Een studie
in Taiwan heeft de associatie onderzocht tussen chronische hepatitis C (CHC) en
het risico van mondcarcinoom, alsmede de impact van antivirale therapie voor
CHC op het risico van mondcarcinoom. De studie is gebaseerd op gegevens in de
onderzoeksdatabase van de Nationale Gezondheidsverzekering van Taiwan. Prof. Jia-Horng
Kao (Nationale Taiwan Universiteit, Taipei) en collega’s publiceren de studie online in het International
Journal of Cancer.1
De
onderzoekers vergeleken CHC-patiënten met voor leeftijd, geslacht, en
comorbiditeiten gematchte niet-CHC patiënten. De beide cohorten bestonden uit
100.058 patiënten (50% mannen; gemiddelde leeftijd 59 jaar). Na correctie voor
confounders was CHC-infectie geassocieerd met significant verhoogd risico van
mondcarcinoom (HR 1,677; p<0,001). Een tweede vergelijking betrof
CHC-patiënten die anti-HCV therapie kregen (gepegyleerd interferon plus ribavarine)
met gematchte CHC-patiënten die geen anti-HCV therapie kregen (n=23.735
patiënten in beide cohorten). Na correctie voor confounders was het risico van
mondcarcinoom significant lager in de groep patiënten die anti-HCV therapie
kregen (HR 0,652; p=0,007). Ook na exclusie van patiënten met mondcarcinoom in
het eerste jaar van CHC of anti-HCV therapie bleven de associaties statistisch
significant.
De
onderzoekers concluderen dat CHC het risico van mondcarcinoom significant
verhoogde, en dat antivirale therapie voor CHC het risico van mondcarcinoom
significant verlaagde.
1.Su
T-H, Tseng T-C, Liu C-J et al. Antiviral
therapy against chronic hepatitis C is associated with a reduced risk of oral
cancer. Int J Cancer 2019; epub ahead of print
Summary: A study in Taiwan found that patients
with chronic hepatitis C had a significantly increased risk of oral cancer, and
that PegIFN/RBV antiviral therapy significantly reduced the risk of HCV-related
oral cancer.
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)