Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Klinische studie van M1-c6v1 oncolytisch virus plus camrelizumab en apatinib voor gevorderd levercelcarcinoom (0)
2025-09-17 15:00   ( Nieuws )
Tags:  aHCC M1-c6v1 plus camrelizumab and apatinib
Dr. Liang PengEr is behoefte aan meer-werkzame behandelingen voor gevorderd levercelcarcinoom (aHCC). Een klinische studie van Sun Yat-sen Universiteit (Guangzhou, China) heeft de combinatie van het oncolytisch virus M1-c6v1 met de immuuncheckpointremmer camrelizumab en de VEGFR2-remmer apatinib voor aHCC geëvalueerd. Dr. Liang Peng en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde 13 patiënten, onder wie 84,6% met hepatitis B virus-geassocieerd HCC en 76,9% met tumoren groter dan 10 cm. De patiënten kregen intraveneus M1-c6v1 op de eerste vijf dagen van vier-weekse cycli plus intraveneus camrelizumab 200 mg iedere twee weken en oraal apatinib 250 mg eens per dag. De behandeling werd voortgezet tot ziekteprogressie, niet-acceptabele toxiciteit, withdrawal of het eind van de studie na een jaar behandeling. Primaire eindpunten waren veiligheid en tolerabiliteit.

De behandeling werd goed verdragen, met 92% van de waargenomen adverse events graad 2 of lager. De meest-waargenomen AEs waren influenza-like symptomen en transiënte cytopenie. Er werd geen viral shedding waargenomen in secreties en excreties van de patiënten. Onder de tien voor werkzaamheid evalueerbare patiënten werden zeven partiële responsen gezien (ORR 70%). De mediane progressievrije overleving en overall survival waren 8,9 maanden respectievelijk 15,4 maanden.

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van M1-c6v1 met camrelizumab en apatinib acceptabele veiligheid en veelbelovende werkzaamheid had onder patiënten met aHCC.

1.Xie C, Zheng X, He S et al. Clinical evaluation of M1-c6v1 oncolytic virus combined with camrelizumab and apatinib in advanced hepatocellular carcinoma. Clin Cancer Res 2025-1620

Summary: A clinical study at Sun Yat-sen University (Guangzhou, China) found acceptable safety and promising activity of the combination of the oncolytic virus M1-c6v1 with camrelizumab and apatinib among patients with advanced hepatocellular carcinoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Overleving met verschillende behandelingen voor vroeg-stadium cervixcarcinoom in oudere patiënten (0)
2025-09-17 13:30   ( Nieuws )
Tags:  early-stage cervical cancer in older patients
Dr. Ryan SukEr is geen duidelijkheid over het overlevingsprofijt van verschillende behandelingen voor vroeg-stadium cervixcarcinoom in oudere patiënten. Een retrospectieve cohortstudie op basis van gegevens in de SEER-database heeft overleving met verschillende behandelingen en behandelingsaanbevelingen in patiënten in de leeftijd van 65 jaar en ouder met gelokaliseerd cervixcarcinoom geïnventariseerd. Dr. Ryan Suk (Emory University, Atlanta GA) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie includeerde 2236 patiënten met een eerste diagnose gelokaliseerd cervixcarcinoom tussen begin 2000 en eind 2020. Onder de patiënten waren 66,3% in de leeftijd van 65 tot 75 jaar; 25,3% in de leeftijd van 75 tot 85 jaar; en 8,4% in de leeftijd van 85 jaar of ouder. De figuur laat uitkomsten van de studie zien. In de jongste groep hadden de patiënten die chirurgie ondergingen significant hogere vijf-jaars overlevingspercentages (91,2%; 95%=bti 88,4-93,4) dan patiënten die geen chirurgie aanbevolen kregen (69,6%; 62,8-75,4) en patiënten die wel chirurgie aanbevolen kregen maar geen chirurgie ondergingen (52,3%; 24,2-74,3). Vergelijkbare patronen werden gezien in de oudere groepen. In multivariate analyses was ondergaan van chirurgie (aHR 0,28; 95%-bti 0,16-0,50) en radiotherapie (0,48; 0,26-0,87) significant geassocieerd met lagere cervixcarcinoom-specifieke mortaliteit vergeleken met niet ondergaan van de aanbevolen behandeling.

De onderzoekers concluderen dat onder oudere patiënten met vroeg-stadium cervixcarcinoom ontvangen van de aanbevolen behandeling geassocieerd was met hogere overlevingspercentages.

1.Suk R, Lin Y-Y, Dilley S et al. Survival by treatment recommendation and receipt among older patients with early-stage cervival cancer. JAMA Network Open 2025;8:e2532206

Summary: A retrospective cohort study using the SEER database found that older patients with localized cervical cancer who received recommended treatments experienced substantial survival benefits.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Impact van PNPLA3 polymorfisme op uitkomsten van leverresectie voor CRLM na neoadjuvante chemotherapie (0)
2025-09-17 12:00   ( Nieuws )
Tags:  colorectal cancer liver metastasis PNPLA3 polymorphism
Dr. Patrick StarlingerEr is geen consensus over het gebruik van neoadjuvante chemotherapie (NAC) voor patiënten met resectabele levermetastasen van colorectaalcarcinoom (CRLM). Het gebrek aan overall survival profijt met NAC zou kunnen worden verklaard uit chemotherapie geassocieerde leverschade (CALI). Het is niet duidelijk waarom de ernst van CALI uiteenloopt tussen patiënten die hetzelfde type chemotherapie krijgen. Een multinationale studie heeft de impact van PNPLA3 polymorfismen op uitkomsten na NAC en leverresectie voor CRLM geïnventariseerd. Dr Patrick Starlinger (Mayo Clinic, Rochester MN) en collega’s publiceren de studie in eBioMedicine.1

De studie includeerde 551 patiënten met CRLM die leverchirurgie ondergingen na NAC. In de groep patiënten met APRI + ALBI score ≥ -2,46 (niet-invasieve leverfunctiemarker die toeneemt in respons op ontwikkeling van CALI tijdens NAC) was de overall survival na de chirurgie slechter dan in de groep met APRI + ALBI score < -2,46 (mediaan 34,3 versus 46,1 maanden; p=0,027). De gemuteerde rs738409 variant van PNPLA3 was geassocieerd met chemotherapie-geassocieerde steatohepatitis (p=0,007) en met intrahepatisch vet (p=0,004). Alle PNPLA3-homozygoten hadden hoog-risico APRI+ALBI tijdens NAC.

De onderzoekers concluderen dat CALI en effecten daarvan op de leverfunctie geassocieerd waren met OS in patiënten die leverresectie ondergaan na NAC.

1.Rumpf B, Santol J, Kern AE et al. PNPLA3 polymorphism worsens chemotherapy associated liver injury and affects overall survival in colorectal cancer patients with liver metastasis undergoing hepatic resection. eBioMedicine 2025.105928

Summary: A multinational retrospective study found that chemotherapy-associated liver injury and its effects on liver function significantly impact overall survival in colorectal cancer liver metastasis patients undergoing liver resection after neoadjuvant chemotherapy.1


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Systematisch overzicht van accuratesse van bloed-gebaseerde multicancer detection tests voor screening (0)
2025-09-16 15:00   ( Nieuws )
Tags:  MCD tests
Dr. Leila KahwatiScreening op meerdere typen maligniteiten met een enkele bloedtest is in potentie transformatief. Een systematisch overzicht van gepubliceerde studies heeft benefits, accuratesse, en harms van bloed-gebaseerde multicancer detection (MCD)-testen geïnventariseerd. Dr. Leila Kahwati (RTI International, Research Triangle Park NC) en collega’s publiceren de studie in Annals of Internal Medicine.1

In de literatuur tot en met maart 2025 vonden de onderzoekers geen gecontroleeerde studies die benefits van screening met MCD-testen evalueerden. Er waren twintig studies (n=109.177) die accuratesse van negentien MCD-testen rapporteerden, waaronder zeven (vijf met hoog risico van bias, twee met onduidelijk ROB) die de accuratesse van toekomstig detectie van een maligniteit rapporteerde in asymptomatische deelnemers die gedurende een jaar gevolgd werden (prediagnostische performance); de overige dertien studies schatten de accuratesse van hoog-ROB patiënt-controlestudies onder klinische bevestigde patiënten met maligniteiten vergeleken met gezonde controledeelnemers (diagnostische performance). Onder de verschillende testen liep de sensitiviteit uiteen van 0,095 tot 0,998, de specificiteit van 0,657 tot 1,0, en de area under the curve (AUC) van 0,52 tot 1,0. De sensitiviteit en AUC waren hoger in studies van diagnostische performance vergeleken met prediagnostische performance. Een cohortstudie rapporteerde harms van gebruik van MCDs, maar deze gegevens waren beperkt.

De onderzoekers concluderen dat gecontroleerde studies van benefits van gebruik van MCDs niet gepubliceerd zijm, en dat er onvoldoende evidentie is voor het beoordelen van accuratesse en harms (video summary).

1.Kahwati LC, Avenarius M, Brouwer L et al. Multicancer detection tests for screening. A systematic review. Ann Intern Med 2025-01877

Summary: Systematic review of published studies found that no controlled studies are completed that report benefits of multicancer detection tests for screening, whereas evidence was judged insufficient to evaluate harms and accuracy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie tussen fragiliteit en postoperative complicaties in oudere patiënten met niet-metastatisch mammacarcinoom (0)
2025-09-16 13:30   ( Nieuws )
Tags:  nonmetastatic breast cancer frailty and postoperative complications
Dr. Eliza LorentzenFragiliteit is geassocieerd met hogere frequentie van postoperatieve complicaties na majeure chirurgie. Een analyse van de SEER-Medicare database heeft de associatie tussen fragiliteit en postoperatieve complicaties na chirurgie voor mammacarcinoom in oudere patiënten onderzocht. Dr. Eliza Lorentzen (Brigham and Women’s Hospital, Boston MA) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Network Open.1

In de database identificeerden de onderzoekers 6963 patiënten in de leeftijd van 70 jaar en ouder die tussen september 2013 en september 2015 chirurgie onderging voor niet-metastatisch mammacarcinoom. Onder deze patiënten waren er 439 (6,3%) die voldeden aan de ICD-9 definitie van fragiliteit. Een hoger percentage van de patiënten met fragiliteit waren in de leeftijd 85 jaar of ouder (19,3% versus 13,4%; p<0,001), hadden Charlsen Comorbidity Index score 2 of hoger (64,7% versus 16,5%; p<0,001), en ondergingen mastectomie (56,0% versus 49,3%; p<0,001). Lokale en systemische complicaties werden gerapporteerd voor 11,1% respectievelijk 2,8%. Patiënten met versus zonder fragiliteit hadden hogere percentages lokale (15,1% versus 10,8%; p=0,006) en systemische (4,8% versus 2,7%; p=0,009) complicaties. In gecorrigeerde analyses was fragiliteit geassocieerd met hogere waarschijnlijkheid van lokale (OR 1,48; 95%-bti 1,12-1,96) en systemische (1,76; 1,10-2,81) complicaties. Chronologische leeftijd was niet geassocieerd met waarschijnlijkheid van complicaties. Mastectomie en axillaire chirurgie waren onafhankelijk geassocieerd met hogere waarschijnlijkheid van lokale maar niet systemische complicaties.

De onderzoekers concluderen dat fragiliteit en niet alleen chronologische leeftijd dient te worden overwogen bij de chirurgische planning voor mammacarcinoom.

1.Lorentzen EH, Chen Y-J, Morton C et al. Frailty and postoperative complications in older adults with nonmetastatic breast cancer. JAMA Network Open 2025;8:e2531841

Summary: Analysis of the SEER-Medicare database found that fragility and not chronological age alone should be considered in decision-making and planning in surgery for nonmetastatic breast cancer in older patients.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Prevalentie van BRCA1 en BRCA2 varianten in een niet-geselecteerde populatie van vrouwen met mammacarcinoom (0)
2025-09-16 12:00   ( Nieuws )
Tags:  INSPIRE study
Prof. Joanne MortimerEr is geen duidelijkheid over de prevalentie van pathogene of waarschijnlijk pathogene (P/LP)-varianten van BRCA1 en BRCA2 in minderheidsgroepen. De cohortstudie INSPIRE (‘implementing next-generation sequencing for precision intervention and risk evaluation’) van City of Hope in Duarte en Upland, beide in Californië, heeft deze prevalentie in een niet-geselecteerde populatie van patiënten met any stage mammacarcinoom geïnventariseerd. Prof. Joanne Mortimer (City of Hope, Duarte CA) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1


De studie includeerde 2401 patiënten die kiemlijntesten ondergingen. P/LP-varianten in BRCA1 of 2 werden gezien in 4,4% van de Aziatische vrouwen; 8,1% van de zwarte vrouwen; en 4,8% van de blanke vrouwen. Hispanic vrouwen hadden een hogere waarschijnlijkheid van een kiemlijn BRCA1 variant dan non-Hispanic vrouwen (OR 2.58; p=0,02). P/LP varianten in BRCA1 werden meer frequent gezien in Hispanic vrouwen (3,0%) dan in non-Hispanic vrouwen (1,6%; p=0,02). Zestien van de 116 vrouwen ouder dan 60 jaar (13,7%) hadden P/LP varianten.

De onderzoekers concluderen dat universele BRCA1- en BRCA2-testen dienen te worden aangeboden aan alle patiënten met mammacarcinoom.

1.Mortimer JE, Lindsey SS, Zukin E et al. Prevalence of BRCA1 and BRCA2 variants in an unselected population of women with breast cancer. JAMA Network Open 2025;8:e2531577

Summary: The INSPIRE study, at two centers in California, included unselected women with any stage breast cancer who underwent germline testing, and provided information about BRCA1/2 P/LP variants in various racial and ethnic groups.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Behandelingsvrije overleving na nivolumab met of zonder relatlimab voor gevorderd melanoom in RELATIVITY-047 (0)
2025-09-15 15:00   ( Nieuws )
Tags:  advanced melanoma TFS
Dr Meredith ReganBehandelingsvrije overleving (TFS) van patiënten met maligniteiten is gedefinieerd als tijd zonder systemische therapie tot een volgende behandeling of overlijden. Een post-hoc analyse van de multinationale fase 2-3 studie RELATIVITY-047 heeft TFS van patiënten met gevorderd melanoom na nivolumab met of zonder relatlimab geïnventariseerd. Dr. Meredith Regan (Dana-Farber Cancer Institute, Boston MA) en collega’s publiceren de analyse in het Journal of ImmunoTherapy of Cancer.1


De analyse includeerde 714 patiënten. Achtenveertig maanden na randomisatie waren 52% van de patiënten in de nivolumab plus relatlimabgroep in leven, vergeleken met 43% van de patiënten in de nivolumabgroep; terwijl 38% en 33% van de patiënten in deze groepen vrij waren van volgende systemische therapie. De gemiddelde 48-maands TFS was 9,7 versus 6,8 maanden (verschil 2,9 maanden; 95%-bti 1,0-4,9). De gemiddelde TFS maakte 20% en 14% uit van de 48 maanden na randomisatie. TFS zonder graad 3 of hoger treatment-related adverse events was 9,1 maanden versus 6,5 maanden (verschil 2,6 maanden; 95%-bti 0,8-4,5).

De onderzoekers concluderen dat in RELATIVITY-047 onder patiënten met gevorderd melanoom in de 48 maanden na randomisatie de combinatie van nivolumab en relatlimab resulteerde in langere TFS en langere TFS zonder graad 3 of hoger TRAEs dan alleen nivolumab.

1.Regan MM, Ascierto PA, Lipson EJ et al. Analysis of treatment-free survival of patients with advanced melanoma receiving nivolumab as monotherapy or in combination with relatlimab in RELATIVITY-047. J ImmunoTher Cancer 2025-e012747

Summary: Post hoc analysis of the multinational phase 2-3 RELATIVIY-047 trial found treatment-free survival benefit during the 48 months since initiating nivolumab plus relatlimab compared with nivolumab alone in patients with advanced melanoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter retrospectieve studie van neoadjuvante (immuun)chemotherapie versus CCRT voor LS-SCLC (0)
2025-09-15 13:30   ( Nieuws )
Tags:  limited-stage small cell lung cancer
Prof. Yan ZhangEr is geen duidelijkheid over de relatieve werkzaamheid van neoadjuvante immuunchemotherapie en chemotherapie versus concurrente chemoradiotherapie (CCRT) voor beperkt-stadium kleincellig longcarcinoom (LS-SCLC). Een multicenter retrospectieve studie in China heeft real-world uitkomsten met neoadjuvante immuunchemotherapie vergeleken met die van neoadjuvante chemotherapie en CCRT voor LS-SCLC. Prof. Yan Zhang (Sichuan Universiteit, Chengdu) en collega’s publiceren de studie in het International Journal of Cancer.1

De studie includeerde 139 patiënten die tussen begin 2019 en eind 2023 behandeld werden voor LS-SCLC: 55 die CCRT kregen, en 28 respectievelijk 56 die neoadjuvante immuunchemotherapie of neoadjuvante chemotherapie kregen gevolgd door chirurgie. R0-resectie werd uitgevoerd in alle patiënten die chirurgie ondergingen. Het percentage patiënten met pathologisch complete respons (35,7% versus 7,1%; p<0,05) en majeure pathologische respone (53,6% versus 12,5%; p<0,05) was significant hoger na immuunchemotherapie dan na chemotherapie. Adverse events waren acceptabel in de drie groepen. Na propensity score matching werd overlevingsanalyse uitgevoerd in drie groepen van 24 patiënten. De mediane progressievrije overleving en overall survival waren significant langer in de groep die neoadjuvante immuunchemotherapie kreeg dan in de beide andere groepen.

De onderzoekers concluderen dat neoadjuvante immuunchemotherapie veilig en effectief is onder patiënten met LS-SCLC.

1.Zhao Z, Rong H, Li M et al. Clinical outcomes for neoadjuvant immunochemotherapy or chemotherapy versus concurrent chemoradiotherapy in limited-stage small-cell lung cancer: A retrospective, multi-center, real-world study. Int J Cancer 2025.70153

Summary: A multicenter retrospective real-world study in China found that neoadjuvant immunochemotherapy is a safe and effective treatment strategy for limited-stage small cell lung cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)