Prof.
Susanne Kjaer (Rigshospitalet, Kopenhagen) en collega’s hebben een studie
uitgevoerd van het carcinogene potentieel van dertien afzonderlijke persisterende
HPV-typen. Ze publiceren de studie online in het International
Journal of Cancer.1 De onderzoekers verzamelden tussen begin
2002 en eind 2005 40.399 vloeistof-gebaseerde cervixmonsters, die ze met hybrid capture 2 testten op HPV en
genotypeerden met INNO-LiPAv2. Persistentie werd gedefinieerd als detectie van
hetzelfde genotype met een interval van tenminste een jaar. Het eindpunt van de
studie was het risico van CIN3 of hoger (CIN3+).
HPV-positiviteit
werd gezien voor 2875 vrouwen, onder wie 874 persistentie hadden van één of
meer HPV-typen en 761 van slechts één type. Persistentie van HPV16 was
geassocieerd met het hoogste risico van CIN3+, met een acht-jaars absoluut
risico van 55% (95%-bti 45%-66%), gevolgd door HPV33 (33%; 95%-bti 20%-50%),
HPV18 (32%; 95%-bti 20%-48%), en HPV31 (31%; 95%-bti 21%-46%). Persistentie van
HPV56 was geassocieerd met het laagste acht-jaars absoluut risico van CIN3+
(3%; 95%-bti 0,4%-290%).
De
onderzoekers concluderen dat de studie inzicht verschaft in het uiteenlopende
carcinogene potentieel van afzonderlijke persistente oncogene HPV-typen. Dit
inzicht kan implicaties hebben voor het klinisch gebruik van HPV-testen.
1.Sand
FL, Munk C, Frederiksen K et al. Risk of CIN3 or worse with persistence of 13 individual oncogenic HPV
types. Int J Cancer 2018; epub ahead of print
Summary: A study in Denmark showed varying cervical
carcinogenic potential of individual persistent oncogenic HPV types. This may
have implications for the clinical use of HPV testing.
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)