De MD van de deelnemers werd aan de hand van mammogrammen beoordeeld door een geblindeerde radioloog. Voor deelneemsters met mammacarcinoom werd een mammogram geselecteerd van voor de diagnose of van de contralaterale borst; voor niet-patiënten werd het laatst-beschikbare screening-mammamogram beoordeeld.
De onderzoekers vergeleken mammogrammen van 341 BRCA1- en 350 BRCA2-mutatiedraagsters en 229 niet-draagsters. Vergeleken met de niet-draagsters was de MD significant lager onder BRCA2-mutatiedraagsters (OR 0,71; p=0,04), maar niet onder BRCA1-mutatiedraagsters (OR 0,81; p=0,33). MD was geassocieerd met toekomstige ontwikkeling van mammacarcinoom (OR per 25%-categorie 1,45; p<0,001), met geen significante verschillen tussen BRCA1- en BRCA2-mutatiedraagsters. Er waren geen statistisch significante verschillen in associaties van MD met specifieke mammacarcinoomsubtypes.
De onderzoekers concluderen dat de studie bevestigt dat MD een onafhankelijke risicofactor is voor alle mammacarcinoomsubtypes in zowel BRCA1- als BRCA2-mutatiedraagsters.
1.Ramón y Cayal T, Chirivella I, Miranda J et al. Mammographic density and breast cancer in women from high risk families. Breast Cancer Res 2015; epub ahead of print