![Prof. Guy van Hazel](https://media.licdn.com/mpr/mpr/shrinknp_200_200/p/8/000/298/152/1917beb.jpg)
De SF- en FFG-studies includeerden patiënten met niet-eerder behandeld liver-only of liver-dominant mCRC. De patiënten werden 1:1 gerandomiseerd naar mFOLFOX6 chemotherapie of mFOLFOX6 plus SIRT (met 90Y-microspheres). De patiënten konden ook bevacizumab krijgen, als de locale behandelaar dat wenselijk achtte. RSP werd gedefinieerd als primaire tumor proximaal van de splenic flexure; LSP werd gedefinieerd als primaire tumor in de flexuur of distaal daarvan.
Van de 739 geïncludeerde patiënten (SF n=530; FFG n=209) hadden 179 een RSP (24,2%) en 540 een LSP (73,1%). In gecombineerde analyse van alle 739 patiënten hade toevoeging van SIRT aan chemotherapie geen impact op PFS (mediaan 11,1 maanden met SIRT versus 10,6 maanden zonder SIRT ; p=0,22) of OS (mediaan 24,3 maanden met SIRT versus 24,6 maanden zonder SIRT; p=0,84).
In de subgroep van patiënten met een RSP resulteerde toevoeging van SIRT aan chemotherapie echter tot significante verbetering van de OS (mediaan 22,0 maanden met SIRT versus 17,1 maanden zonder SIRT; HR 0,64; p=0,007). Deze verbetering werd niet gezien in patiënten met een LSP (mediaan 24,6 maanden met SIRT versus 25,6 maanden zonder SIRT), met significante locatie-behandelingsinteractie (p=0,002). In RSP-patiënten was de PFS niet-statistisch significant beter in de SIRT groep dan in de niet-SIRT groep (mediaan 10,8 versus 8,7 maanden; p=0,053); in LSP-patiënten was de mediane PFS 11,4 maanden met SIRT versus 10,8 maanden zonder SIRT; p=0,426).
De onderzoekers concluderen dat in gecombineerde analyse van de SF- en FFG-studies toevoeging van SIRT aan mFOLFOX6-chemotherapie resulteerde in statistisch en klinisch significante verbetering van de OS in patiënten met een RSP maar niet in patiënten met een LSP.
1. Van Hazel G et al. ESMO World Congress on Intestinal Cancer 2017; abstr. LBA-006