Prof. Mathias Rummel (Universitätsklinik Giessen/Marburg) en collega’s hebben een multicenter studie uitgevoerd van preferentie voor subcutaan of intraveneus rituximab samen met chemotherapie voor niet-eerder behandeld CD20+ DLBCL of FL. Ze publiceren uitkomsten van de prospectieve crossover studie vandaag online in Annals of Oncology.¹ De studie had 743 deelnemers (63% DLBCL, 37% FL). Ze kregen acht cycli rituximab volgens twee schema’s. Arm A kreeg één cyclus rituximab IV, gevolgd door drie cycli SC en vier cycli IV. Arm B kreeg vier cycli rituximab IV gevolgd door vier cycli rituximab SC. Alle patiënten kregen zes tot acht cycli CHOP, CVP, of bendamustine afhankelijk van de lokale praktijk.

De preferentie voor SC of IV werd geëvalueerd met de Patient Preference Questionnaire tijdens cyclus acht. Van de patiënten die de vragenlijst beantwoordden gaf 81% de voorkeur aan rituximab SC. De preferentie werd niet beïnvloed door de volgorde van de behandelingen of ziektetype (DLBCL versus FL). Patiënttevredenheid en –convenience beoordeeld met de Rituximab Administration Satisfaction Questionnaire tijdens cyclus vier en acht waren hoger voor rituximab SC dan voor IV. De Cancer Therapy Satisfaction Questionniare tijdens cyclus vier en acht liet geen verschil zien tussen beide toedieningsroutes. Er waren geen opvallende verschillen tussen beide toedieningsroutes in adverse events.

De onderzoekers concluderen dat de meeste niet-eerder behandelde DLBCL- en FL-patiënten de voorkeur gaven aan SC boven IV rituximab.

1.Rummel M, Kim TM, Aversa F et al. Preference for subcutaneous of intravenous administration of rituximab among patients with untreated CD20+ diffuse large B-cell lymphoma of follicular lymphoma: results from a prospective, randomized, open-label, crossover study (PrefMab). Ann Oncol 2016; epub ahead of print