![Dr. Andrew Davies](http://www.southampton.ac.uk/assets/imported/transforms/site/staff-profile/Photo/135244A9E2BC42669CB1967D8CF6C67C/Andrew%20Davies.jpg_SIA_JPG_fit_to_width_INLINE.jpg)
SABRINA is uitgevoerd in 113 centra in dertig landen. Deelnemers waren volwassen patiënten met niet-eerder behandeld CD20-positief graad 1-3a FL, ECOG-status 0-2, levensverwachting tenminste zes maanden, en één of meer symptomen die behandeling noodzakelijk maakten. Ze werden gerandomiseerd naar intraveneus rituximab 375 mg/m2 (n=205) of subcutaan rituximab 1400 mg (n=205), plus chemotherapie iedere drie weken gedurende zes tot acht cycli inductie, gevolgd door rituximab onderhoud iedere acht weken. De onderzoekers rapporteren nu de respons en veiligheid na de inductiefase; sommige patiënten worden nog gevolgd in de onderhoudsfase.
De lokaal-beoordeelde overall respons was 84,9% in de groep met intraveneus rituximab versus 84,4% in de groep met subcutaan rituximab. De frequentie van adverse events was niet statistisch significant verschillend tussen beide groepen (95% in de intraveneuze groep versus 96% in de subcutane groep); dit gold ook voor de frequentie van graad 3 of hoger AEs (55% versus 56%). De meest-gerapporteerde graad 3 of hoger AE was neutropenie (21% versus 26%). Ernstige AEs werden gezien in 34% versus 37%. Toediening-gerelateerde AEs, vooral graad 1 of 2, werden gezien in 35% van de patiënten in de groep met intraveneus rituximab versus 48% van de patiënten in de groep met subcutaan rituximab.
De onderzoekers concluderen dat intraveneus en subcutaan rituximab vergelijkbare werkzaamheid en veiligheid hadden.
1. Davies A, Merli F, Mihaljević B et al. Efficacy and safety of subcutaeous rituximab versus intravenous rituximab for first-line treatment of follicular lymphoma (SABRINA): a randomised, open-label, phase 3 trial. Lancet Hamatol 2017; epub ahead of print