Deelnemers aan de studie waren 498 patiënten (mediaan 57,6 jaar; 90% man) die tussen mei 1991 en juli 2015 incomplete excisie ondergingen van 590 DN. Van deze DNs ondergingen 191 nieuwe excisie, met negatieve marges, en 399 werden geobserveerd. Er waren follow-up data beschikbaar van 170 DN na re-excisie en 304 na observatie, met mediane follow-up van 5,5 jaar (SD 4,6 jaar). In de observatiegroep werd vaker recurrence van naevi gezien dan in de re-excisiegroep (3,3% versus 0%; p=0,02). Ontwikkeling van melanoom werd gezien in zes van 304 DN na observatie (2,0%) versus één van 170 DN na re-excisie (0,6%; p=0,43). Vijf van de zes geobserveerde patiënten die melanoom ontwikkelden hadden aanvankelijke partiële biopsie ondergaan met aanzienlijke positieve marges. Er was slechts één patiënt met dun invasief melanoom, en tijdens de follow-up tot 30 mei 2016 overleed geen van de patiënten. De patiënten ontwikkelden nieuw primair melanoom op andere lokaties in 9,9% na observatie versus 9,4% na re-excisie.
De onderzoekers concluderen dat in patiënten met mild- of matig-DN met microscopisch positieve marges en geen klinisch residuele laesie observatie een redelijke managemen-optie is.
1.Fleming NH, Egbert BM, Kim J, Swetter SM. Reexamining the threshold for reexcision of histologically transected dysplastic nevi. JAMA Dermatol 2016; epub ahead of print