Inductiechemotherapie
vòòr radiotherapie voor patiënten met SCCHN leidt tot vermindering van distant failure. In een fase 3-studie die online is in het Journal
of Clinical Oncology is onderzocht of inductiechemotherapie vòòr chemoradiotherapie
(CRT) leidt tot verdere verbetering van de overleving, vergeleken met alleen
CRT.1 Dr. Ezra Cohen (University of California, San Diego)
includeerden 285 patiënten met niet-metastatische N2 of N3 SCCHN. De deelnemers
werden gerandomiseerd naar CRT (docetaxel, fluorouracil en hydroxyurea plus
radiotherapie 0,15 Gy tweemaal per dag iedere tweede week) of CRT voorafgegaan
door twee 21-daagse cycli inductiechemotherapie (docetaxel 75 mg/m2
en cisplatin 75 mg/m2 op dag 1 en fluorouracil 750 mg/m2
op dag 1 tot 5).
De
meest-gerapporteerde graad 3 en 4 bijwerkingen tijdens inductiechemotherapie
waren febriele neutropenie (11%) en mucositis (9%); tijdens CRT voor beide
armen tezamen mucositis (49%), dermatitis (21%) en leukopenie (18%). Ernstige
bijwerkingen waren meer frequent in de inductiechemotherapie plus CRT-arm dan
in de CRT-arm (47% versus 28%; p=0,002). Tijdens de follow-up van 30 maanden
waren er geen statistisch significante verschillen in OS, RFS of DFFS.
De
onderzoekers concluderen dat toevoegen van inductiechemotherapie aan CRT niet
leidde tot verbetering van de uitkomst. Ze wijzen er wel op dat de studie underpowered
was omdat het beoogde aantal van 400 deelnemers niet gerealiseerd werd.
1. Cohen EEW, Karrison TG, Kocherginsky M et al.
Phase III randomized trial of induction chemotherapy in patients with N2 or N3
locally advanced head and neck cancer. J Clin Oncol 2014;epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)