Mammacarcinoom
wordt onderscheiden in verscheidene moleculaire subtypen met verschillende
prognoses en mogelijk verschillende etiologie. Prof. Giske Ursin
(Kreftregisteret, Oslo) en collega’s hebben een studie uitgevoerd van de
associaties van reproductie- en hormonale factoren met de verschillende
subtypen. Ze publiceren de uitkomsten van de studie online in Breast
Cancer Research.1 De studie is gebaseerd op gegevens van vrouwen
die deelnamen aan het Noorse mammacarcinoomscreening-programma tussen 2006 en
2015.
Voor 4748
patiënten was informatie beschikbaar over ER-, PR- en HER2-expressie. De
subtypen werden gedefinieerd als luminal A-like (ER+ PR+ HER2-), luminal B-like
(ER+ PR- HER2- of ER+ PR+/PR-HER2+), HER2-positief (ER- PR- HER2+) en triple
negatief (ER- PR- HER2-). De onderzoekers bepaalden in de case-controlstudie de
associaties van de verschillende subtypen met leeftijd bij eerste bevalling,
aantal zwangerschappen, gebruik van orale contraceptiva, IUDs, en menopauzale
hormoontherapie. De analyses werden
gecorrigeerd voor leeftijd, body mass index, opleidingsniveau, leeftijd bij
menarche, aantal zwangerschappen, en menopauzale status.
Het aantal
zwangerschappen was invers geassocieerd met het relatief risico van
luminal-like mammacarcinoom (p trend ≤ 0,02). Er was een niet-significante
trend van een inverse associatie tussen het aantal zwangerschappen het
HER2-positief (OR 0,60; 95%-bti 0,31-1,19) en triple negatief (OR 0,70; 95%-bti
0,41-1,21) mammacarcinoom. Vrouwen die vier of meer zwangerschappen hadden
doorgemaakt hadden een meer dan 40% lager risico van luminal-like en
HER2-positief mammacarcinoom dan vrouwen die nooit zwanger waren geweest. Vrouwen
die oestrogeen- en progesterontherapie gebruikten hadden een bijna driemaal
verhoogd risico van luminal A-like mammacarcinoom (OR 2,92; 95%-bti 2,36-3,62)
vergeleken met nooit-gebruiksters, maar hadden geen verhoogd risico van
HER2-positief (OR 0,88; 95%-bti 0,33-2,30) of triple negatief (OR 0,92; 95%-bti
0,43-1,98) subtype.
De
onderzoekers concluderen dat reproductiefactoren tot op zekere hoogte
geassocieerd waren met alle subtypen; de sterkste associaties werden
gezien voor luminal-like subtypen.
Hormoontherapie was sterk geassocieerd met het risico van luminal-like subtype,
en minder met het risico van HER2-positief of triple negatief subtype. De
studie suggereert dat er enige etiologische verschillen bestaan tussen
subtypen.
1.Ellingjord-Dale
M, Vos L, Tretli S et al. Parity,
hormones and breast cancer subtypes – results from a large nested case-control
study in a national screening program. Breast Cancer Res 2017; epub ahead of
print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)