Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Incidentie van immuun-gerelateerde bijwerkingen van ICIs voor niet-kleincellig longcarcinoom in oudere patiënten (0)
2024-01-02 16:00   ( Nieuws )
Tags:  NSCLC in older adults irAEs with ICIs
Dr. Yiran RongImmuuncheckpointremmers (ICIs) kunnen oncologische uitkomsten verbeteren maar zijn ook geassocieerd met bijwerkingen, waaronder immune-related adverse events (irAEs). Een analyse van de SEER-Medicare database over de periode 1999 tot en met 2019 heeft incidentie van en risicofactoren voor irAEs van ICIs voor niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) in oudere patiënten, gedefinieerd als tenminste 65 jaar oud op het moment van diagnose. Dr. Yiran Rong (University of Mississippi) en collega’s publiceren de analyse in Cancer Medicine.1

De analyse includeerde 8175 oudere patiënten die nivolumab, pembrolizumab, of atezolizumab kregen voor NSCLC. irAEs na start van de ICI werden gezien in 46,8% van de patiënten. De meest-gerapporteerde irAEs waren pneumonitis (16,5%), hypothyreoïdie (10,5%), aritmie (11,2%), en acute nierschade (AKI; 5,8%). De mediane tijd tot eerste irAE was 82 dagen (IQR 29-182). De figuur toont de risicofactoren voor het ontwikkelen van irAEs.

De onderzoekers concluderen dat irAEs worden gezien in bijna de helft van oudere patiënten die ICIs krijgen voor NSCLC.

1.Rong Y, Bentley JP, Bhattacharya K et al. Incidence and risk factors of immune-related adverse events induced by immune checkpoint inhibitors among older adults with non-small cell lung cancer. Cancer Med 2024;4.6879

Summary: Analysis of SEER-Medicare data (1999-2019) showed that irAEs are present in almost half of older adults (65 years and over) who receive ICIs for NSCLC.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Neuro-endocriene tumoren van de dunne darm: risico van recidief na chirurgie en ziektespecifieke overleving (0)
2024-01-02 14:30   ( Nieuws )
Tags:  siNET
Dr. Mikkel AndreassenDe dunne darm is een van de meeste gebruikelijke locaties voor gastro-enteropancreatische neuro-endocriene tumoren. Een retrospectieve studie in het Rigshospitalet (Kopenhagen) heeft het risico van recidief na chirurgie en de ziektespecifieke overleving onder patiënten met neuro-endocriene tumoren van de dunne darm (siNET) geïnventariseerd. Dr. Mikkel Andreassen en collega’s publiceren de studie in Cancers.1

De studie includeerde 615 siNET-patiënten die tussen begin 2000 en eind 2020 in het ziekenhuis behandeld werden. De gemiddelde leeftijd was 65 ± 11 jaar en de mediane Ki-67 index was 4% (IQR 2-7). De mediane follow-up was 52 maanden. De mediane DFS was 130 maanden, met DFS-percentages na twee, vijf, tien, en vijftien jaar 89% respectievelijk 77%, 54% en 44%. In de groep van 224 patiënten die chirurgie ondergingen werd ziektespecifiek overlijden gezien in twintig patiënten (9%), met DFS-percentages na twee, vijf, tien en vijftien jaar 98% respectievelijk 94%, 86%, en 80%. De mediane recidiefvrije overleving in deze groep was 138 maanden, met RFS-percentages na twee, vijf, tien, en vijftien jaar 91% respectievelijk 72%, 59%, en 41%. In de groep van 391 patiënten met niet-resectabele tumor of residuele tumor na resectie was de mediane DFS 85 maanden. In deze groep waren leeftijd, Ki-67 index, plasma-chromogranine A, en resectie van de primaire tumor prognostische factoren voor DFS.

De onderzoekers concluderen dat chirurgie de prognose van siNET-patiënten kan verbeteren, hoewel het percentage patiënten met recidief hoog is (ongeveer 40% na tien jaar).

1.Slott C, Langer SW, Møller S et al. Outlook for 615 small intestinal neuroendocrine tumor patients: recurrence risk after surgery and disease-specific survival in advanced disease. Cancers 2024;16:204

Summary: A retrospective study in Denmark found that among patients with neuroendocrine tumors of the small intestine resection of the tumor was associated with improved prognosis, although the recurrence rate was high (40% at ten years).


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Drie-databases analyse van biologie van oestrogeenreceptor-laag-positief mammacarcinoom (0)
2024-01-02 13:00   ( Nieuws )
Tags:  ER-low-positive breast cancer
Prof. Elizabeth MittendorfOestrogeenreceptor-laag-positief mammacarcinoom is gedefinieerd als ER-expressie tussen 1% en 10%. Een analyse in The Cancer Genome Atlas (TGCA), de National Cancer Database (NCDB) en de database van Dana-Farber Brigham Cancer Center (DF/BCC) heeft de biologie van ER-laag-positief mammacarcinoom onderzocht en de bruikbaarheid van de Oncotype DX Breast Recurrence Score (RS) in deze populatie geïnventariseerd. Prof. Elizabeth Mittendorf (DF/BCC, Boston MA) en collega’s publiceren de analyse in Annals of Surgical Oncology.1

In TCGA identificeerden de onderzoekers 342 patiënten met beschikbare informatie over ER-percentage en PAM50-subtype. Zesenveertig van deze patiënten hadden ER-laag-positieve/HER2-negatieve tumoren, onder wie 82,6% basaal waren en 4,3 luminaal. Onder de 3423 patiënten met ER-laag-positief/HER2-negatieve ziekte in de NCDB waren RS-resultaten beschikbaar voor 689 patiënten (20,1%); 67% van deze patiënten hadden een RS 26 of hoger. Inde DF/BCC-database waren slechts twee patiënten met ER-laag-positief/HER2-negatieve ziekte; beiden hadden RS 26 of hoger. Analyse van gearchiveerde tumormonsters van patiënten die tussen begin 2011 en eind 2020 in DF/BCC behandeld waren liet zien dat onder patiënten met ER-laag-positieve/HER2-negatieve ziekte 97,4% een RS 26 of hoger hadden. Na mediaan 40 maanden follow-up (range 3-106) werd recidief gezien in drie van deze patiënten, allen behandeld met chemotherapie. Het drie-jaars ziektespecifieke overlevingspercentage was was 97,0% (95%-bti 96,9-97,1).

De onderzoekers concluderen dat de meeste ER-laag-positieve/HER2-negatieve mammacarcinoom basal-like zijn, met een RS 26 of hoger.

1.Higgins T, Kantor O, Harrison B et al. Defining the biology of estrogen receptor-low-positive breast cancer. Ann Surg Oncol 2023-14835-z

Summary: Analysis of The Cancer Genome Atlas, the National Cancer Database, and the DF/BCC institutional database found that most ER-low-positive/HER2-negative breast cancer were basal-like, with an Oncotype DX Breast Recurrence Score ≥ 26.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 3-studie van oraal decitabine-cedazuridine versus intraveneus decitabine voor MDS en CMML (0)
2024-01-01 12:45   ( Nieuws )
Tags:  ASCERTAIN trial myelodysplastic syndromes and chronic myelomonocytic leukemia
Prof. Michael SavonaDe DNA-methyltransferaseremmers azacitidine en decitabine voor patiënten met myelodysplastische syndromen (MDS) of chronische myelomonocytische leukemie (CMML) zijn beschikbaar in parenterale vorm. Orale therapie voor deze ziekten zou meer patiënt-vriendelijk kunnen zijn. De multicenter fase 3-studie ASCERTAIN in Canada en de Verenigde Staten heeft oraal decitabine-cedazuridine voor MDS en CMML vergeleken met intraveneus decitabine. Prof. Michael Savona (Vanderbilt University Medical Center, Nashville TN) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Haematology.1

ASCERTAIN includeerde 133 patiënten met een ECOG performance status 0 of 1, en een levensverwachting van tenminste 3 maanden. De patiënten werden gerandomiseerd naar 28-daagse cycli van oraal decitabine-cedaruzidine of intraveneus decitabine gedurende de eerste vijf dagen van de eerste cyclus, gevolgd door de andere sequentie in de tweede cyclus. Vanaf cyclus drie kregen alle patiënten de orale therapie. Het primaire eindpunt van de studie was totale decitabine-blootstelling over vijf dagen in de eerste twee cycli. Voor orale versus intraveneuze therapie was de verhouding in blootstelling 98,93%; wijzend op equivalente farmacokinetische blootstelling. De veiligheidsprofielen van beide behandelingen waren similar. Er waren vijf gevallen van behandelings-gerelateerd overlijden: twee gerelateerd aan orale therapie en drie aan intraveneuze therapie.

De onderzoekers concluderen dat oraal decitabine-cedazurine farmacodynamisch equivalent was aan intraveneus decitabine. Deze resultaten steunen het gebruik van oraal decitabine-cedazuridine als veilig en effectief alternatief voor intraveneus decitabine onder patiënten met MDS of CMML.

1.Garcia-Manero G, McCloskey J, Griffiths EA et al. Oral decitabine-cedazuridine versus intravenous decitabine for myelodysplastic syndromes and chronic myelomonocytic leukemia (ASCERTAIN): a registrational, randomised, crossover, pharmacokinetics, phase 3 study. Lancet Haematol 2024; 11:E15-E26

Summary: The crossover phase 3 ASCERTAIN trial in Canada and the USA found that among patients with MDS and CMML, oral decitabine-cedazuridine was pharmacodynamically equivalent to intravenous decitabine. The safety profiles of both treatments also were similar.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Factoren met invloed op recidief en overleving onder patiënten met hoog-risico stadium II melanoom (0)
2023-12-31 16:00   ( Nieuws )
Tags:  high-risk stage II melanoma factors affecting recurrence and survival
Dr. Sonia CohenIn het huidige tijdperk van effectieve adjuvante behandelingen en deëscalatie van chirurgie is het van belang patiënten met melanoom te identificeren die na excisie van de primaire lesie een verhoogd risico hebben van recidief. Een retrospectieve studie in Massachusetts General Hospital (Boston) heeft factoren gezocht die invloed hebben op recidief en overleving onder patiënten met hoog-risico stadium II melanoom. Dr. Sonia Cohen en collega’s publiceren de studie in Annals of Surgical Oncology.1

De studie includeerde 45 patiënten met stadium IIB en 65 patiënten met stadium IIC melanoom. Van deze 110 patiënten hadden achttien adjuvante behandeling gekregen na excisie van de primaire lesie. Na exclusie van deze patiënten omvatte het cohort 92 patiënten met een mediane leeftijd van 69 jaar en een man/vrouw-verhouding 2:1. Factoren met negatieve impact op recidiefvrije overleving waren Breslow-diepte meer dan 4 mm, hogere mitotic rate, gevorderd T-stadium, en KIT-mutatie. Factoren die significant geassocieerd waren met kortere afstandsmetastasevrije overleving waren primaire lesie in hoofd en hals, meer dan 10 mitoses per mm2, CDH1-mutatie, en KIT-mutatie. De overall survival en melanoom-specifieke overleving waren significant slechter met hogere leeftijd bij diagnose.

De onderzoekers concluderen dat traditionele histopathologische factoren en specifieke tumormutaties significant geassocieerd waren met recidief en overleving onder patiënten met hoog-risico stadium II melanoom.

1.Dedilia A, Lwin T, Li S et al. Factors affecting recurrence and survival for patients with high-risk stage II melanoma. Ann Surg Oncol 2023-14724-5

Summary: A retrospective study at Massachusetts General Hospital (Boston) found that among patients with high-risk stage II melanoma, traditional histopathologic factors and specific tumor mutations displayed a significant correlation with disease recurrence and survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Vergelijking van klinisch-pathologische fenotypen van mammacarcinomen met verschillende HER2-status (0)
2023-12-31 14:30   ( Nieuws )
Tags:  HER2-low versus HER2-negative breast cancer clinicopathologic phenotype
Dr. Monica MorrowSubtypen van mammacarcinoom (BC), onderscheiden op grond van HR-en HER2-status, verschillen in klinisch-pathologische kenmerken. Er is geen consensus over de vraag of HER2-laag BC een afzonderlijk subtype is. Een retrospectieve analyse van een prospectief bijgehouden database van Memorial Sloan Kettering Cancer Center (New York) heeft klinisch-pathologische kenmerken van HER2-laag versus HER2-negatief en HER2-positief BC vergeleken. Dr. Monica Morrow en collega’s publiceren de analyse in Annals of Surgical Oncology.1

De analyse includeerde 11.072 patiënten die tussen begin 1998 en eind 2010 upfront chirurgie ondergingen. HER2-status (IHC/FISH) was negatief in 41,2% van de patiënten, laag in 45%, en positief in 13,7%. Vergeleken met HER2-negatieve tumoren was HER2-laag geassocieerd met lymfovasculaire invasie (OR 1,2; p=0,003), multifocaliteit (1,26; p<0,001), nodale micrometastase (1,15; p=0,024), en lager percentage met drie of meer positieve lymfeklieren (0,77; p=0,001). Gestratificeerd volgens HR-expressie waren in zowel HR-positieve als HR-negatieve tumoren leeftijd en multifocaliteit geasssocieerd met HER2 laag in univariate analyse. In multivariate analyse waren geen variabelen onafhankelijk geassocieerd met HER2-laag versus HER2-negatieve tumoren; niet in de HR-positieve subgroep en evenmin in de HR-negatieve subgroep. HER2-positieve tumoren waren ongeacht HR-status geassocieerd met multifocaliteit en een extensieve intraductale component.

De onderzoekers concluderen dat klinisch-pathologische kenmerken van HER2-laag tumoren vooral samenhangen met de HR-status. Deze resultaten zijn geen steun voor HER2 als separaat subtype.

1.Polidorio N, Montagna G, Sevilimedu V et al. Do HER2-low tumors have a distinct clinicopathologic phenotype? Ann Surg Oncol 2023-14800-w

Summary: Retrospective analysis of a prospectively maintained database at Memorial Sloan Kettering Cancer Center (New York, NY) found that clinicopathologic features of HER2-low breast cancers appear to be primarily related to HR status. These findings do not support the characterization of HER2 low as a separate subtype.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Impact van HPV-infectie op uitkomsten met PD1-remmer combinatietherapie voor gevorderd SCC van de penis (0)
2023-12-31 13:00   ( Nieuws )
Tags:  PCT for aPSCC HPV infection
Patiënten met gevorderd squameus celcarcinoom van de penis (aPSCC) hebben een slechte prognose met conventionele middelen. Recente studies hebben laten zien dat PD-1 remmer gebaseerde combinatietherapie (PCT) de prognose kan verbeteren. Een retrospectieve studie van Sun Yat-sen Universiteit (Guangzhou, China) heeft de impact van HPV-infectie op uitkomsten met PCT voor aPSCC geïnventariseerd. Prof. Hui Han en collega’s publiceren de studie in Cancer.1

Tussen april 2019 en mei 2023 includeerde de studie 87 aPSCC-patiënten die in het Sun Yat-sen Cancer Center PCT kregen en van wie de HPV-status bekend was: 56 patiënten waren HPV-negatief en 31 patiënten waren HPV-positief. Onder de 76 patiënten die eerstelijns PCT kregen (50 HPV-negatief en 26 HPV-positief) was HPV-positiviteit geassocieerd met betere objective response rate (91,7% versus 64,6%; p=0,014) en disease control rate (100% versus 79,2%; p=0,025) vergeleken met HPV-negativiteit. Tijdens mediaan 22,5 maanden follow-up werd de mediane progressievrije overleving niet bereikt in de HPV-positieve groep en was de mediane PFS 16,0 maanden in de HPV-negatieve groep, met zes- en twaalf-maands PFS-percentage 100% respectievelijk 84,8% in de HPV-positieve groep versus 62,6% respectievelijk 52,3% in de HPV-negatieve groep. In de HPV-positieve groep waren na twaalf maanden nog alle patiënten in leven, terwijl het 12-maands overall survival percentage in de HPV-negatieve groep 68,3% bedroeg. In multivariate analyse was HPV-positiviteit (versus negativiteit) onafhankelijk geassocieerd met betere ORR (p=0,024), PFS (p=0,005) en OS (p=0,004). Deze gunstige effecten van HPV-infectie werden niet gezien in de groep van 11 patiënten die niet-eerstelijns PCT kregen.

De onderzoekers concluderen dat onder aPSCC-patiënten die eerstelijns PCT kregen, HPV-infectie geassocieerd was met betere ORR, PFS, en OS.

1.Wei L, Li Z, Guo S et al. Human papillomavirus infection affects treatment outcomes and the immune microenvironment in patients with advanced penile squamous cell carcinoma receiving programmed cell death protein 1 inhibitor-based combination therapy. Cancer 2023-35177

Summary: A retrospective study at Sun Yat-sen University (Guangzhou, China) found that among patients with advanced penile squamous cell carcinoma receiving first-line PD-1 inhibitor associated combination therapy, HPV infection was associated with superior progression-free and overall survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Real-life uitkomsten met pazopanib voor zwaar-voorbehandeld metastatisch uterien leiomyosarcoom (0)
2023-12-30 16:00   ( Nieuws )
Tags:  metastatic uterine leiomyosarcoma real-life outcomes with pazopanib
Dr. Mara MantieroUterien leiomyosarcoom (uLMS) is een agressieve maligniteit met een hoog risico van recidief en mortaliteit. In 2012 werd de multi-TKI pazopanib voor uLMS goedgekeurd. Een retrospectieve studie in twee centra in Italië heeft real-life uitkomsten met pazopanib voor zwaar-voorbehandeld metastatisch uLMS geïnventariseerd. Dr. Mara Mantiero (Instituto Nazionale dei Tumori, Milaan) en collega’s publiceren de studie in Cancers.1

De studie includeerde 38 patiënten die tussen september 2013 en septmeber 2023 oraal pazopanib monotherapie kregen. De mediane leeftijd was 54,2 jaar (range 38-72). De mediane duur van de behandeling was 4,7 maanden (range 1,2-21,9), en de mediane follow-up was 8,6 maanden. Zes patiënten (17%) hadden partiële respons en vijftien andere patiënten (39,5%) hadden stabiele ziekte, voor een disease control rate van 55,2%. De mediane progressievrije overleving was 4,0 maanden (95%-bti 2,9-6,9) en de mediane overall survival was 19,8 maanden (10,3-25,4). De meest-waargenomen graad 3 treatment-related adverse events waren levertoxiciteit, diarree, hypertensie, misselijkheid, en braken (alle 5%); er waren geen graad 4 of 5 TRAEs. Twee patiënten (5,2%) discontinueerden pazopanib wegens bijwerkingen.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met zwaar-voorbehandeld metastatisch uLMS in de klinische praktijk, pazopanib veilig was en resulteerde in een hoog percentage patiënten met ziektecontrole.

1.Mantiero M, Bini M, Polignano M et al. A ten-year real-life experience with pazopanib in uterine leyomiosarcoma in two high-specialized centers in Italy: effectiveness and safety. Cancers 2024; 16:192

Summary: A retrospective study at two centers in Italy found that among patients with heavily pretreated, metastatic uterine leiomyosarcoma, pazopanib in everyday clinical practice is safe and shows a good disease control rate.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)