Vrouwen met
atypische hyperplasie (AH) in een benigne borstbiopt hebben een verhoogd risico
van de ontwikkeling van mammacarcinoom. Er is echter geen duidelijkheid over de
relatie tussen mate of type AH (atypische ductale hyperplasie versus atypische
lobulaire hyperplasie; ADH versus ALH) en het risico. Dr. Laura Collins
(Harvard Medical School, Boston) en collega’s hebben deze relatie onderzocht in een patiënt-controlestudie in de cohorten van de
Nurses’ Health Studies. De uitkomsten van de studie zijn online gepubliceerd in Cancer.1
De
onderzoekers bestudeerden retrospectief de slides van 488 patiënten die
mammacarcinoom hadden ontwikkeld ondanks een eerdere benigne biopsie en de
slides van 1907 controlevrouwen die na een benigne biopsie vrij waren gebleven
van mammacarcinoom. De slides werden gecategoriseerd als niet-proliferatief, proliferatief
zonder atypie, of AH (ADH of ALH). De onderzoekers noteerden ook het aantal
foci.
Onder vrouwen
met ADH was de relatie tussen de mate van atypie en het risico van
mammacarcinoom niet significant: voor één of twee foci was de OR van
mammacarcinoom 3,5, voor drie of meer foci was de OR 2,7 (p=0,41). Ook onder vrouwen
met ALH was er geen statistisch significant verschil in de relatie tussen de
mate van atypie en het risico van mammacarcinoom: voor één of twee foci was de
OR 5,2 en voor drie of meer foci was de OR 8,0 (p=0,19).
De
onderzoekers concluderen dat de mate van ADH of ALH niet significant bijdraagt
aan het risico van mammacarcinoom.
1.Collins LC, Aroner SA, Conolly JL et al. Breast
cancer risk by extent and type of atypical hyperplasia: an update from the Nurses’
Health Studies. Cancer 2015; epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)