![Dr. Laura Warren](https://www.dana-farber.org/uploadedImages/Pages/Find_a_Doctor/laura_warren_sog_4562_16.jpg)
De meeste patiënten hadden marges groter dan 2 mm (90%) en kregen een tumorbed boost (99%). Zestig procent van de patiënten met HR-positieve ziekte kregen adjuvante endocriene therapie. De mediane follow-up was 10,6 jaar. Tijdens de follow-up werd lokaal recidief (LR) als eerste gebeurtenis gezien in vier patiënten (twee DCIS, twee invasief), met een cumulatieve LR-incidentie van 0,0% na vijf jaar en 1,5% na tien jaar. De tien-jaars cumulatieve incidentie van contralateraal mammacarcinoom (CBC) was 7,9%; de tien-jaars cumulatieve incidentie van niet-borst maligniteit was 4,5%; en de tien-jaars cumulatieve incidentie van niet met mammacarcinoom samenhangend overlijden was 3,5%. Familiegeschiedenis, leeftijd bij diagnose, en endocriene therapie waren niet significant geassocieerd met ontwikkeling van CBC (p>0,05 voor alle associaties).
De onderzoekers concluderen dat met lange follow-up het percentage LR na borstsparende therapie voor DCIS zeer laag bleef (1,5% na tien jaar). De incidentie van CBC was hoger dan de incidentie van LR. CBC-predisponerende factoren zouden nader onderzocht dienen te worden.
1.Warren LEG, Chen Y-H, Halasz LM et al. Long-term outcomes of breast-conserving therapy for women with ductal carcinoma in situ. Breast Cancer Res Treat 2019; epub ahead of print
Summary: A retrospective study at Dana-Farber Cancer Institute (Boston, MA) found that with mature follow-up rates of local recurrence following breast conserving therapy for DCIS remained very low (1.5% at ten years). The incidence of contralateral breast cancer was higher than the incidence of local recurrence.