![Dr. Emmanuel Canet](https://i1.rgstatic.net/ii/profile.image/AS%3A318433709756416%401452931920584_l/Emmanuel_Canet.png)
De obstructie van de SVC was partieel in 34 patiënten en compleet in 16. Pleurale effusie werd gezien in twee op de drie patiënten, pulmonaire atelectase in 32%, en pulmonaire embolie in 10%. Met CT werd compressie van de bovenste luchtwegen gezien in 36%, en met echocardiografie pericardiale effusie in 44%.
In 30% van de patiënten was invasieve mechanische ventilatie vereist, 14% kreeg vasopressoren, en 6% niervervangende behandeling. De mortaliteit was 20% op de ICU, 26% in het ziekenhuis, en 48% na zes maanden. In multivariate analyse was de oorzaak van de SVCS de enige factor die onafhankelijk geassocieerd was met de zes-maands mortaliteit: patiënten met hematologische maligniteiten hadden lagere zes-maands mortaliteit dan patiënten met solide tumoren (27% versus 80%; OR 0,12; p<0,001).
De onderzoekers concluderen dat luchtwegobstructie en pleurale en pericardiale effusie bijdroegen aan de slechte prognose van maligniteiten-gerelateerd SVCS. De prognose van SVCS-patiënten met solide tumoren is nog slechter dan die van SVCS-patiënten met hematologische maligniteiten.
1. Morin S, Grateau A, Reuter D et al. Management of superior vena cava syndrome in critically ill cancer patients. Supp Care Cancer 2017; epub ahead of print