Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Multinationale fase 3-studie van neoadjuvant pembrolizumab plus chemotherapie gevolgd door adjuvant pembrolizumab plus endocriene therapie voor hoog-risico ER+/HER2- mammacarcinoom (0)
2024-03-20 13:00   ( Nieuws )
Tags:  KEYNOTE-756
Prof. Javier CortesDe multinationale fase 3-studie KEYNOTE-756 randomiseerde patiënten met vroeg-stadium hoog-risico ER-positief HER2-negatief mammacarcinoom naar neoadjuvant pembrolizumab plus chemotherapie (n=635) of placebo plus chemotherapie (n=643), gevolgd door chirurgie en adjuvant pembrolizumab plus endocriene therapie of placebo plus endocriene therapie. De primaire eindpunten van de studie zijn percentage patiënten met pathologisch complete respons (pCR) na de neoadjuvante fase en gebeurtenisvrije overleving (EFS). Prof. Javier Cortes (Quironsalud, Barcelona) presenteert op het EBCC14-congres in Milaan pCR-resultaten en residual cancer burden (RCB)-uitkomsten van de studie.1

De eerste interimanalyse van de studie werd uitgevoerd na 33,2 maanden follow-up (range 7,9-51,8). In de ITT-populatie was het pCR (ypT0/Tis ypN0)-percentage significant hoger in de pembolizumab plus chemotherapiegroep dan in de placebo plus chemotherapiegroep (24,3% versus 15,6%; p=0,00005). Het pCR-profijt met pembrolizumab was over het algemeen consistent in de vooraf-gespecificeerde subgroepen. In de pembrolizumab plus chemotherapiegroep vergeleken met de placebo plus chemotherapiegroep waren meer patiënten met RCB-0 (24,7% versus 15,6%) en RCB-1 (10,2% versus 8,1%) en minder patiënten met RCB-2 (40,8% versus 45,3%) en RCB-3 (20,5% versus 28,9%). In de neoadjuvante fase werden graad 3 of hoger treatment-related adverse events gezien in 52,5% van de patiënten met pembrolizumab plus chemotherapie en 46,4% van de patiënten met placebo plus chemotherapie. De EFS-resultaten waren nog niet matuur.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met vroeg-stadium hoog-risico ER-positief HER2-negatief mammacarcinoom toevoeging van pembrolizumab aan neoadjuvante chemotherapie resulteerde in verhoging van het pCR-percentage en verschuiving van RCB naar lagere residuele-ziektecategorieën.

1.Cardoso F et al. EBCC14, abstr. 4

Summary: First interim analysis of the multinational phase 3 KEYNOTE-756 trial found that among patients with early stage high-risk ER-positive HER2-negative breast cancer addition of pembrolizumab to neoadjuvant chemotherapy significantly increased the pCR rate and shifted residual cancer burden to lower residual disease categories.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Stereotactische ablatieve radiotherapie versus percutane irreversibele elektroporatie voor lokaal-gevorderd pancreascarcinoom (0)
2024-03-19 16:00   ( Nieuws )
Tags:  CROSSFIRE trial locally advanced pancreatic cancer SABR versus IRE
Prof. Martijn MeijerinkStadium III lokaal-gevorderd pancreascarcinoom wordt beschouwd als niet-resectabel, en de huidige regimes van palliatieve chemotherapie resulteren slechts in bescheiden overlevingswinst. De gerandomiseerde fase 2-studie CROSSFIRE van Amsterdam UMC heeft werkzaamheid van MRI-geleide stereotactische ablatieve radiotherapie (SABR) vergeleken met die van CT-geleide percutane irreversibele elektroporatie (IRE) na standaard FOLFIRINOX chemotherapie in patiënten met lokaal-gevorderd pancreascarcinoom. Prof. Martijn Meijerink en collega’s publiceren de studie in The Lancet Gastroenterology & Hepatology.1

De studie includeerde volwassen patiënten die drie tot acht cycli FOLFIRINOX hadden gekregen voor tumoren met een diameter van ten hoogste 5 cm. De patiënten werden 1:1 gerandomiseerd naar MRI-geleide SABR (vijf fracties van 8 Gy op niet-achtereenvolgende dagen) of CT-geleide percutane IRE. Het primaire eindpunt was overall survival na randomisatie. De mediane leeftijd van de 68 geïncludeerde patiënten (36 mannen en 32 vrouwen) was 65 jaar (IQR 57-70). De mediane OS was 16,1 maanden in de SABR-groep versus 12,5 maanden in de IRE-groep (HR 1,39; p=0,21). Omdat het onwaarschijnlijk was dat met inclusie van nieuwe patiënten superioriteit van een van beide technieken aangetoond zou kunnen worden (conditionele waarschijnlijkheid 0,13) werd de studie voortijdig gestopt wegens futiliteit. Adverse events werden gezien in 63% van de patiënten in de SABR-groep versus 59% van de patiënten in de IRE-groep (p=0,8); graad 3 of hoger AEs werden gezien in 16% versus 25% (p=0,35). In elk van beide groepen overleed één patiënt aan een behandelings-gerelateerde AE.

De onderzoekers concluderen dat de studie geen significante verschillen heeft laten zien in werkzaamheid of veiligheid van SABR versus IRE na FOLFIRINOX voor lokaal-gevorderd pancreascarcinoom.

1.Timmer FET, Geboers B, Ruarus AH et al. MRI-guided stereotactic ablative body radiotherapy versus CT-guided percutaneous irreversible electroporation for locally advanced pancreatic cancer (CROSSFIRE): a single-centre, open-label, randomised phase 2 trial. Lancet Gastroenterol Hepatol 2024.00017-7

Summary: The randomized phase 2 CROSSFIRE trial at Amsterdam UMC (The Netherlands) found no significant difference in effectivity or safety between MRI-guided stereotactic ablative body radiotherapy versus CT-guided percutaneous irreversible electroporation after FOLFIRINOX chemotherapy for locally advanced pancreatic cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Meta-analyse van systemische chemotherapie in patiënten die CRS-HIPEC krijgen voor colorectale peritoneale metastasen (0)
2024-03-19 14:30   ( Nieuws )
Tags:  CRC-PM CRS-HIPEC systemic chemotherapy
Dr. Antonio SommarivaEr is geen consensus over de werkzaamheid en optimale timing van systemische chemotherapie (SC) in patiënten die CRS-HIPEC krijgen voor peritoneale metastasen van colorectaalcarcinoom (CRC-PM). Een systematisch overzicht en meta-analyse van gepubliceerde studies heeft postoperatieve complicaties, ziektevrije overleving (DFS) en overall survival (OS) van deze patiënten geïnventariseerd met of zonder SC. Dr. Antonio Sommariva (Veneto Institute of Oncology, Padua) en collega’s publiceren de analyse in Cancers.1


In Medline, de Cochrane Library, Scopus, Web of Science, en Embase identificeerden de onderzoekers vijftien voor het onderwerp relevante studies, met tezamen 4523 patiënten. De figuur laat zien dat SC versus geen SC niet geassocieerd was met significant OS-profijt (panel A), evenmin als preoperatieve SC versus geen preoperatieve SC (panel B), terwijl postoperatieve SC versus geen postoperatieve SC (panel C) en postoperatieve SC versus preoperatieve SC (panel D) wel geassocieerd waren met significant OS-profijt. Deze figuur laat zien dat voor het eindpunt DFS vergelijkbare uitkomsten werden gezien. SC was niet geassocieerd met verhoogd risico van postoperatieve complicaties (p=0,47).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten die CRS-HIPEC kregen voor CRC-PM, SC alleen in de postoperatieve setting geassocieerd was met betere overlevingsuitkomsten.

1.Tonello M, Cenzi C, Pizzolato E et al. Systemic chemotherapy in colorectal peritoneal metastases treated with cytoreductive surgery: systematic review and meta-analysis. Cancers 2024; 16:1182

Summary: Meta-analysis of 15 studies (4523 patients) found that among patients undergoing CRS-HIPEC for peritoneal metastases from colorectal cancer, systemic chemotherapy only in the postoperative setting was associated with improved survival outcomes.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Ernstige sepsis tijdens behandeling voor pediatrische leukemie en sequelae onder volwassen overlevers (0)
2024-03-19 13:00   ( Nieuws )
Tags:  severe sepsis during treatment for childhood leukemia sequelae among adult survivors
Dr. Joshua WolfKinderen die behandeld worden voor leukemie hebben een verhoogd risico van ernstige sepsis. Een retrospectieve studie in het St Jude Lifetime cohort heeft sequelae van deze sepsis in volwassen overlevers geïnventariseerd. Dr. Joshua Wolf (St Jude Children’s Research Hospital, Memphis TN) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie includeerde 644 volwassen overlevers van pediatrische leukemie (585 ALL, 56 AML, 3 andere leukemie) gediagnostiseerd tussen begin 1985 en eind juli 2010. Tijdens de behandeling werd ernstige sepsis (septische shock, ARDS, of multiorgaandysfunctie geassocieerd met infectie) gezien in 46 deelnemers (7,1%). De analyse onder volwassen overlevers vond plaats op mediane leeftijd 24,7 jaar (IQR 21,2-28,3) en mediaan 17,3 jaar na de leukemiediagnose (IQR 13,7-21,9). Ernstige sepsis tijdens de behandeling was geassocieerd met significant verhoogd risico van matige of ernstige neurocognitieve stoornis (63,0% versus 51,8%; aHR 1,86; p<0,001). Sepsis tijdens de behandeling was niet geassocieerd met lange-termijn risico van cardiovasculaire, pulmonaire, renale, of neurologische chronische aandoeningen.

De onderzoekers concluderen dat ernstige sepsis tijdens behandeling voor pediatrische leukemie geassocieerd was met verhoogd risico van ernstige neurocognitieve aandoeningen in volwassen overlevers.

1.Goggin KP, Lu L, Lee DE et al. Severe sepsis during treatment for childhood leukemia and sequelae among adult survivors. JAMA Network Open 2024;7:e242727

Summary: A retrospective study in the St Jude Lifetime Cohort found that among children treated for leukemia, severe sepsis occurred in 7.1%. Severe sepsis was associated with significantly increased rates of moderate to severe neurocognitive dysfunction in adult survivors.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Prognostische betekenis van geïsoleerde tumorcellen in lymfeklieren van patiënten met endometriumcarcinoom (0)
2024-03-18 16:00   ( Nieuws )
Tags:  lymph node ITCs in endometrial cancer patients prognostic significance
Dr. Jason WrightGeïsoleerde tumorcellen (ITCs) zijn histopathologisch waargenomen kleine clusters van maligne cellen (niet groter dan 0,2 mm in diameter) in regionale lymfeklieren. Onder patiënten met endometriumcarcinoom is de prognostische betekenis van ITCs niet duidelijk. Een retrospectieve cohortstudie op basis van gegevens in de National Cancer Database heeft deze betekenis geïnventariseerd. Dr. Jason Wright (Columbia University, New York) en collega’s publiceren publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie includeerde patiënten die tussen begin 2018 en eind 2020 hysterectomie en nodale evaluatie ondergingen. Microscopische of macroscopische nodale metastase en afstandsmetastase waren exclusiecriteria. Onder de 56.527 geïncludeerde patiënten (mediane leeftijd 64 jaar; IQR 57-70) werden ITCs gezien in 1462 patiënten (2,6%). In multivariate analyse waren ITCs geassocieerd met hogere T-klasse, grotere tumoromvang, lymfovasculaire invasie (LVSI), en maligne peritoneale cytologie. De figuur laat zien dat het 24-maands overall survival percentage 94,3% bedroeg in de ITC-groep en 96,1% in de kliernegatieve groep (p=0,06). Deze figuur laat zien dat onder de patiënten met laag-risico ziekte (stadium IA, graad 1 of 2 endometrioïde tumoren zonder LVSI) die geen adjuvante therapie kregen de OS significant korter was in de ITC-groep dan in de kliernegatieve groep: 24-maands OS-percentage 95,9% versus 98,8% (p<0,001).

De onderzoekers concluderen dat aanwezigheid van ITCs in de regionale lymfeklieren geassocieerd was met slechtere OS onder patiënten met laag-risico endometriumcarcinoom.

1.Matsuo K, Chen L, Neuman MK et al. Lymph node isolated tumor cells in patients with endometrial cancer. JAMA Network Open 2-24;7:e240988

Summary: A retrospective cohort study using the National Cancer Database found that lymph node isolated tumor cells were associated with worse overall survival in low-risk endometrial cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Meta-analyse van studies van werkzaamheid van adjuvante behandelingen na nefrectomie voor niercelcarcinoom (0)
2024-03-18 14:30   ( Nieuws )
Tags:  RCC adjuvant therapies
Er is geen consensus over de waarde van adjuvante behandelingen na nefrectomie in patiënten met niercelcarcinoom. Een meta-analyse van gepubliceerde studies heeft werkzaamheid van deze behandelingen geïnventariseerd. Prof. Lin Sun (Centraal-Zuidelijke Universiteit, Changsha, China) en collega’s publiceren de analyse in Annals of Surgical Oncology.1


In PubMed, Embase, en de Cochrane Library tot en met 22 september 2022 identificeerden de onderzoekers zeven voor het onderwerp relevante gerandomiseerde gecontroleerde studies, met tezamen 7548 volwassen RCC-patiënten, die overall survival (OS) of ziektevrije overleving (DFS) rapporteerden met of zonder adjuvante therapie, waaronder immuuncheckpointremmers (ICIs) en gerichte therapie. DFS-profijt met ICIs versus placebo werd alleen gezien in vrouwelijke patiënten en patiënten met hoge PD-L1 expressie (1% of hoger), sarcomatoïde kenmerken, of M0 intermediair- of hoog-risico kenmerken. In netwerk-meta-analyse werd gezien dat pembrolizumab resulteerde in DFS- en OS-profijt vergeleken met placebo, sunitinib, sorafenib, of girentuximab, en in alleen DFS-profijt in vergelijking met atezolizumab of nivolumab plus ipilimumab.

De onderzoekers concluderen dat sommige patiëntengroepen profijt kunnen hebben van adjuvante therapie na nefrectomie voor RCC, en dat adjuvant pembrolizumab resulteerde in betere DFS en OS dan andere adjuvante behandelingen.

1.Ding K, Yang Z, Zhang D, Sun L. Efficacy assessment of post-nephrectomy adjuvant therapies in patients with renal cell carcinoma. Ann Surg Oncol 2024-15121-2

Summary: Meta-analysis of 7 studies (7548 patients) found that post-nephrectomy adjuvant ICI therapy in patients with renal cell carcinoma was most effective in patients with sarcomatoid differentation and high PD-L1 expression, while pembrolizumab monotherapy resulted in superior disease-free and overall survival compared with other adjuvant therapies.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve analyse van klinische impact van biopsie voorafgaand aan resectie voor glioblastoom (0)
2024-03-18 13:00   ( Nieuws )
Tags:  GBM biopsy preceding resection
Dr. Yoshua EsquenaziAgressieve resectie van chirurgisch-toegankelijk glioblastoom (GBM) is geassocieerd met betere overleving vergeleken met minder extensieve resectie. De klinische impact van een biopsie voorafgaan aan definitieve resectie van GBM is niet bekend. Een analyse patiëntgegevens in de National Cancer Database heeft deze impact onderzocht. Dr. Yoshua Esquenazi (University of Texas Health Science Center at Houston) en collega’s publiceren de analyse in het Journal of Neuro-Oncology.1

In de NCDB identificeerden de onderzoekers 17.334 patiënten met chirurgisch-toegankelijk GMB tussen begin 2010 en eind 2014. Patiënten die upfront resectie ondergingen hadden significant langere overall survival dan patiënten die biopsie gevolgd door resectie ondergingen (mediaan 12,4 versus 11,1 maanden; p=0,001). Ook in multivariabele accelerated failure time modellen was upfront resectie geassocieerd met betere overleving dan biopsie gevolgd door resectie (time ratio 0,83; p=0,001). Upfront resectie versus biopsie gevolgd door resectie was ook geassocieerd met 73% lagere dertig-dagen mortaliteit (p<0,001) en 44% lagere negentig-dagen mortaliteit (p<0,001).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met chirurgisch-toegankelijk GBM preoperatieve biopsie geassocieerd was met slechtere klinische uitkomsten.

1.Zhu P, Pichardo-Rojas PS, Dono A et al. The detrimental effect of biopsy preceding resection in surgically accessible glioblastoma: results from the national cancer database. J Neuro-Oncol 2024-04644-z

Summary: Analysis of patient data in the National Cancer Database found that among patients with surgically-accessible glioblastoma, upfront resection was associated with better survival compared with biopsy followed by resection.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Risico van trombo-embolie met carfilzomib of bortezomib in combinatie met lenalidomide en dexamethason voor NDMM (0)
2024-03-17 16:00   ( Nieuws )
Tags:  newly diagnosed multiple myeloma risk of VTE and ATE with KRd or VRd
Dr. Joshua RichterTrombose is een frequente en in potentie ernstige complicatie in patiënten met nieuw-gediagnostiseerd multipel myeloom (NDMM) die worden behandeld met carfilzomib-lenalidomide-dexamethason (KRd) of bortezomib-lenalidomide-dexamethason (VRd). Een systematisch overzicht en meta-analyse van gepubliceerde studies heeft het risico van veneuze trombo-embolie (VTE) en arteriële trombo-embolie (ATE) met KRd of VRd voor NDMM geïnventariseerd. Dr. Joshua Richter (Icahn School of Medicine at Mount Sinai, New York) en collega’s publiceren de analyse in het American Journal of Hematology.1


De onderzoekers identificeerden één gerandomiseerde gecontroleerde studie en vijf retrospectieve cohortstudies die relevant waren voor het onderwerp. De studies rapporteerden over VTE in 1380 VRd-behandelde patiënten en 924 KRd-behandelde patiënten, en over ATE in 1316 VRd-behandelde patiënten en 863 KRd-behandelde patiënten. Het risico van VTE was significant lager met VRd dan met KRd (6,16% versus 9,87%; OR 0,53; p=0,01). Er was geen verschil tussen beide groepen in het risico van ATE (0,91% versus 1,16%; OR 1,01; p=0,99).

De onderzoekers concluderen dat de meta-analyse uitwijst dat het risico van VTE lager was met VRd dan met KRd; terwijl er geen verschil was in ATE-risico. Omdat de meerderheid van de data berust op retrospectieve studies is prospectieve validatie van deze conclusie vereist (visual abstract).

1.Costa BA, Costa TA, Saravia SD et al. Thromboembolic risk of carfilzomib or bortezomib in combination with lenalidomide and dexamethasone for newly diagnosed multiple myeloma: a comparative systematic review and meta-analysis. Am J Hematol 2024.27288

Summary: Systematic review and meta-analysis of six studies found that among patients with newly diagnosed multiple myeloma, bortezomib-lenalidomide-dexamethasone was associated with lower risk of venous thromboembolism when compared to carfilzomib-lenalidomide-dexamethasome.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)