![Martin van Vliet en Erik van Beers (SkylineDx)](http://skylinedx.com/wp-content/uploads/2013/12/20131207_190823.jpg)
De onderzoekers bepaalden genexpressieprofielen bij 329 deelnemers aan de fase-3 HOVON-65/GMMG-DH4 studie. In deze studie werd bortezomib, doxorubicine en dexamethason (PAD) gevolgd door HDM/ASCT en bortezomib onderhoudsbehandeling werd vergeleken met vincristine, doxorubicine en dexamethason (VAD) gevolgd door HDM/ASCT en thalidomide onderhoudsbehandeling. De onderzoekers vonden vijf markers voor een significant langere OS bij PAD vergeleken met VAD: EMC92/SKY92 (HR 2,21, p=0,0072), t(14;16/t(14;20) (HR 7,86; p=0,0028), add1q21 (HR 2,49; p=0,0019), cluster MF (HR 12,88; p=0,0020) en cluster CD2 (HR 4,42; p= 0,0147). De marker t(4;14) was geassocieerd met een niet-statistisch significante (p=0,15) betere overleving (HR 1,8) bij behandeling met PAD.
De gevonden markers hebben betrekking op verschillende biologische mechanismen, en dus op verschillende groepen patiënten. Zo identificeren EMC92/SKY92 (23,1% van de patiënten) en cluster MF (6,4%) tezamen 26,1% van de patiënten, met een HR 2,73 (p=0,0004). De onderzoekers concluderen dat de vijf genexpressieprofielen kunnen worden gebruikt als predictieve markers in subgroepen MM-patiënten. Het predictief vermogen van de markers moet worden gevalideerd in de EMN-02/HOVON-95 studie.
1. Van Vliet M, Kuiper R, Broijl A et al. Proteasome inhibitor response can be predicted by gene expression profiling in multiple myeloma. EHA 2014; abstr S1286