Chilhood cancer survivors (CCSs) hebben
een verhoogd risico van subsequent malignant neoplasms (SMNs). De Dutch Childhood Cancer Oncology Group
(DCOG) heeft de invloed van chemotherapie op dit risico onderzocht in een
cohort van CCSs die tenminste vijf jaar na de diagnose overleefden. AMC-promovendus
Jop Teepen en collega’s publiceren de studie online in het Journal of Clinical
Oncology.1
Het
studiecohort bestond uit 6165 vijf-jaars Nederlandse CCSs met een diagnose
tussen begin 1963 en eind 2001. Gedurende mediaan 20,7 jaar follow-up (range
5,0 tot 49,8 jaar) vanaf de eerste diagnose werden 291 SMNs gezien in 261 CCSs,
overeenkomend met een standardized
incidence ratio 5,2 (95%-bti 4,6-5,8) en excess absoluut risico 20,3 per
10.000 persoonsjaren. De cumulatieve 25-jaars incidentie van SMNs was 3,9% (95%-bti
3,4%-4,6%) zonder merkbare verandering voor CSSs die in de jaren negentig waren
behandeld vergeleken met eerder behandelden.
Gebruik van
doxorubicine was doserings-afhankelijk geassocieerd met verhoogd risico van
alle solide maligniteiten tezamen (p trend <0,001) en mammacarcinoom (p
trend <0,001). De doxorubicine-mammacarcinoom doseringsrespons was sterker
in overlevers van met Li-Fraumeni syndroom samenhangende maligniteiten dan
overlevers van andere maligniteiten (p voor verschil 0,008). Behandeling met
cyclofosfamide was doseringsafhankelijk geassocieerd met het risico van sarcoom
(p trend 0,01).
De
onderzoekers concluderen dat de studie suggereert dat blootstelling van
kinderen aan doxorubicine het lange-termijn risico van solide maligniteiten en
mammacarcinoom verhoogt, terwijl blootstelling aan cyclofosfamide geassocieerd
is met verhoogd risico van sarcomen.
1.Teepen
JC, van Leeuwen FE, Tissing WJ et al. Long-term risk of subsequent malignant neoplasms after treatment of
childhood cancer in the DCOG LATER study chohort: role of chemotherapy. J Clin
Oncol 2017; epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)