Het is al
enkele decennia bekend dat veranderingen in glycaanstructuren een vroeg signaal
van maligniteit kunnen zijn. Er zijn echter pas sinds kort aanwijzingen dat
deze veranderingen niet alleen gevolg maar misschien ook een drijvende kracht
achter maligne transformatie kunnen zijn. Dit schrijven Ivan Olegovich Potapenko en zijn
collega’s van de Universiteit van Oslo online in Molecular Oncology.1 In de publicatie presenteren ze een
studie van verschillen tussen mammacarcinoom-subtypes in genexpressiesignaturen
van glycaan-gerelateerde genen, en de associaties van die verschillen met
klinische uitkomsten.
De
onderzoekers bestudeerden de expressie van 419 genen die coderen voor
functioneel relevante glycaan-gerelateerde genen in monsters van 454 invasieve
mammacarcinomen, 31 DCIS en 79 niet-maligne borstweefsel. Ze valideerden de
resultaten in een voorheen gepubliceerde dataset van 1960 mammacarcinomen. Uit
de analyses blijkt dat DCIS in expressie van glycaan-gerelateerde genen meer op
carcinoom lijkt dan op niet-maligne weefsel. Er zijn wel duidelijke verschillen
tussen DCIS en carcinomen in expressie van genen die gerelateerd zijn aan
glycosaminoglycanen en N-glycanen. DCIS die van elkaar verschillen in agressiviteit
vertonen verschillen in genen die betrokken zijn bij sulfatering van
glycosamineglycanen en bij de regulering van adhesie-eiwitten.
Potapenko en
collega’s zien verschillen in glycaan-gerelateerde genen tussen verschillende
intrinsieke subtypes van de carcinomen. In Basal-like subtype carcinomen zijn
verschillen in expressie van glycaan-gerelateerde genen geassocieerd met
verschillen in overleving. De onderzoekers zien ook aanwijzingen voor een
belangrijke rol van glycolipiden bij de carcinogenese.
1.Potapenko IO, Lüders T, Russnes HG et al.
Glycan-related gene expression signatures in breast cancer subtypes; relation
to survival. Mol Oncol 2015; epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)