![Dr. Aaron Mansfield](https://www.mayoclinic.org/-/media/kcms/employees/2018/06/16/22/27/aaron-mansfield-14701782.jpg)
De analyse includeerde 3164 patiënten (55,7% mannen en 44,3% vrouwen; mediane leeftijd 69,0 jaar) die tussen begin 2015 en eind 2017 begonnen met de behandeling. Twaalf maanden na het begin van de behandeling was tenminst één irAE gerapporteerd voor 52,5% van de patiënten. De cumulatieve incidentie van irAEs nam toe in de tijd; bijvoorbeeld de incidentie van pneumonitis was 2,5% één maand na start van de behandeling en nam toe tot 14,3% na negen maanden. De cumulatieve incidentie van hypofysitis en pericarditis waren respectievelijk 3,6% en 1,7% na negen maanden. Patiënten die PD(L)-1 remmers kregen als eerstelijns behandeling hadden lagere frequenties van irAEs dan patiënten die later PD(L)-1 remmers kregen (HR 0,77; 95%-bti 0,67-0,87).
De onderzoekers concluderen dat PD(L)-1 remmers voor NSCLC in de klinische praktijk geassocieerd waren met hogere frequenties van sommige irAEs dan wat was gerapporteerd in klinische studies die tot goedkeuring van de middelen hebben geleid.
1.Cathart-Rake EJ, Sangaralingham LR, Henk HJ et al. A population-based study of immunotherapy-related toxicities in lung cancer. Clin Lung Cancer 2020; epub ahead of print
Summary: An analysis of claims data from a large U.S. commercial insurance database found that among patients receiving anti PD(L)-1 immunotherapy for NSCLC in the real world, frequencies of some irAEs were higher than the rates reported in the pivotal trials that led to approval of the therapies.