Er is geen duidelijkheid over de optimale fractionering van radiotherapie na mastectomie voor hoog-risico mammacarcinoom. Een non-inferioriteits fase 3-studie in China heeft hypogefractioneerde RT over drie weken vergeleken met conventioneel-gefractioneerde RT over vijf weken. Prof. Ye-Xiong Li (Peking Union Medical College, Beijing) en collega’s publiceren de studie online in The Lancet Oncology.¹

De studie includeerde patiënten in de leeftijd van 18 tot en met 75 jaar die mastectomie hadden ondergaan voor hoog-risico mammacarcinoom (stadium T3-4 of tenminste vier positieve axillaire lymfeklieren). Ze werden gerandomiseerd naar RT 50 Gy in 25 fracties over vijf weken (n=414) of 43,5 Gy in 15 fracties over drie weken (n=406). Het primaire eindpunt was vijf-jaars locoregionaal recidief, met een non-inferioriteitsmarge van 5%. Na mediaan 58,8 maanden follow-up was locoregionaal recidief gezien in zestig patiënten (7%): 31 in de groep met hypogefractioneerde RT en 29 in de groep met conventioneel gefractioneerde RT (8,3% versus 8,1%; p voor non-inferioriteit <0,0001). Er waren geen significante verschillen tussen de groepen in acute of late toxiciteiten, behalve dat in de groep met hypogefractioneeerde RT minder patiënten graad 3 acute huidtoxiciteit hadden dan in de groep met conventioneel-gefractioneerde RT (3% versus 8%; p<0,0001).

De onderzoekers concluderen dat postmastectomie hypogefractioneerde radiotherapie voor hoog-risico mammacarcinoom niet inferieur was aan conventioneel-gefractioneerde radiotherapie. De toxiciteiten in beide groepen waren vergelijkbaar.

1.Wang S-L, Fang H, Song Y-W et al. Hypofractionated versus conventional fractionated postmastectomy radiotherapy for patients with high-risk breast cancer: a randomised, non-inferiority, open-label, phase 3 trial. Lancet Oncol 2019; epub ahead of print

Summary: A non-inferiority phase 3 study in China found that postmastectomy hypofractionated radiotherapy for high-risk breast cancer was non-inferior to conventional fractionated radiotherapy. The toxicities in the two groups were similar.