Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Retrospectieve cohortstudie van doodsoorzaken onder personen met Lynch syndroom in het tijdperk van immuuntherapie (0)
2025-10-13 13:30   ( Nieuws )
Tags:  LS causes of death
Dr. Matthew YurgelunPersonen met het syndroom van Lynch (LS) ontwikkelen voornamelijk mismatch repair-deficient/microsatellite-unstable (MMR-D/MSI-H) maligniteiten, waarvoor immuuntherapie kan leiden tot lange-termijn ziektecontrole, zelfs in de metastatische setting, hetgeen resulteerde in FDA-goedkeuring van pembrolizumab voor alle gevallen van gevorderde MMR-D/MSI-H maligniteit. Een retrospectieve cohortstudie van Dana-Farber Cancer Institute (Boston MA) heeft doodsoorzaken onder personen met LS in het tijdperk van immuuntherapie geïnventariseerd. Dr. Matthew Yurgelun en collega’s publiceren de studie in JCO Precision Oncology.1

De studie includeerde 54 personen met LS die tussen 30 mei 2017 en 20 december 2024 in het instituut werden gezien en overleden waren op het moment van de nu gepubliceerde analyse (mediane leeftijd bij overlijden 64 jaar; IQR 51-75). De figuur toont de leeftijd bij diagnose van de terminale maligniteit voor de verschillende LS-genen. Onder deze patiënten waren 44 overleden aan een maligniteit of complicaties/toxiciteiten van de behandeling daarvan. Negentien van deze 44 patiënten (43%) overleden aan een MMR-proficiënte/MS-stabiele maligniteit (vijf aan pancreascarcinoom en vier aan colorectaalcarcinoom) en twintig van 44 patiënten (46%) overleden aan een MMR-D/MSI-H maligniteit (zes aan colorectaalcarcinoom en vier aan pancreascarcinoom) terwijl de vijf overige patiënten (11%) overleden aan een maligniteit met onbekende MMR/MSI-status. Onder de twintig patiënten die overleden aan MMR-D/MSI-H maligniteit hadden veertien (70%) ziekteprogressie op immuuntherapie, overleden twee (10%) aan toxiciteit van immuuntherapie, en drie (15%) aan andere complicaties van de behandeling.

De onderzoekers concluderen dat onder personen met LS MMR-proficiënte/MS-stabiele maligniteiten frequente oorzaken van overlijden waren , evenals MMR-D/MSI-H maligniteiten met resistentie tegen immuuntherapie.

1.Maoz A, Biller L. Giannakis M et al. Causes of death among individuals with Lynch syndrome in the immunotherapy area. JCO Precision Oncol 2025-00700

Summary: A retrospective study at Dana-Farber Cancer Institute (Boston, MA) found that MMR-proficient/MS-stable cancers were frequent causes of death among individuals with Lynch syndrome, as were MMR-D/MSI-H cancers resistant to immunotherapy and treatment-associated toxicities.



  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Uitkomsten met intensiteit-gemoduleerde protontherapie voor NSCLC in patiënten met interstitiële longziekte (0)
2025-10-13 12:00   ( Nieuws )
Tags:  NSCLC with ILD IMPT
Dr. Dawn OwenDe behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom in patiënten met interstitiële longziekte (ILD) vormt een uitdaging. De patiënten zijn over het algemeen geen geschikte kandidaten voor chirurgie vanwege een slechte longfunctie. Een retrospectieve cohortstudie van Mayo Clinic (Rochester MN) heeft intensiteits-gemoduleerde protontherapie (IMPT) voor deze patiënten geëvalueerd. Dr. Dawn Owen en collega’s publiceren de studie in Lung Cancer.1

De studie includeerde 33 patiënten, onder wie 54% met stadium I of II ziekte en 46% met stadium III of IVA ziekte. De mediane overall survival na IMPT was 1,8 jaar. De cumulatieve incidentie van lokaal recidief was 21,8% na twee jaar en de cumulatieve incidentie van afstandsrecidief was 36,5% na twee jaar. De cumulatieve incidentie van graad 2 of 3 stralingspneumonitis was 23,5% na twaalf maanden (geen graad 4 of 5 gebeurtenissen). Groter tumorvolume was geassocieerd met slechter overall survival en hogere incidentie van recidief.

De onderzoekers concluderen dat IMPT een veilige en effectieve behandeling is voor NSCLC in patiënten met ILD.

1.Roden RT, Harmsen WS, Breen WG et al. Safety and outcomes of intensity modulated proton therapy in patients with non small cell lung cancer with interstitial lung disease. Lung Cancer 2025.108789

Summary: A retrospective study at the Mayo Clinic (Rochester, MN) found that intensity modulated proton therapy is a safe and effective treatment option for NSCLC in patients with interstitial lung disease.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van van pembrolizumab plus chemotherapie zonder radiotherapie voor LA-NSCLC met PD-L1 TPS 50% of hoger (0)
2025-10-12 15:00   ( Nieuws )
Tags:  Evolution trial
Dr. Akito HataDe standaard-behandeling voor niet-resectabel lokaal-gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (LA-NSCLC) is chemoradiotherapie gevolgd door durvalumab. De multicenter fase 2-studie Evolution in Japan heeft een radiotherapie-vrij regime van pembrolizumab plus chemotherapie als eerstelijns behandeling voor niet-resectabel LA-NSCLC met PD-L1 tumor proportion score 50% of hoger geëvalueerd. Dr. Akito Hata (Kobe Minimally Invasive Cancer Center) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1



Evolution, uitgevoerd in negen centra, includeerde volwassen patiënten (in Japan 20 jaar of ouder) met niet-eerder systemisch behandeld LA-NSCLC met PD-L1 TPS 50% of hoger en een ECOG performance status 0 of 1. De patiënten kregen vier drie-weekse cycli pembrolizumab plus platina-gebaseerde chemotherapie als inductietherapie gevolgd door pembrolizumab met of zonder pemetrexed onderhoudstherapie gedurende ten hoogste twee jaar. Het primaire eindpunt was twee-jaars progressievrij-overlevingspercentage.

De studie includeerde 21 patiënten (mediane leeftijd 73 jaar; IQR 68-80; 76% mannen). Achttien patiënten (86%) voltooiden de inductietherapie; tien patiënten (48%) voltooiden ook de onderhoudstherapie. De mediane duur van follow-up was 32,5 maanden. Het twee-jaars PFS-percentage was 67% (90%-bti 46-83). De meest-gerapporteerde graad 3 of hoger adverse events waren neutropenie (38% van de patiënten), leukopenie (19%), en pneumonie (14%). Ernstige AEs werden gerapporteerd voor 33%; geen van de patiënten overleed aan met de behandeling samenhangende oorzaken.

De onderzoekers concluderen dat een radiotherapie-vrij regime van pembrolizumab plus chemotherapie een feasible en veelbelovende behandeling kan zijn voor niet-resectabel LA-NSCLC met TPS 50% of hoger.

1.Hata A, Ninomaru T, Okada H et al. Radiotherapy-free pembrolizumab combined with chemotherapy for locally advanced non-small-cell lung cancer with PD-L1 tumor proportion score of 50% or higher (Evolution trial): a multicentre, single-arm, phase 2 study. Lancet Oncol 2025-00462-0

Summary: The multicenter phase 2 Evolution trial in Japan found that pembrolizumab plus chemotherapy, without radiotherapy, might provide a feasible and promising alternative treatment strategy for patients with unresectable locally advanced NSCLC with a PD-L1 TPS of 50% or higher.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 1-2 studie van eerstelijns omacetaxine plus azacitidine voor myelodysplastisch syndroom met excess blasten (0)
2025-10-12 12:00   ( Nieuws )
Tags:  MDS-EB oma plus aza
Dr. Daniel PollyeaPatiënten met myelodysplastisch syndroom met excess blasten (MDS-EB) hebben een slechte prognose. Preklinische studies hebben laten zien dat MDS-EB stamcellen afhankelijk zijn van eiwitsynthese. Een fase 1-2 studie van de University of Colorado in Aurora heeft de combinatie van de eiwitsyntheseremmer omacetaxine mepesuccinaat en het hypomethylerende agens azacitidine (oma-aza) voor patiënten met niet-eerder behandeld MDS-EB geëvalueerd. Dr. Daniel Pollyea en collega’s publiceren de studie in eClinical Medicine.1

De studie includeerde 24 patiënten die vier-weekse cycli kregen van aza 75 mg/m2 eens per dag en oma tweemaal daags op dagen één tot en met zeven in oplopende doseringen van 0,5 tot 1,25 mg/m2. In fase 1, met negen patiënten, werden als doserings-limiterende toxiciteiten hypoxie, respiratoir falen, gastro-intestinale bloeding, en jicht gezien. De hoogst-verdragen dosering was oma 0,5 mg/m2. Met deze dosering in combinatie met aza waren de adverse events trombocytopenie, anemie, neutropenie, en febriele neutropenie. De overall response rate was 54% met complete respons in 17%. Tien patiënten ondergingen allogene stamceltransplantatie. De mediane duur van follow-up was 3,5 jaar. De mediane duur van respons was 719 dagen, en de mediane progressievrije overleving en overall survival waren 92 dagen respectievelijk 1,5 jaar.

De onderzoekers concluderen dat de combinatie-oma-aza nadere bestudering verdient in patiënten met MDS-EB.

1.Pollyea DA, Stevens BM, Abbott D et al. Omacetaxine and azacitidine for untreated patients with myelodysplastic syndromes and excess blasts: a phase I/II clinical trial. eClinMed 2025.103546

Summary: A phase 1-2 trial at the University of Colorado (Aurora) found that the combination of the protein synthesis inhibitor omacetaxine mepesuccinate with the hypomethylating agent azacitidine had efficacy among previously untreated patients with myelodysplastic syndromes with excess blasts.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van olaparib, durvalumab, en fulvestrant voor gevorderd ER+/HER- mBC met relevante genomische veranderingen (0)
2025-10-11 15:00   ( Nieuws )
Tags:  DOLAF trial
Dr. Séverine GuiuIn recente studies zijn aanwijzingen gezien voor synergie tussen PARP-remming en immuuncheckpointblokkade in verschillende genetische settings. De multicenter fase 2-studie DOLAF in Frankrijk evalueerde de combinatie van de PARP-remmer olaparib met de PD-L1 remmer durvalumab en de ER-remmer fulvestrant als tweede-of derdelijns behandeling voor patiënten met HR+/HER2- metastatisch mammacarcinoom en relevante genomische veranderingen. Dr. Séverine Guiu (Institut du Cancer de Montpellier) en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde 172 patiënten met somatische of kiemlijn mutaties van een homoloog-recombinatieherstelge, microinstabiliteit, of een endocriene resistentie-gerelateerde mutatie. Alle patiënten hadden eerder endocriene therapie voor mBC gehad, en 39% had een BRCA1/2-mutatie. Het primaire eindpunt was 24-weeks progressievrij-overlevingspercentage op de triplet-therapie. Deze bedroeg 66,7% (95%-bti 58,6-74,1) in de gehele evalueerbare populatie en 76,3% (63,4-86,4) in de patiënten met BRCA1/2-mutatie, en de mediane progressievrije overleving in deze twee groepen was 9,3 maanden (7,5-12,7) respectievelijk.12,6 maanden (8,2-16,7). De mediane overall survival onder alle patiënten was 30 maanden (95%-bti 26,6-NR). Er waren geen onverwachte toxiciteiten.

De onderzoekers concluderen dat de triplet combinatie onder patiënten met ER+/HER2- mBC en geselecteerde genomische veranderingen werkzaam was met een acceptabel toxiciteitsprofiel.

1.Guiu S, Balmaña J, Lemercier P et al. Combination of olaparib, durvalumab, and fulvestrant in patients with advanced ER+/HER2- breast cancer and selected genomic alterations: results of the DOLAF trial. Clin Cancer Res 2025; epub ahead of print

Summary: The French multicenter phase 2 DOLAF trial found efficacy and acceptable toxicity of the combination of olaparib, durvalumab and fulvestrant in patients with ER+/HER2- metastatic breast cancer and selected genomic alterations.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Frankrijk-brede cohortstudie van PD-L1 remmers plus chemotherapie voor extensief-stadium kleincellig longcarcinoom (0)
2025-10-11 13:30   ( Nieuws )
Tags:  ES-SCLC
Dr. Nadia HaddyDe combinatie van atezolizumab of durvalumab met chemotherapie is een standaard eerstelijns behandeling voor extensief-stadium kleincellig longcarcinoom (ES-SCLC). Een Frankrijk-brede cohortstudie heeft de relatieve werkzaamheid van atezolizumab plus chemotherapie versus durvalumab plus chemotherapie als eerstelijns behandeling voor ES-SCLC geïnventariseerd. Dr. Nadia Haddy (EPI-PHARE, Saint-Denis) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Regional Health Europe.1

In het Franse Nationale Gezondheidsdata Systeem (SNDS) identificeerden de onderzoekers 8612 patiënten die tussen begin mei 2019 en eind december 2023 eerstelijns PD-L1 remmers plus chemotherapie voor ES-SCLC begonnen. De gemiddelde leeftijd bij start van de behandeling was 66,2 ± 8,7 jaar, en 63,8% waren mannen. De atezolizumabgroep telde 5188 patiënten en de durvalumabgroep bestond uit 3424 patiënten. De figuur laat zien dat er geen klinisch relevante verschillen waren tussen beide groepen voor de eindpunten mediane tijd tot discontinuering van de behandeling (5,5 maanden met durvalumab versus 5,4 maanden met atezolizumab; aHR 0,97; 95%-bti 0,92-1,02) en overall survival (11,4 versus 11,1 maanden; aHR 0,93; 95%-bti 0,88-0,98). Er waren evenmin verschillen tussen de groepen in gebruik van systemische steroïden voor immuun-gerelateerde bijwerkingen.

De onderzoekers concluderen dat er geen reden is voor voorkeur voor één van beide behandelingen ten opzichte van de andere behandeling.

1.Jourdain H, Albin N, Monard A et al. PD-L1 inhibitors combined with chemotherapy for extensive-stage small cell lung cancer: a French nationwide cohort study. Lancet Regional Health Europe 2025.101484

Summary: A French nationwide cohort study found no clinically relevant differences in efficacy or safety between first-line atezolizumab plus chemotherapy versus durvalumab plus chemotherapy for ES-SCLC.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Rol van DNA-schadeherstelgenen in risico van pediatrische maligniteiten (0)
2025-10-11 12:00   ( Nieuws )
Tags:  DDR genes pediatric cancer risk
Dr. RIcha SharmaIn recente studies is gebleken dan in 5% tot 18% van kinderen met maligniteiten pathogene varianten voorkomen in voor maligniteiten predisponerende genen. Een studie van St. Jude Children’s Research Hospital (Memphis TN) heeft de rol van DNA-schadeherstel (DDR) genen bij het ontstaan van pediatrische maligniteiten onderzocht. Dr. Richa Sharma en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1


In een discovery cohort van 5993 kinderen met een maligniteit en 14.447 volwassenen zonder maligniteit als controles analyseerden de onderzoekers het voorkomen van kiemlijn PVs in189 DDR-genen, en identificeerden zo genen met PVs die statistisch significant verrijkt waren in tumoren. Deze associaties werden gevalideerd in drie onafhankelijke cohorten met tezamen 1497 kinderen met maligniteiten. De analyse bevestigde bekende associaties, waaronder die van TP53 PVs met bijnierschorscarcinoom, hooggradig glioom, en medulloblastoom; en van PVs in PMS2 met hooggradig glioom en non-Hodgkin lymfoom. Daarnaast werden vier nieuwe associaties ontdekt: PVs in BRCA1 met ependymoom, PVs in SPIDR met hooggradig glioom, PVs in SMC5 in medulloblastoom, en PVs in SMARCAL1 in osteosarcoom.

De onderzoekers concluderen dat de studie de relevantie van DDR genetische variatie voor het risico van maligniteiten in kinderen bevestigde en SMARCAL1 als een nieuw voor osteosarcoom predisponerend gen heeft geïdentificeerd.

1.Oak N, Chen W, Blake A et al. Investigation of DNA damage response genes validates the role of DNA repair in pediatric cancer risk and identifies SMARCAL1 as novel osteosarcoma predisposition gene. J Clin Oncol 2025-01114

Summary: A study at St. Jude Children's Research Hospital (Memphis, TN) validated the role of DNA repair in pediatric cancer risk and identified SMARCAL1 as a novel osteosarcome predisposition gene.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Patiënt-controlestudie van risicofactoren voor valvulopathie onder overlevers van maligniteiten tijdens de jeugd (0)
2025-10-10 15:00   ( Nieuws )
Tags:  CCSs risk factors for valvulopathy
Dr. Brice FresneauHet toenemend aantal overlevers van maligniteiten tijdens de jeugd (CCSs) resulteert in de behoefte ernstige lange-termijn gezondheidsproblemen in deze groep te onderzoeken. Een Europese patiënt-controlestudie heeft risicofactoren voor valvulopathie (VHD) onder CCSs geïnventariseerd. Dr. Brice Fresneau (Institut Gustave Roussy, Villejuif, Frankrijk) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

De studie includeerde CCSs in zeven Europese landen, die tenminste vijf jaar overleefd hadden na een diagnose tussen 1940 en 2009. Cases waren 225 CCSs met symptomatische VHD (60,4% mannen); deze patiënten werden 1:2 gematcht met CCSs zonder VHD (n=442). CCSs die een gemiddelde radiotherapie (RT)-dosering naar het hart van 5 tot 15 Gy hadden gekregen hadden een verhoogd risico van VHD vergeleken met CCSs die geen radiotherapie naar het hart hadden gekregen (OR 4,7; 95%-bti 2,1-10,7) met hoger risico als meer dan de helft van het hart was blootgesteld. De RT doserings-respons was exponentieel, met OR 104,1 (95%-bti 27,8-398,6) bij gemiddelde dosering naar het hart van 30 Gy, met aanzienlijke toename bij langere follow-up. Ook cumulatieve anthracyclinedosering 400 mg/m2 of hoger was geassocieerd met verhoogd VHD-risico (OR 3,8; 95%-bti 1,4-10,3) met een exponentieel doserings-respons patroon. Cumulatieve blootstelling aan platina-agentia was lineair geassocieerd met VHD-risico. Er waren geen statistisch significante associaties met andere chemotherapeutica en RT naar de milt.

De onderzoekers concluderen dat hart-RT, anthracyclines, en platina-gebaseerde chemotherapie geassocieerd waren met verhoogd risico van VHD onder CCSs.

1.Glele RA, Feijen EAM, Fresneau B et al. Risk factors for valvulopathy among childhood cancer survivors. JAMA Oncol 2025.3863

Summary: A case-control study of childhood cancer survivors in 7 European countries found that heart radiotherapy, anthracyclines, and platinum agents were associated with incread risk of valvular heart disease.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)