In een voorstudie van de CAN-NCIC-MA.22 studie is gezien dat neoadjuvante chemotherapie de RNA-integriteit in tumoren van patiënten met mammacarcinoom verlaagt. De onderzoekers noemden dit fenomeen ‘RNA-disruptie’. Dr. Maureen Trudeau (Sunnybrook Health Sciences Centre, Toronto) en collega’s hebben nu in het MA.22-cohort een studie uitgevoerd van de associatie tussen RNA-disruptie halverwege de neoadjuvante therapie en de pCR na de neoadjuvante therapie en de ziektevrije overleving tot 108 maanden na de behandeling. De uitkomsten van de studie worden vandaag online gepubliceerd in Breast Cancer Research and Treatment.¹

De onderzoekers hebben een RNA disruption assay ontwikkeld die drie stadia van disruptie onderscheidt: inadequate (zone 1), intermediaire (zone 2) en hoge (zone 3) disruptie. Deze assay identificeerde meer dan viermaal meer pCR-responders dan klinische respons door calipers. De pCR-responders waren geclusterd in zone 3, ongeacht tumor-subtype. De ziektevrije overleving was ongeveer tweemaal langer voor patiënten met tumoren in zone 3 dan voor patiënten met tumoren in zone 1. Kaplan-Meier overlevingscurves lieten zien dat hoge tumor-RNA disruptie geassocieerd was met toegenomen ziektevrije overleving. De ziektevrije overleving van niet-pCR patiënten met tumoren in zone 3 was gelijk aan die van pCR-patiënten in verschillende tumor-subtypen; ook in patiënten met HR-positieve tumoren die zelden pCR bereiken.

De onderzoekers concluderen dat de RNA-disruptie assay als biomarker van de respons op chemotherapie superieur is aan pCR.

1.Parissenti AM, Guo B, Pritzker LB et al. Tumor RNA disruption predicts survival benefit from breast cancer chemotherapy. Breast Cancer Res Treat 2015; epub ahead of print