Het gebruik
van neoadjuvante therapie (NAT) voor borderline en lokaal-gevorderd pancreas
ductaal adenocarcinoom (PDAC) is de laatste tien jaar toegenomen. Er zijn
weinig gegevens beschikbaar over het voorkomen van pancreasfistels in deze
setting. Een studie van Massachusetts General Hospital (Boston) heeft het
voorkomen van klinisch-relevante postoperatieve pancreasfistels (CR-POPF) geïnventariseerd
na upfront resectie of na pancreatectomie na NAT, alsmede potentiële associaties
met overall survival. Dr. Carlos Fernández-del
Castillo en collega’s publiceren de studie
online in JAMA Surgery.1
Tussen begin
2007 en eind 2017 ondergingen 753 patiënten in MGH pancreatectomie voor PDAC.
Onder deze patiënten waren 364 mannen (48,3%); de mediane leeftijd was 68 jaar
(IQR 61-75). Er waren 346 patiënten (45,9%) die NAT kregen en 407 patiënten (54,1%)
die upfront resectie ondergingen. Pathologisch onderzoek wees uit dat NAT
geassocieerd was met kleinere tumoren (gemiddeld 26,0 ± 15,3 mm versus 32,7 ±
14,4 mm; p<0,001), minder nodale betrokkenheid (25,1% versus 55,2%;
p<0,001), en hoger percentage R0-resectie (74,3% versus 58,7%; p<0,001).
Er waren geen significante verschillen tussen beide groepen in percentage
patiënten met ernstige complicaties of 90-dagen mortaliteit.
Het
voorkomen van CR-POPF was ruim driemaal hoger na upfront resectie dan na NAT (13,8%
versus 3,8%; p<0,001). Na upfront resectie was voorkomen van CR-POPF niet
geassocieerd met OS (mediaan 26 versus 25 maanden; p=0,66), maar na NAT was
voorkomen van CR-POPF geassocieerd met significant slechtere OS (mediaan 17
versus 34 maanden; p=0,002). Deze associatie was in multivariate analyse onafhankelijk
van andere bekende voorspellers van OS (HR 2,80; p<0,002).
De
onderzoekers concluderen dat gebruik van NAT geassocieerd was met significante
verlaging van het voorkomen van CR-POPF. Als CR-POPF na NAT toch voorkwam was
de lange-termijn overleving echter significant verslechterd.
1.Hank T, Sandini M, Ferrone CR et al.
Association between pancreatic fistula and long-term survival in the era of
neoadjuvant chemotherapy. JAMA Surg 2019; epub ahead of print
Summary: A study at Massachusetts General Hospital (Boston) found that neoadjuvant
chemotherapy compared to upfront resection for pancreatic ductal adenocarcinoma
may be associated with a significant reduction in the rate of clinically
relevant postoperative pancreatic fistula. However, once CR-POPF occurred, it
was associated with a significant
reduction in long-term survival after NAT, but not after upfront resection.
Commentaren
Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie. (Login)