Er zijn
enige aanwijzingen voor een gunstig effect van de inname van antioxidanten op
het risico van borstkanker. Online in het International
Journal of Cancer is een analyse gepubliceerd van het verband tussen de totale antioxidantcapaciteit van
de voeding of de inname van afzonderlijke antioxidanten en het borstkankerrisico
in de Rotterdam-studie.1 Corresponderend auteur van de publicatie is
dr. Jessica Kiefte-de Jong (Erasmus MC).
De Rotterdam-studie
is een prospectief cohortonderzoek met 3209 deelnemers ouder dan 55 jaar. Bij
inclusie werden hun voedingsgewoonten geïnventariseerd. De totale antioxidantcapaciteit
van de voeding werd bepaald met de dietary
ferric reducing antioxidant potential (FRAP)-methode. De inname van
vitamines A, C, E, seleen, flavonoïden en carotenoïden werd bepaald met een
voedselfrequentievragenlijst.
Tijdens een
mediane follow-up van 17 jaar werden in het cohort 199 gevallen van borstkanker
gediagnostiseerd. Een hoge voedings-FRAP score was geassocieerd met een lager
borstkankerrisico (HR 0,68; 95%-bti 0,49-0,96). Voor afzonderlijke
antioxidanten werd in het gehele cohort geen verband tussen inname en het
borstkankerrisico gezien. Een lage inname van α-caroteen en β-caroteen was wel
geassocieerd met een verhoogd risico van borstkanker onder rokende
deelneemsters (HR 2,48; 95%-bti 1,21-5,12 voor α-caroteen en HR 2,31; 95%-bti
1,12-4,76 voor β-caroteen). Een lage inname van flavonoïden was geassocieerd
met een verhoogd risico van borstkanker onder vrouwen ouder dan 70 jaar (HR
1,80; 95%-bti 1,09-2,99).
1.Pantavos A, Ruiter R, Feskens E et al. Total
dietary antioxidant capacity, individual antioxidant intake and breast cancer
risk: the Rotterdam study. Int J Cancer 2014; epub ahead of print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)