Dr. Sabine
Kayser (Universiteit van Heidelberg) en collega’s hebben een studie uitgevoerd
van uitkomsten van verschillende frontline-behandelingen voor therapie-gerelateerde
acute promyelocytische leukemie (t-APL). Ze publiceren de studie vandaag online in Leukemia.1
Deelnemers aan de studie waren 103 volwassen t-APL patiënten. Zeven patiënten
werden behandeld met alleen all-trans retinoïnezuur (ATRA) , 24 met ATRA in
combinatie met arseentrioxide (ATO), 53 met ATRA plus intensieve chemotherapie
(CTX), en 19 met ATRA plus ATO plus CTX.
Complete remissie
na inductietherapie werd gezien in 57% met ATRA-monotherapie, 100% met
ATO/ATRA, 78% met CTX/ATRA, en 95% met CTX/ATO/ATRA. Vroeg overlijden werd
gezien in 43% met ATRA, 0% met ATO/ATRA, 12% met CTX/ATRA, en 5% met
CTX/ATO/ATRA. Drie patiënten hadden relapse, twee ontwikkelden
therapie-gerelateerde AML, en dertien overleden in remissie van wie zeven met
recidief van de eerdere maligniteit. De mediane follow-up voor overleving was
3,7 jaar. Geen van de patiënten die ATRA-monotherapie overleefde langer dan een
jaar. Na censoring van patiënten die overleden met recidief van de eerdere
maligniteit was de gebeurtenisvrije overleving significant (p=0,042) hoger na
ATO-gebaseerde therapie (95%; 95%-bti 82-99%) dan na CTX/ATRA (78%; 95%-bti
64-87%). De twee-jaars overall survival
van intensief-behandelde patiënten was 88% (95%-bti 80-93%) zonder verschillen
tussen verschillende behandelingen (p=0,47).
De
onderzoekers concluderen dat toevoegen van ATO aan ATRA of CTX/ATRA voor t-APL feasible is en resulteert in betere
uitkomsten dan alleen CTX/ATRA.
1.Kayser
S, Krzykalla J, Elliott MA et al. Characteristics and outcomes of patients with therapy-related acute
promyelocytic leukemia front-line treated with or without arsenic trioxide.
Leukemia 2017; epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)