3 of hoger treatment-related adverse events gezien in 27,5% van de patiënten, vooral hypertensie, verhoogde aminozuurtransferasen, en colitis. De figuur toont de werkzaamheidsuitkomsten. Onder de 47 voor werkzaamheid evalueerbare patiënten was de bevestigde objective response rate 25,5% en de disease control rate 63,8%. Onder negentien patiënten met platinaresistent ovariumcarcinoom hadden vijf partiële respons (26,3%). Er waren ook signalen van werkzaamheid in patiënten met pMMR colorectaalcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom, en dMMR en pMMR endometriumcarcinoom.

De onderzoekers concluderen dat ivonescimab een manageable veiligheidsprofiel en veelbelovende werkzaamheid had voor meerdere typen gevorderde solide tumoren.

1.Frentzas S, Mislang ARA, Lemech C et al. Phase 1a dose escalation study of ivonescimab (AK112/SMT112), and anti-PD-1/VEGF-A bispecific antibody, in patients with advanced solid tumors. J ImmunoTher Cancer 2024-008037

Summary: A multicenter phase 1a trial in Australia found manageable safety and promising efficacy of ivonescimab in multiple solid tumors.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)