Neoadjuvante chemotherapie (NACT) zou de perioperatieve morbiditeit kunnen verminderen in vrouwen die primaire behandeling voor ovariumcarcinoom (OC) ondergaan. Dr. Larissa Meyer (MD Anderson Cancer Center, Houston TX) en collega’s hebben een analyse uitgevoerd van gebruik en uitkomsten van NACT in een bevolkings-gebaseerd cohort van oudere vrouwen. Ze publiceren de analyse online in Gynecologic Oncology.¹ De analyse is gebaseerd op gegevens in de SEER-Medicare database van vrouwen die tussen begin 2000 en eind 2013 in de leeftijd van 66 jaar of ouder werden behandeld voor stadium III of IV OC.

Van de vrouwen in de database kreeg 22,5% NACT. Het gebruik van NACT nam in de loop van de tijd toe van 16% in 2000 tot 35,4% in 2013 (p<0,001). Onder vrouwen die primaire cytoreductie chirurgie (PCS) ondergingen kregen meer patiënten ostomie dan onder vrouwen die NACT ondergingen (23,3% versus 10,8%; p<0,001). Ook infecties en andere chirurgische complicaties waren meer frequent met PCS dan met NACT. Echter, onder patiënten met stadium III OC was de mediane overall survival langer na PCS dan na NACT (38,8 maanden versus 28 maanden; p<0,0001). Er waren geen OS-verschillen tussen NACT en PCS in vrouwen met stadium IV-ziekte (29,4 maanden versus 29,8 maanden; p=0,61) of in vrouwen ouder dan tachtig jaar.

De onderzoekers concluderen dat de OS niet verschilde tussen NACT en PCS in oudere vrouwen met stadium IV-ziekte, maar dat PCS resulteerde in betere OS in vrouwen met stadium III-ziekte. NACT was vergeleken met PCS geassocieerd met minder perioperatieve morbiditeit.

1.Meyer LA, He W, Sun CC et al. Neoadjuvant chemotherapy in elderly women with ovarian cancer: rates of use and effectiveness. Gynecol Oncol 2018; epub ahead of print

Summary: An analysis of the SEER-Medicare database (2000-2013) showed that neoadjuvant chemotherapy use for advanced ovarian cancer in elderly patients has increased over time. Neoadjuvante chemotherapy is associated with fewer colostomies, ER visits and readmissions. However, primary surgery is associated with improved survival in stage III disease (but not stage IV disease).