Er is geen
consensus over de associatie tussen gebruik van androgeendeprivatietherapie
(ADT) en het risico van het ontwikkelen van depressie. Een retrospectieve
observationele cohortstudie heeft de associatie tusssen ADT-gebruik en
depressie onderzocht in een homogene groep van mannen die definitieve
radiotherapie (RT) hadden ondergaan voor prostaatcarcinoom. Dr. Daniel Simpson (University
of California, San Diego) en collega’s publiceren de studie online in Cancer.1
De studie
includeerde 39.965 patiënten die tussen begin 2001 en eind oktober 2015 waren
gediagnostiseerd door het US Department
of Veterans Affairs health care system. Gedurende de follow-up werd nieuwe depressie
vastgesteld in 934 patiënten, gebruik van outpatient psychiatrische zorg in 7825
patiënten, gebruik van inpatient psychiatrische zorg in 358 patiënten, en
suïcide in 54 patiënten. Starten van ADT binnen een jaar na de diagnose
prostaatcarcinoom was in multivariate analyse geassocieerd met de ontwikkeling
van depressie (sHR 1,50; p<0,001) en gebruik van outpatient psychiatrische zorg
(sHR 1,21; p<0,001) maar niet met inpatient psychiatrische zorg of suïcide.
De
onderzoekers concluderen dat ADT na definitieve RT voor prostaatcarcinoom
geassocieerd was met verhoogd risico van het ontwikkelen van depressie en
gebruik van outpatient psychatrische zorg.
1.Deka
R, Rose BS, Bryant AK et al. Androgen
deprivation therapy and depression in men with prostate cancer treated with
definitive radiation therapy. Cancer 2019; epub ahead of print
Summary: An retrospective analysis of patients of the US Department of Veterans Affairs health care system found that androgen deprivation therapy after definitive radiation therapy for
prostate cancer was associated with an increase in the risk of depression and
the use of outpatient psychiatric services.
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)