Myelofibrose
in een hematologische maligniteit die gekenmerkt wordt door splenomegalie en
invaliderende symptomen. Trombocytopenie is een ongunstige prognostische factor die het gebruik van de JAK1/2-remmer
ruxolitinib beperkt. Pacritinib is een remmer van JAK2 met vrijwel geen
activiteit tegen JAK1. De fase 3-studie PERSIST-1 liet zien dat pacritinib superieur
was aan beste beschikbare therapie (BAT) met exclusie van ruxolitinib. De fase
3-studie PERSIST-2 vergeleek pacritinib met BAT waaronder ook ruxolitinib. Dr. John Mascarenhas (Icahn School
of Medicine, New York) en collega’s publiceren PERSIST-2 online in JAMA Oncology.1
De studie
werd uitgevoerd in dertien centra in Canada, Hongarije, Rusland, het Verenigd
Koninkrijk en de Verenigde Staten. Deelnemers waren 171 mannen en 140 vrouwen
met myelofibrose en een trombocytengetal van ten hoogste 100 x 109
per liter. De gemiddelde leeftijd was 63,7 jaar. Bijna de helft van de
patiënten (48%) had eerder ruxolitinib gekregen. De patiënten werden 1:1:1 gerandomiseerd naar drie armen: pacritinib 400
mg eenmaal daags, pacritinib 200 mg tweemaal daags, of BAT (de meest-gebruikte
BAT was ruxolitinib; 45%). Crossover van BAT naar pacritinib was toegestaan na
24 weken of vanwege progressie van splenomegalie. Coprimaire eindpunten waren
percentage patiënten met 35% of meer SVR (spleen
volume reduction) en percentage met 50% of meer reductie van TSS (total symptom score), beide na 24 weken.
De nu
gepubliceerde analyse van de ITT-populatie heeft betrekking op 75 patiënten in
de pacritinib eenmaal daags-arm, 74 patiënten in de pacritinib tweemaal
daags-arm, en 72 patiënten in de BAT-arm. De gecombineerde pacritinib-armen
lieten na 24 weken een significant betere 35% of meer SVR zien (18%) dan BAT
(3%; p=0,001) en een niet-significant betere 50% of meer reductie van TTS (25%
versus 14%; p=0,08). Pacritinib tweemaal daags was significant beter dan BAT
voor beide eindpunten (SVR 22% versus 3%; p<0,001; TTS 32% versus 14%;
p=0,01). Graad 3 of 4 adverse events
waren trombocytopenie (31% met pacritinib eenmaal daags, 32% met pacritinib
tweemaal daags, 18% met BAT) en anemie (27%, 22%, en 14%). Discontinuering
vanwege AEs was noodzakelijk in 14%, 9%, en 4%.
De
onderzoekers concluderen dat onder patiënten met myelofibrose en
trombocytopenie, inclusief patiënten met eerdere anti-JAK therapie, pacritinib
vergeleken met BAT inclusief ruxolitinib resulteerde in sterkere reductie van
splenomegalie en symptomen.
1. Mascarenhas J, Hoffman R, Talpaz M et al.
Pacritinib vs best available therapy, including ruxolitinib, in patients with
myelofibrosis. A randomized clinical trial. JAMA Oncol 2018; epub ahead of
print
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)