Mammacarcinoomatiënten
met pathologisch residuele invasieve ziekte na neoadjuvante chemotherapie
hebben een intermediair tot hoog recidiefrisico. Het is niet bekend of deze
patiënten baat hebben bij verdere systemische chemotherapie. Dr. Masakazu Toi (Universiteit
van Kyoto) en collega’s hebben dit onderwerp onderzocht in de fase 3-studie CREATE-X,
in centra in Japan en Zuid-Korea. Toi presenteert de uitkomsten van CREATE-X
vandaag op het San Antonio Breast Cancer Symposium.1
De
deelneemsters waren patiënten met HER2-negatieve residuele ziekte na
anthracycline- en/of taxaan-bevattende neoadjuvante chemotherapie. Ze werden
gerandomiseerd naar standaardbehandeling (radiotherapie en indien van
toepassing hormoontherapie) met (n=440) of zonder (n=455) acht cycli
capecitabine. De mediane leeftijd was 48 jaar; 63,5% was HR-positief. De
relatieve doseringsintensiteit van capecitabine was 78,8%.
De follow-up
zou vijf jaar duren, maar na een interimanalyse in augustus 2015, twee jaar na
inclusie van de laatste patiënt, adviseerde de onafhankelijke
datamonitoringscommissie de studie te ontblinden. Ten tijde van de
interimanalyse waren DFS-gebeurtenissen gezien in 18,8% van de patiënten in de
capecitabine-arm versus 24,7% in de controle-arm, en OS-gebeurtenissen in 6,5% in
de capecitabine-arm versus 9,3% in de controle-arm. In Kaplan-Meier analyse was
de twee-jaars DFS 87,3% met capecitabine versus 80,5% zonder capecitabine (HR
0,688; p=0,001) en de twee-jaars OS 96,2% met capecitabine versus 93,3% zonder
capecitabine (HR 0,658; p=0,086). De bijwerkingen van capecitabine waren
beheersbaar.
De
onderzoekers concluderen dat adjuvant gebruik van capecitabine in vrouwen met
HER2-negatieve residuele ziekte na neoadjuvante chemotherapie resulteert in
verbetering van de ziektevrije overleving, en mogelijk ook van de overall survival. Een kosten-baten
analyse wordt momenteel uitgevoerd.
1.SABCS 2015; abstr.
S1-07
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)