In CLL kan progressieve ziekte (PD) na remissie op eerstelijns behandeling zich presenteren met verschillende fenotypen. Het ‘ALC’-fenotype wordt gekenmerkt door toename van het absolute lymphocyte count, en het ‘Ly’-fenotype door lymfadenopathie. Een analyse van drie Duitse fase 3-studies heeft onderzocht of het fenoype van PD geassocieerd is met de uitkomsten. Dr. Othman Al-Sawaf (Universiteit van Keulen) en collega’s publiceren de analyse online in het American Journal of Hematology.¹

De analyse includeerde deelnemers van de fase 3-studies CLL8, 10, en 11 van de Deutsche CLL Studiengruppe (GCLLSG). Na eerstelijns (immuno-)chemotherapie werd progressie gezien in 968 van 2159 patiënten. Het PD-fenotype was ALC in 241 patiënten en Ly in 727 patiënten, inclusief 329 patiënten met beide fenotypen. Onder fit patients was de mediane tijd tot volgende behandeling na PD 12,3 maanden in de Ly-groep versus 17,0 maanden in de ALC-groep (HR 1,299; p=0,024). De mediane overall survival na PD was 45,1 maanden in de Ly-groep versus 42,4 maanden in de ALC-groep (p=0,885). Onder unfit patients was de mediane TTNT 11,7 maanden in de Ly-groep versus 21,4 maanden in de ALC-groep (HR 1,357; p=0,019), en de mediane OS 42,8 maanden in de Ly-groep versus niet-bereikt in de ALC-groep (HR 1,851; p=0,001). Patiënten in de Ly-groep hadden ook meer frequent verminderde kwaliteit van leven.

De onderzoekers concluderen dat patiënten met Ly-fenotype progressie kortere TTNT en OS en slechtere kwaliteit van leven hadden dan patiënten met ALC-fenotype progressie.

1.Al-Sawaf O, Bazeos A, Robrecht S et al. Mode of progression after first line treatment correlates with outcome of chronic lymphocytic leukemia (CLL). Am J Hematol 2019; epub ahead of print

Summary: An analysis of three German phase 3 studies found that in patients with progression of CLL following remission after first line immunochemotherapy, the prognosis is worse with lymphadenopathy phenotype progression than with increasing absolute lymphocyte count phenotype progression.