Dr. Tarah
Ballinger (Indiana University, Indianapolis) en collega’s hebben een studie
uitgevoerd van energieparameters van patiënten met vroeg-stadium
mammacarcinoom, en van veranderingen daarvan tijdens en na verschillende
behandelingen. Ze publiceren de studie online in Breast Cancer Research
and Treatment.1 De studie includeerde 83 patiënten met stadium o
tot III ziekte in drie cohorten: patiënten in cohort A kregen alleen lokale
behandeling, patiënten in cohort B kregen endocriene therapie, en patiënten in
cohort C kregen chemotherapie met of zonder endocriene therapie. Er waren geen
significante verschillen tussen de cohorten in DEXA-bepaalde
lichaamssamenstelling (lichaamsvet of vetvrije massa) en body mass index.
Voor aanvang
van de behandelng, na zes maanden, en na twaalf maanden werd de energetische
capaciteit van de patiënten bepaald op een stationaire fiets. Voor aanvang
hadden de patiënten lage en uiteenlopende niveaus van power generation (gemiddeld 1,55 W per kg vetvrije lichaamsmassa;
SD 0,88). De figuur laat zien dat in alle drie de cohorten de power generation afnam, significant in de cohorten B (p=0,008) en C
(p<0,001). In geen van de cohorten was de power generation na twaalf maanden terug op het niveau van voor de
behandeling. Patiënten in cohort C verloren significant vetvrije lichaamsmassa
(gemiddeld -1,5 kg; p=0,007); dit was niet het geval in cohort B (gemiddeld -
0,2 kg; p=0,69).
De
onderzoekers concluderen dat patiënten met vroeg-stadium mammacarcinoom lage en
uiteenlopende niveaus van power generation hadden, met verslechtering tijdens
primaire therapie en zonder spontaan herstel binnen twaalf maanden.
1.Ballinger TJ, Reddy A, Althouse SK
et al. Impact of primary breast cancer therapy on energetic capacity and body
composition. Breast Cancer Res Treat 2018; epub ahead of print