![Dr. Kirsten Fischer](https://cdn.ecancer.org/38879-m.jpg)
De figuur laat zien dat drie maanden na voltooiing van de behandeling 40% van de patiënten in de Ven-Obi arm versus 7% van de patiënten in de Clb-Obi arm niet-detecteerbare MRD-niveaus <10-6 hadden (NGS in perifeer bloed). De mediane MRD-verdubbelingstijd was langer na Ven-Obi (80 dagen) dan na Clb-Obi (69 dagen). Panel A van deze figuur laat zien dat bij mediaan 52,4 maanden follow-up de PFS significant langer was in de Ven-Obi groep dan in de Clb-Obi groep (mediaan niet bereikt versus 36,4 maanden; HR 0,33; p<0,0001). Er was geen significant verschil in overall survival tussen beide armen: 15,7% van de Ven-Obi versus 19,0% van de Clb-Obi patiënten overleden (HR 0,85; p=0,49).
De onderzoekers concluderen dat na Ven-Obi vergeleken met Clb-Obi niet-detecteerbare MRD werd gezien in meer patiënten, en dat verschijnen van MRD significant langzamer was na Ven-Obi dan na Clb-Obi. Na mediaan 52,4 maanden follow-up was de meerderheid van de Ven-Obi patiënten nog in remissie.
1.Al-Sawaf O, Zhang C, Lu T et al. Minimal residual disease dynamics after venetoclax-obinutuzumab treatment: extended off-treatment follow-up from the randomized CLL14 study. J Clin Oncol 2021; epub ahead of print
Summary: The multinational phase 3 CLL14 study randomized patients with previously untreated CLL to venetoclax plus obinutuzumab (Ven-Obi) or clorambucil plus obinutuzumab (Clb-Obi). Three months after treatment completion, 40% of patients in the Ven-Obi arm versus 7% in de Clb-Obi arm had undetectable MRD levels <10-6 in peripheral blood. At median follow-up of 52.4 months, with all patients at least three years of treatment, median PFS was not reached in the Ven-Obi arm and was 36.4 months in the Clb-Obi arm (HR 0.33; p<0.0001).