Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Uitkomsten met eerstelijns anti-PD-1 monotherapie of gerichte therapie voor BRAF-gemuteerd metastatisch melanoom (0)
2024-03-17 14:30   ( Nieuws )
Tags:  BRAF-mutated metastatic melanoma first-line anti-PD-1 or targeted therapy
Dr. Jindřich KopeckŷImmuuntherapie en gerichte therapie (TT) zijn twee alternatieve eerstelijns behandelingen voor BRAF-gemuteerd metastatisch melanoom. Een retrospectieve studie in vijf centra in Tsjechië heeft real-world uitkomsten met beide behandelingen vergeleken. Dr. Jindřich Kopeckŷ (Universiteitsziekenhuis Hradec Kraiove) en collega’s publiceren de studie in Cancer Medicine.1



De studie includeerde 174 patiënten met BRAF-gemuteerd metastatisch melanoom die tussen oktober 2012 en oktober 2021 eerstelijns anti-PD-1 monotherapie (n=65; 7 pembrolizumab en 58 nivolumab) of TT (n=109; 9 vemurafenib/cobimetinib; 13 encorefenib/binimetinib; 87 dabrafenib/trametinib) kregen. De objective response rate was 72% met TT en 51% met immuuntherapie. De figuur laat zien dat de progressievrije overleving niet significant verschilde tussen beide groepen (p=0,26) terwijl de overall survival significant beter was met immuuntherapie (drie-jaars OS-percentage 63% versus 40%; p=0,02). In multivariate analyse waren verhoogd serum LDH en aanwezigheid van longmetastasen significant geassocieerd met slechtere PFS.

De onderzoekers concluderen dat deze real-world uitkomsten laten zien dat zowel eerstelijns immuuntherapie als gerichte therapie werkzaam zijn voor BRAF-gemuteerd metastatisch melanoom. De ORR was hoger met gerichte therapie, terwijl de OS langer was met immuuntherapie.

1.Kopeckŷ J, Pásek M, Lakomŷ R et al. The outcome in patients with BRAF-mutated metastatic melanoma treated with anti-programmed death receptor-1 monotherapy or targeted therapy in the real-world setting. Cancer Medicine 2024.4.6982

Summary: A multicenter retrospective study in the Czech Republic found that both first-line immunotherapy and first-line targeted therapy had real-world activity for BRAF-mutated metastatic melanoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van eerstelijns anlotinib voor wekedelensarcoom in voor chemotherapie ongeschikte patiënten (0)
2024-03-17 13:00   ( Nieuws )
Tags:  STS in chemotherapy-ineligible patients first line anlotinib
Dr. Binghao LiDe standaard-behandeling voor patiënten met niet-resectabel lokaal-gevorderd of metastatisch wekedelensarcoom (LA/M STS) is anthracycline-gebaseerde chemotherapie. Niet alle patiënten kunnen chemotherapie goed verdragen. Een fase 2-studie van Zhejiang Universiteit (China) heeft eerstelijns anlotinib voor LA/M STS in patiënten die niet in aanmerking kwamen voor chemotherapie geëvalueerd. Dr. Binghao Li en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde 40 patiënten met niet-eerder behandeld LA/M STS, die drie-weekse cycli kregen van oraal anlotinib 12 mg eenmaal daags op dagen één tot en met veertien. Het primaire eindpunt was progressievrije overleving. De mediane PFS was 6,83 maanden (95%-bti 4,17-8,71) en de mediane overall survival was 27,40 maanden (16,43-NE); onder de patiënten met liposarcoom was de mediane PFS 8,71 maanden en de mediane OS 16,23 maanden. Eén patiënt had partiële respons en 26 stabiele ziekte, voor een disease control rate van 67,5%. Graad 3 of hoger treatment-related adverse events werden gezien in tien patiënten (25%), met name hypertensie en proteïnurie.

De onderzoekers concluderen dat eerstelijns anlotinib activiteit had onder patiënten met LA/M STS die niet in aanmerking kwamen voor cytotoxische chemotherapie.

1.Li T, Dong Y, Wei Y et al. First-line anlotinib treatment for soft tissue sarcoma in chemotherapy-ineligible patients: an open-label, single-arm, phase 2 clinical trial. Clin Cancer Res 2024; epub ahead of print

Summary: A phase 2 trial at Zhejiang University (China) found promising activity of first-line anlotinib for soft tissue sarcoma in patients who were not eligible for cytotoxic chemotherapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie tussen gebruik van bone-modifying agents en uitkomsten van abirateronacetaat voor hoog-risico mCSPC (0)
2024-03-16 16:00   ( Nieuws )
Tags:  AAP for high-risk metastatic castration-sensitive prostate cancer BMAs
Dr. Wataro FukuokayaEr is geen duidelijkheid over de associatie tussen gebruik van bone-modifying agents (BMAs; bisfosfonaten of denosumab) en uitkomsten van patiënten die abirateronacetaat plus prednison (AAP) krijgen voor metastatisch castratiegevoelig prostaatcarcinoom (mCSPC). Een post-hoc analyse van de fase 3-studie LATITUDE heeft deze associatie onderzocht. Dr. Wataru Fukuokaya (Jikei Universiteit, Tokio) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Network Open.1


LATITUDE, uitgevoerd in 235 centra in 34 landen, randomiseerde hoog-risico mCSPC-patiënten naar AAP plus androgeendeprivatietherapie (ADT) versus placebo plus ADT. Onder de patiënten in de AAP+ADT groep kregen 22,1% BMAs, en onder de patiënten in de placebo+ADT groep kregen 21,8% BMAs. Deze figuur laat zien dat in de AAP+ADT groep gebruik van BMAs geassocieerd was met langere tijd tot het optreden van een eerste skelet-gerelateerde gebeurtenis maar niet met overall survival. Deze figuur laat zien dat in de placebo+ADT groep gebruik van BMA geassocieerd was met zowel langere tijd tot het optreden van skelet-gerelateerde gebeurtenis als met langere overall survival.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met hoog-risico mCSPC die ADT krijgen, gebruik van BMAs geassocieerd was met langere tijd tot skelet-gerelateerde gebeurtenissen, ongeacht gebruik van AAP.

1.Fukuokaya W, Mori K, Urabe F et al. Bone-modifying agents in patients with high-risk metastatic castration-sensitive prostate cancer treated with abiraterone acetate. JAMA Network Open 2024;7:e242467

Summary: Post-hoc analysis of data from the LATITUDE trial found that among patients receiving androgen deprivation therapy (ADT) plus abiraterone acetate plus prednisone for metastatic castration-sensitive prostate cancer, use of bone-modifying agents (BMAs) such as bisphosphonates and denosumab was associated with a longer time to skeletal-related events but not with overall survival. Among patients receiving ADT plus placebo, use of BMAs was associated with longer time to SREs and with longer OS.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Bevolkings-gebaseerde studie van associatie tussen congenitale gebits-agenesie en risico van vroeg-ontstane maligniteiten (0)
2024-03-16 14:30   ( Nieuws )
Tags:  congenital tooth agenesis risk of early-onset cancer
Prof. Henrik HasleEr zijn aanwijzingen dat tooth agenesis (congenitale afwezigheid van één of meer gebitselementen) geassocieerd is met het risico van maligniteiten, met name colon- en ovariumcarcinoom, maar de resultaten van eerdere studies waren tegenstrijdig. Een bevolkings-gebaseerde studie in Denemarken heeft de associatie tussen gebits-agenesie en het risico van maligniteiten voor de leeftijd van veertig jaar geïnventariseerd. Prof. Henrik Hasle (Universiteit van Aarhus) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie includeerde 2.501.715 singletons (51,3% jongens), geboren in Denemarken tussen begin 1988 en eind 2018, onder wie 70.288 (2,8%) met gebits-agenesie (gemiddelde leeftijd bij diagnose 13,2 ± 4,1 jaar). Een maligniteit voor de leeftijd veertig jaar werd gezien in 26.308 deelnemers (1,1%), en 778 deelnemers hadden zowel gebits-agenesie als een vroege maligniteit. De figuur De figuur laat zien dat gebits-agenesie positief geassocieerd was met het risico van verscheidene typen vroeg-ontstane maligniteiten, waaronder neuroblastoom, nefroblastoom, en hepatoblastoom in kinderen. Gebits-agenesie was ook geassocieerd met verhoogd risico van osteosarcoom in adolescenten (HR 2,19; 95%-bti 1,11-4,32), en colorectaalcarcinoom (2,81; 1,38-5,71) en blaascarcinoom (3,35; 1,35-8,30) in jongvolwassenen.

De onderzoekers concluderen dat de cohortstudie associaties heeft laten zien tussen congenitale gebits-agenesie en verscheidene typen maligniteiten voor de leeftijd veertig jaar.

1.Eiset SE, Schraw J, Vrelits Sørensen G et al. Congenital tooth agenesis and risk of early-onset cancer. JAMA Network Open 2024;7:e240365

Summary: A population-based study in Denmark found associations between congenital tooth agenesis and several cancer types, from childhood to early adulthood.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Gepoolde analyse van prognostische en predictieve waarde van Immuunscore in stadium III colorectaalcarcinoom (0)
2024-03-16 13:00   ( Nieuws )
Tags:  IS in stage III CRC prognostic and predictive value
Dr. David ChurchDe huidige risicostratificatie op basis van patiënt- en tumorkenmerken onder patiënten met stadium III colorectaalcarcinoom (CRC) is niet in staat betrouwbaar patiënten te identificeren die baat hebben bij adjuvante chemotherapie en wat de optimale duur van adjuvante chemotherapie is. Een gepoolde analyse van patiënten in de studies SCOT en IDEA-HORG (12 versus 24 weken mFOLFOX4/6 of CAPOX na curatieve resectie van stadium III of hoog-risico stadium II CRC) heeft de prognostische en predictieve waarde van de Immuunscore (IS) geïnventariseerd. Dr. David Church (University of Oxford, UK) en collega’s publiceren de analyse in het Journal of Clinical Oncology.1

De analyse includeerde 2608 patiënten (68% behandeld met CAPOX; 32% behandeld met mFOLFOX) met beschikbare tumormonsters voor IS-bepaling. Van deze monsters was 33,7% IS-laag volgens vooraf-gedefinieerde afsnijwaarden. IS-laag tumoren waren vaker hoog-risico (T4 en/of N2; 52,9% IS-laag versus 42,2% IS-hoog; p<0.001) en kwamen meer voor in jongere patiënten (p=0,024). Patiënten met IS-laag tumoren hadden in multivariate analyse significant kortere ziektevrije overleving in het CAPOX-cohort (HR 1,52; 95%-bti 1,28-1,82), het FOLFOX-cohort (1,58; 1,22-2,04), en het gecombineerde cohort (1,55; 1,34-1,79), ongeacht geslacht, BMI, klinisch-risicogroep, tumorlokatie, duur van behandeling, of chemotherapieregime. De prognostische waarde van IS was hoger in patiënten jonger dan 66 jaar dan in patiënten ouder dan 65 jaar in het CAPOX-cohort (HR 1,92; 95%-bti 1,50-2,46 versus 1,28; 1,01-1,63; p voor interactie 0,026) en in patiënten met MMRp versus MMRd ziekte (1,68; 1,41-2,00 versus 0,67; 0,30-1,49; p voor interactie 0,03). Toevoeging van IS aan een model met klinische variabelen resulteerde in significant betere voorspelling van DFS (p<0,001), ongeacht MMR-status.

De onderzoekers concluderen dat IS prognostisch was in stadium III CRC behandeld met FOLFOX of CAPOX.

1.Domingo E, Kelly C, Hay J et al. Prognostic and predictive value of immunoscore in stage III colorectal cancer: pooled analysis of cases from the SCOT and IDEA-HORG studies. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: Pooled analysis of patients from the SCOT and IDEA-HORG studies found the immunoscore is prognostic in stage III colorectal cancer treated with FOLFOX or CAPOX, including within clinically relevant tumor subgroups.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van sintilimab plus anlotinib voor eerder-behandeld extensieve-ziekte kleincellig longcarcinoom (0)
2024-03-15 16:00   ( Nieuws )
Tags:  ED-SCLC sintilimab plus anlotinib in second or later line
Patiënten met extensieve-ziekte kleincellig longcarcinoom (ED-SCLC) hebben na eerstelijns platina-gebaseerde chemotherapie weinig behandelopties voor de tweede of latere lijn. Een fase 2-studie in het ziekenhuis van Zhengzhou Universiteit (China) heeft de combinatie van sintilimab (anti-PD-1) en anlotinib (anti-VEGFR) voor eerder-behandeld ED-SCLC geëvalueerd. Dr. Qiming Wang en collega’s publiceren de studie in eClinicalMedicine.1

De studie includeerde 42 patiënten met ED-SCLC en ziekteprogressie op tenminste één lijn platina-gebaseerde chemotherapie en ECOG performance status 2 of beter (84% ECOG PS 1). De patiënten kregen drie-weekse cycli van intraveneus sintilimab 200 mg op dag één en oraal anlotinib 12 mg per dag op dagen één tot en met veertien. Het primaire eindpunt was progressievrije overleving. De figuur laat zien dat onder de 37 voor werkzaamheid evalueerbare patiënten de mediane PFS 6,1 maanden bedroeg (95%-bti 5,0-7,3), en dat de mediane overall survival 12,7 maanden was (7,1-18,2). De objective response rate was 56,8% (95%-bti 40,0-73,5) en de disease control rate was 89,2% (78,7-99,7). Veertig patiënten (95%) hadden tenminste één treatment-related adverse event, onder wie 39 met een immune-related adverse event (93%), onder wie elf patiënten met graad 3 of hoger irAEs (26%).

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van sintilimab en anlotinib veelbelovende antitumor-werkzaamheid had onder patiënten met eerder-behandeld ED-SCLC, met manageable toxiciteit.

1.Ma S, He Z, Liu Y et al. Sintilimab plus anlotinib as second or further-line therapy for extensive disease small cell lung cancer: a phase2 investigator-initiated non-randomized controlled trial. eClinMed 2024.102543

Summary: A phase 2 study at Zhengzhou University (China) found promising activity and manageable toxicity of the combination of sintilimab and anlotinib in patients with previously treated extensive disease small cell lung cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Celvrij-DNA bloed-gebaseerde test voor screening op colorectaalcarcinoom (0)
2024-03-15 14:30   ( Nieuws )
Tags:  cfDNA blood-based test for CRC screening
Prof. William GradyVroege detectie van colorectaalcarcinoom (CRC) zou kunnen resulteren in substantiële afname van de met CRC samenhangende mortaliteit. De ECLIPSE-studie in de Verenigde Staten en Canada heeft een bloed-gebaseerde test voor screening op CRC geëvalueerd. Prof. William Grady (Fred Hutchinson Cancer Center, Seattle WA) en collega’s publiceren de studie in The New England Journal of Medicine.1

ECLIPSE includeerde 7861 personen die in aanmerking kwamen voor CRC-screening. Onder de deelnemers met coloscopie-gedetecteerd CRC had 83,1% een positieve cfDNA-test, overeenkomend met een sensitiviteit voor de detectie van CRC van 83,1% (95%-bti 72,2-90,3). De sensitiviteit voor stadium I, II, of III CRC was 87,5% (95%-bti 75,3-94,1) en de sensitiviteit voor gevorderde premaligne lesies was 13,2% (11,3-15,3). Onder de patiënten zonder gevorderde colorectale neoplasie (CRC of gevorderd lesies) geïdentificeerd met coloscopie had 89,6% een negatieve cfDNA-test, overeenkomend met specificiteit voor gevorderde neoplasie van 89,6% (95%-bti 88,8-90,3). De specificiteit voor negatieve coloscopie (geen CRC of premaligne lesies) was 89,9% (95%-bti 89,0-90,7).

De onderzoekers concluderen dat in deze gemiddeld-risico screeningpopulatie die cfDNA bloed-gebaseerde test 83% sensitiviteit voor CRC had, 90% specificiteit voor gevorderde neoplasie, en 13% sensitiviteit voor gevorderde premaligne lesies.

1.Chung DC, Gray DM, Singh H et al. A cell-free DNA blood-based test for colorectal cancer screening. N Engl J Med 2024; 973-983

Summary: The ECLIPSE clinical trial in the United States and Canada found that in an average-risk screening population, a cfDNA blood-based test had 83% sensitivity for colorectal cancer, 90% specificity for advanced neoplasia, and 13% sensitivity fo advanced precancerous lesions.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Hypo- versus conventioneel-gefractioneerde postprostatectomie radiotherapie: GU- en GI-symptomen (0)
2024-03-15 13:00   ( Nieuws )
Tags:  NRG-GU003 trial postprostatectomy HYPORT versus COPORT
Prof. Mark BuyyounouskiRadiotherapie naar de prostaat fossa is een potentieel curatieve tweedelijns behandeling na prostatectomie voor prostaatcarcinoom. De fase 3-noninferioriteitsstudie NRG GU003, in 93 centra in de Verenigde Staten en Canada, heeft hypogefractioneerde postprostatectomie radiotherapie (HYPORT) vergeleken met conventioneel-gefractioneerde postprostatectomie radiotherapie (COPORT) voor de eindpunten genito-urinaire (GI) en gastro-intestinale (GU) klachten. Prof. Mark Buyyounouski (Stanford University, Stanford CA) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

De studie includeerde 296 patiënten (mediane leeftijd 65 jaar; range 44-81) die werden gerandomiseerd naar HYPORT (62,5 Gy in 25 fracties; n=144) of COPORT (66,6 Gy in 37 fracties; n=152). Aan het eind van de radiotherapie was er geen verschil tussen beide groepen voor patiënt-gerapporteerde GU-toxiciteit. HYPORT was vergeleken met COPORT geassocieerd met hogere patiënt-gerapporteerde GI-toxiciteit, maar dit verschil was niet meer statistisch significant na zes maanden. Eén en twee jaar na de radiotherapie waren er tussen de groepen geen significante verschillen voor GI- en GU-toxiciteit. Er was ook geen verschil tussen beide groepen voor het eindpunt biochemisch falen (p=0,28).

De onderzoekers concluderen dat HYPORT een nieuwe acceptabele standaard is voor postprostatectomie radiotherapie (visual abstract).

1.Buyyounouski MK, Pugh SL, Chen RC et al. Noninferiority of hypofractioated vs conventional postprostatectomy radiotherapy for genitourinary and gastrointestinal symptoms. The NRG-GU003 phase 3 randomized clinical trial. JAMA Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The phase 3 noninferiority NRGU003 randomized trial, at 93 centers in the US and Canada, found that among patients receiving postprostatectomy radiotherapy, hypofractionated RT at 2 years was noninferior to conventionally fractionated RT in terms of patient-reported GU or GI toxic effects.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)