Reconstructie van lumptectomie-defecten met reductie-mammoplastietechnieken kan de esthetische uitkomsten en patiënttevredenheid verbeteren. Een punt van zorg is dat het benodigde substantiële weefselrearrangement mammografische follow-up zou kunnen bemoeilijken en zou kunnen resulteren in toename van volgende biopsieën. Dr. Merisa Piper (University of California in San Francisco) hebben een retrospectieve studie uitgevoerd van 49 patiënten die tussen 2001 en 2009 oncoplastische reductie-mammoplastie ondergingen en van 49 voor leeftijd gematchte patiënten die lumpectomie zonder reconstructie ondergingen. De uitkomsten van de studie worden vandaag online gepubliceerd in Annals of Surgical Oncology.¹


Uit de vergelijking blijkt dat er zes maanden, twee jaar, en vijf jaar na de ingreep geen significante verschillen waren tussen beide groepen in abnormale mammografische vindingen die biopsie noodzakelijk maakte (p>0,05 op alle tijdstippen). Er was ook geen significant verschil tussen beide groepen in vijf-jaars biopsieperentage: 18% in het lumpectomie-cohort versus 24% in het oncoplastisch-mammoplastie cohort (p=0,46). De cancer-to-biopsy ratio was 33% in het lumpectomie-cohort versus 42% in het oncoplastisch-mammoplastie cohort (p=1,00).

De onderzoekers concluderen dat oncoplastische mammoplastie niet geassocieerd is met toegenomen incidentie van postoperatieve mammografie-abnormaliteiten of onnodige biopsieën vergeleken met alleen lumpectomie.

1.Piper M, Peled AW, Sbitany H et al. Comparison of mammographic findings following oncoplastic mammoplasty and lumpectomy without reconstruction. Ann Surg Oncol 2015; epub ahead of print