Dr. Soo
Kyung Ahn (Mamms Clinic, Seoel) en collega’s hebben onderzocht of er een verband
bestaat tussen door neoadjuvante chemotherapie geïnduceerde ovariumdysfunctie (CIOD)
in mammacarcinoompatiënten en de respons. De uitkomsten van de studie zijn online gepubliceerd in Annals of Surgical Oncology.1 De onderzoekers
analyseerden gegevens van 343 premenopauzale patiënten in Seoel die tussen 2006
en 2010 neoadjuvante chemotherapie kregen.
CIOD werd
gezien in 264 van de 343 patiënten (76,9%). De klinische respons was
significant hoger in patiënten met CIOD (65,2%) dan in patiënten zonder CIOD
(51,9%; p=0,033). Het mediane FSH-niveau na neoadjuvante chemotherapie was
significant hoger in patiënten met klinische respons (68,7± 34,5 IU/l) dan in
patiënten zonder klinische respons (59,8 ± 34,3 IU/l; p=0,021). In multivariate
analyse was CIOD onafhankelijk geassocieerd met klinische respons (OR 0,523;
p=0,024). Uit subgroep-analyses bleek dat de associatie tussen CIOD en
klinische respons alleen significant was in patiënten met ER-positief mammacarcinoom (p=0,025)
maar niet in patiënten met ER-negatief mammacarcinoom (p=0,818). Pathologisch
complete respons werd gezien in 8,7% van de patiënten met CIOD en 6,3% van de
patiënten zonder CIOD. Dit verschil was niet significant (p=0,497).
De
onderzoekers concluderen dat CIOD tijdens neoadjuvante chemotherapie
geassocieerd is met klinische respons maar niet met pCR, en dat de associatie
alleen wordt gezien in ER-positief mammacarcinoom.
1.Ahn SK, Lee HB, Han W et al. Impact of chemotherapy-induced ovarian dysfunction on response to
neoadjuvant chemotherapy in breast cancer. Ann Surg Oncol 2015; epub ahead of
print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)