Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Neoadjuvante chemotherapie voor pancreas ductaal adenocarcinoom, pancreasfistels, en lange-termijn overleving

(0)2019-08-15 13:00   ( Nieuws )

Dr. Carlos Fernández-del CastilloHet gebruik van neoadjuvante therapie (NAT) voor borderline en lokaal-gevorderd pancreas ductaal adenocarcinoom (PDAC) is de laatste tien jaar toegenomen. Er zijn weinig gegevens beschikbaar over het voorkomen van pancreasfistels in deze setting. Een studie van Massachusetts General Hospital (Boston) heeft het voorkomen van klinisch-relevante postoperatieve pancreasfistels (CR-POPF) geïnventariseerd na upfront resectie of na pancreatectomie na NAT, alsmede potentiële associaties met overall survival. Dr. Carlos Fernández-del Castillo en collega’s publiceren de studie online in JAMA Surgery.1

Tussen begin 2007 en eind 2017 ondergingen 753 patiënten in MGH pancreatectomie voor PDAC. Onder deze patiënten waren 364 mannen (48,3%); de mediane leeftijd was 68 jaar (IQR 61-75). Er waren 346 patiënten (45,9%) die NAT kregen en 407 patiënten (54,1%) die upfront resectie ondergingen. Pathologisch onderzoek wees uit dat NAT geassocieerd was met kleinere tumoren (gemiddeld 26,0 ± 15,3 mm versus 32,7 ± 14,4 mm; p<0,001), minder nodale betrokkenheid (25,1% versus 55,2%; p<0,001), en hoger percentage R0-resectie (74,3% versus 58,7%; p<0,001). Er waren geen significante verschillen tussen beide groepen in percentage patiënten met ernstige complicaties of 90-dagen mortaliteit.

Het voorkomen van CR-POPF was ruim driemaal hoger na upfront resectie dan na NAT (13,8% versus 3,8%; p<0,001). Na upfront resectie was voorkomen van CR-POPF niet geassocieerd met OS (mediaan 26 versus 25 maanden; p=0,66), maar na NAT was voorkomen van CR-POPF geassocieerd met significant slechtere OS (mediaan 17 versus 34 maanden; p=0,002). Deze associatie was in multivariate analyse onafhankelijk van andere bekende voorspellers van OS (HR 2,80; p<0,002).

De onderzoekers concluderen dat gebruik van NAT geassocieerd was met significante verlaging van het voorkomen van CR-POPF. Als CR-POPF na NAT toch voorkwam was de lange-termijn overleving echter significant verslechterd.

1.Hank T, Sandini M, Ferrone CR et al. Association between pancreatic fistula and long-term survival in the era of neoadjuvant chemotherapy. JAMA Surg 2019; epub ahead of print

Summary: A study at Massachusetts General Hospital (Boston) found that neoadjuvant chemotherapy compared to upfront resection for pancreatic ductal adenocarcinoma may be associated with a significant reduction in the rate of clinically relevant postoperative pancreatic fistula. However, once CR-POPF occurred, it was associated with a significant reduction in long-term survival after NAT, but not after upfront resection.

Commentaren


Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Nog geen commentaren