Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Waarde van GLS en NT-proBNP voor voorspellen van risico van cardiomyopathie na cardiotoxische therapie voor maligniteiten tijdens de jeugd (0)
2024-01-13 14:30   ( Nieuws )
Tags:  cardiomyopathy in CCSs global longitudinal strain N-terminal-pro-B-type natriuretic peptide
Dr. Matthew EhrhardtOverlevers van maligniteiten tijdens de jeugd (CCSs) die blootgesteld zijn geweest aan cardiotoxische therapie hebben een verhoogd risico van cardiomyopathie. Een analyse in het St Jude Lifetime Cohort heeft de waarde van global longitudinal strain (GLS) en N-terminal-pro-B-type natriuretic peptide (NT-proBNP) voor het identificeren van CCSs met het hoogste risico van toekomstige cardiomyopathie geïnventariseerd. Dr. Matthew Ehrhardt (St Jude Children’s Research Hospital, Memphis TN) en collega’s publiceren de analyse in het Journal of Clinical Oncology.1

De analyse includeerde 1483 tenminste-vijf-jaar overlevers die cardiotoxische therapie gekregen hadden, en bij inclusie een linkerventrikel-ejectiefractie tenminste 50% hadden. De mediane leeftijd was 37,6 jaar (range 10,2-70,4). Al deze CCSs ondergingen bepaling van GLS en 71% ondergingen ook bepaling van NT-proBNP. Tijdens mediaan 5,1 jaar follow-up (range 0,7-10,0) ontwikkelden 162 CCSs (11,1%) graad 2 of hoger cardiomyopathie. De vijf-jaars cumulatieve incidentie van cardiomyopathie was 7,3% in de groep met abnormale GLS versus 4,4% in de groep met normale GLS; en was 9,9% in de groep met abnormaal NT-proBNP versus 4,7 in de groep met normaal NT-proBNP. Zes jaar na inclusie waren AUCs voor individuele risicovoorspelling 0,70 voor modellen met versus 0,63 voor modellen zonder GLS en NT-proBNP (p=0,022).

De onderzoekers concluderen dat GLS en NT-proBNP dienen te worden bepaald voor het verbeteren van de identificatie van CCSs met hoog risico van toekomstige cardiomyopathie.

1.Ehrhardt MJ, Liu Q, Mulrooney DA et al. Improved cardiomyopathy risk prediction using global longitudinal strain and N-terminal-pro-B-type natriuretic peptide in survivors of childhood cancer exposed to cardiotoxic therapy. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: Analysis among participants of the St Jude Lifetime Cohort found that among survivors of childhood cancer exposed to cardiotoxic therapy, GLS and NT-proBNP should be considered for improved identification of survivors at high risk for future cardiomyopathy.

  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie tussen body mass index and risico van multipel myeloom in de prospectieve Black Women’s Health Study (0)
2024-01-13 13:00   ( Nieuws )
Tags:  Black Women’s Health Study BMI risk of MM
Dr. Kimberly BertrandEerdere studies hebben laten zien dat obesitas een risicofactor is voor multipel myeloom (MM). Een analyse in het cohort van de prospectieve Black Women’s Health Study (BWHS) heeft de associatie tussen body mass index (BMI) en het risico van MM is zwarte vrouwen onderzocht. Dr. Kimberly Bertrand (Boston University, MA) en collega’s publiceren de analyse in het British Journal of Cancer.1

Sinds het begin van de studie in 1995 includeerde BWHS 55.276 zwarte vrouwen. Tijdens 26 jaar follow-up werd incident MM vastgesteld in 292 deelnemers (0,52%). Vergeleken met vrouwen met een volwassen BMI lager dan 25 kg/m2 was de MM-HR onder vrouwen met een BMI 35 kg/m2 of hoger 1,38 (95%-bti 0,96-1,98). Onder vrouwen met op de leeftijd 18 jaar BMI 25 kg/m2 of hoger versus lager dan 25 kg/m2 was de MM-HR 1,57 (95%-bti 1,08-2,28). Vrouwen met een hoge BMI zowel op de leeftijd 18 jaar als later in het leven hadden vergeleken met vrouwen met normale BMI op beide tijdstippen een MM-HR 1,60 (95%-bti 1,02-2,52). Ook lichaamslengte was geassocieerd met het MM-risico (per 10 cm toename HR 1,21; 95%-bti 1,02-1,43).


De onderzoekers concluderen dat onder zwarte vrouwen hoge vroeg-volwassen BMI geassocieerd was met een 57% verhoogd risico van MM.

1.Kataria Y, Pillamarri BN, Zirpoli G et al. Body size and risk of multiple myeloma in the Black Women’s Health Study. Br J Cancer 2024-023-02571-w

Summary: Analysis among participants of the Black Women’s Health Study found that high (≥ 25 kg/m2) early adult BMI was associated with a 57% increased risk of multiple myeloma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Impact van adjuvante chemotherapie op overall survival van oudere patiënten na resectie van galwegcarcinoom (0)
2024-01-12 16:00   ( Nieuws )
Tags:  BTC in patients aged ≥ 70 years adjuvant chemotherapy
Dr. Olumide GbolahanEr is geen duidelijkheid over de overlevingsimpact van adjuvante chemotherapie na resectie van galwegcarcinoom (BTC). Een retrospectieve cohortstudie op basis van gegevens in de National Cancer Database heeft deze impact onder oudere patiënten (zeventig jaar of ouder) geïnventariseerd. Dr. Olumide Gbolahan (Emory University, Atlanta GA) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie includeerde 8091 oudere patiënten die tussen begin 2004 en eind 2019 resectie van BTC ondergingen. De mediane leeftijd was 77 jaar (range 70-90); 63,5% waren vrouwen; en 32,5% kregen adjuvante chemotherapie. Gebruik van adjuvante chemotherapie nam toe van 20,7% in de periode van 2004 tot en met 2009 tot 41,2% in de periode van 2016 tot en met 2019. Leeftijd 80 jaar of ouder (OR 0,29; p<0,001) en galblaas als primaire locatie (OR 0,71; p<0.001) waren geassocieerd met lagere waarschijnlijkheid van gebruik van adjuvante chemotherapie. De figuur laat zien dat gebruik van adjuvante chemotherapie niet geassocieerd was met betere overall survival. Tijdens de studieperiode nam de mediane OS toe (18,6 maanden in de periode van 2004 tot en met 2009; 27,9 maanden in de periode van 2016 tot en met 2019). Leeftijd bij diagnose 80 jaar of ouder (HR 1,35; p<0,001) en behandeling in een niet-academisch centrum (HR 1,14; p<0,001) waren geassocieerd met slechtere OS.

De onderzoekers concluderen dat onder oudere patiënten na resectie van BTC gebruik van adjuvante chemotherapie sinds 2004 toenam maar niet geassocieerd was met betere overleving.

1.Gbolahan P, Zhi X, Liu Y et al. Adjuvant chemotherapy and outcomes in older adult patients with biliary tract cancer. JAMA Network Open 2024;7:e2351502

Summary: A retrospective cohort study using the National Cancer Database found that among older (70 years or older) patients with resected biliary tract cancer, use of adjuvant chemotherapy increased but was not associated with improved overall survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 1-2 studie van repotrectinib voor gevorderd ROS1-fusiepositief niet-kleincellig longcarcinoom (0)
2024-01-12 14:30   ( Nieuws )
Tags:  TRIDENT-1 ROS1 fusion-positive NSCLC repotrectinib
Dr. Alexander DrilonDe eerste-generatie ROS1 tyrosinekinaseremmers die goedgekeurd zijn voor de behandeling van ROS1-fusiepositief niet-kleincellig longcarcinoom hebben antitumoractiviteit, maar de tumoren ontwikkelen resistentie en de intracraniële activiteit is suboptimaal. Repotrectinib is een volgende-generatie ROS1-TKI. De multinationale fase 1-2 TRIDENT-1 studie heeft repotrectinib voor gevorderd ROS1-fusiepositief NSCLC geëvalueerd. Dr. Alexander Drilon (Memorial Sloan Kettering Cancer Center, New York) en collega’s publiceren de studie in The New England Journal of Medicine.1

Op basis van resultaten van fase 1 werd als aanbevolen fase 2-dosering gekozen voor repotrectinib 160 eenmaal daags gedurende twee weken, gevolgd door 160 mg tweemaal daags tot ziekteprogressie of niet-acceptabele toxiciteit. Het primair eindpunt van de studie was bevestigde objectieve respons. Onder de 71 patiënten die niet eerder een ROS1 TKI hadden gekregen werd respons gezien in 79% (95%-bti 68-88) met mediane duur van respons 34,1 maanden (25,6-NE) en mediane progressievrije overleving 35,7 maanden (27,4-NE). Onder de 56 patiënten die eerder een ROS1-TKI hadden gekregen werd respons gezien in 38% (95%-bti 25-52) met mediane duur van respons 14,8 maanden (7,6-NE) en mediane progressievrije overleving 9,0 maanden (6,8-19,6). De meest-gerapporteerde treatment-related adverse events waren duizeligheid (58% van de patiënten), dysgeusie (50%), en paresthesie (30%). De meeste TRAEs waren graad 1 of 2. Drie procent van de patiënten discontinueerden de behandeling wegens TRAEs.

De onderzoekers concluderen dat repotrectinib duurzame klinische activiteit had in patiënten met gevorderd ROS1-fusiepositief NSCLC, ongeacht eerdere behandeling met eerdere-generatie ROS1 TKI. De behandeling werd goed verdragen (quick take video summary).

1.Drilon A, Camidge R, Lin JJ et al. Repotrectinib in ROS1 fusion-positive non-small-cell lung cancer. N Engl J Med 2024;390:118-131

Summary: The multinational phase 1-2 TRIDENT-1 trial found that repotrectinib had durable clinical activity in patients with ROS1 fusion-positive NSCLC, regardless of whether they had previously received a first-generation ROS1 TKI. Treatment was well-tolerated.

  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale retrospectieve studie van actinium-225-PSMA voor metastatisch castratieresistent prostaatcarcinoom (0)
2024-01-12 13:00   ( Nieuws )
Tags:  WARMTH Act study mCRPC actinium-225-PSMA
Prof. Mike SathekgeActinium-225 prostaatspecifiek membraan antigen (225Ac-PSMA) is een nieuwe radioligandtherapie voor metastatisch castratieresistent prostaatcarcinoom (mCRPC). De retrospectieve WARMTH Act studie, in zeven centra in vier landen, heeft de veiligheid en werkzaamheid van 225Ac-PSMA voor mCRPC geïnventariseerd. Prof. Mike Sathekge (Universiteit van Pretoria, Zuid-Afrika) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1

De studie includeerde patiënten van any age en ECOG performance status met met histopathologisch bevestigd adenocarcinoom van de prostaat, die één of meer cycli van intraveneus 8 MBq 225Ac-PSMA kregen. Eerdere lijnen therapie voor mCRPC omvatten taxaan-gebaseerde chemotherapie, androgeenreceptor-as remmers, lutetium-177 PSMA, en radium-223 dichloride. Primaire uitkomsten van de studie waren overall survival en progressievrije overleving.

WARMTH Act includeerde 488 patiënten die tezamen 1174 cycli 225Ac-PSMA kregen (mediaan 2 cycli, IQR 2-4). De gemiddelde leeftijd van de patiënten was 68,1 ± 8,8 jaar, en de mediane baseline PSA-waarde was 169,5 ng/ml (IQR 34,6-519,8). De figuur toont het effect van de behandeling op de PSA-waarde. De mediane duur van de follow-up was 9,0 maanden (IQR 5,0-17,5). De mediane OS was 15,5 maanden (95%-bti 13,4-18,3) en de mediane PFS was 7,9 maanden (6,8-8,9). Voor 347 patiënten was informatie over xerostomie beschikbaar, en 236 van deze patiënten (68%) rapporteerden xerostomie na de eerste cyclus. Alle patiënten die meer dan zeven cycli kregen rapporteerden xerostomie. Graad 3 of hoger anemie werd gezien in 13%, leukopenie in 4%, trombocytopenie in 7%, en niertoxiciteit in 5%. Er waren geen ernstige adverse events en geen behandelings-gerelateerde gevallen van overlijden.

De onderzoekers concluderen dat 225Ac-PSMA substantiële antitumoractiviteit had onder patiënten met mCRPC, en een acceptabele optie is voor patiënten die eerder behandeld zijn met goedgekeurde middelen. Xerostomie is een frequente bijwerking.

1.Sathekge MM, Lawal IO, Bal C et al. Actinium-225-PSMA radioligand therapy of metastatic castration-resistant prostate cancer (WARMTH Act): a multicentre, retrospective study. Lancet Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The multinational retrospective WARMTH Act study found substantial antitumor activity of actinium-225-PSMA radioligand therapy for mCRPC. Xerostomia was a common side-effect.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Lange-termijn follow-up van twee rituximab-schema’s voor lage-tumorlast folliculair lymfoom in de RESORT-studie (0)
2024-01-11 16:00   ( Nieuws )
Tags:  phase 3 RESORT study low-tumor burden FL RR versus MR strategy
Prof. Brad KahlDe multicenter fase 3-studie RESORT (‘rituximab extended schedule or retreatment trial’) in de Verenigde Staten includeerde 299 patiënten met niet-eerder behandeld lage-tumorlast folliculair lymfoom (FL), die na respons op vier doses rituximab iedere 13 weken gerandomiseerd werden naar onderhouds rituximab (MR) iedere drie maanden of retreatment rituximab (RR) toegediend op as-needed basis. In 2014 werd de primaire analyse van de studie gepubliceerd, die liet zien dat de tijd tot falen van de behandeling 3,9 jaar was in de RR-groep versus 4,3 jaar in de MR-groep (p=0,54). Prof. Brad Kahl (Washington University at St Louis MO) en collega’s publiceren nu in het Journal of Clinical Oncology lange-termijn follow-up resultaten van de studie.1

De figuur toont de resultaten. Na zeven jaar follow-up waren 83% van de MR-patiënten en 63% van de RR-patiënten nog vrij van eerste cytotoxische chemotherapie (HR 2,37; 95%-bti 1,50-3,76). Na zeven jaar waren 71% van de MR-patiënten en 37% van de RR-patiënten nog in eerste remissie. Desondanks was er geen verschil tussen beide groepen in overall survival percentage na tien jaar 83% versus 84%).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met lage-tumorlast FL verlengd onderhouds rituximab niet resulteerde in OS-voordeel.

1.Kahl BS, Jegede OA, Peterson C et al. Long-term follow-up of the RESORT study (E4402): a randomized phase III comparison of two different rituximab dosing strategies for low-tumor burden follicular lymphoma. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: Long-term follow-up of the phase 3 RESORT study found that among patients with low-tumor burden follicular lymphoma responding to rituximab, prolonged maintenance rituximab did not confer an OS advantage over retreatment rituximab administered on an as-needed basis.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Impact van polyfarmacie op aromataseremmer-adherentie onder postmenopauzale patiënten met vroeg-stadium mammacarcinoom (0)
2024-01-11 14:30   ( Nieuws )
Tags:  postmenopausal EBC impact of polypharmacy on AI adherence
Prof. Lynn HenryPolyfarmacie is niet ongebruikelijk onder patiënten met maligniteiten. Een exploratieve analyse van een prospectieve studie van de University of Michigan (Ann Arbor) heeft de impact van polyfarmacie, inclusief het gebruik van over-the-counter (OTC) middelen, op adherentie aan aromataseremmer (AI) onder postmenopauzale patiënten met vroeg-stadium ammacarcinoom (EBC) geïnventariseerd. Prof. Lynn Henry en collega’s publiceren de analyse in Breast Cancer Research and Treatment.1

De studie in kwestie is de Exemestane and Letrozole Pharmacogenetics trial, die tussen 2005 en 2009 postmenopauzale EBC-patiënten randomiseerde naar adjuvant exemestaan of letrozol. De patiënten beantwoordden gedurende twee jaar vragenlijsten, onder meer over gebruik van prescriptie- en OTC-middelen. Onder de 490 deelnemers in de nu gepubliceerde analyse was baseline gebruik van prescriptie-medicatie geassocieerd met verlaagd risico van premature AI-discontinuering (HR 0,56; p=0,02). Ook baseline gebruik van SSRIs en SNRIs was geassocieerd met verlaagd risico van premature AI-discontinuering (HR 0,67; p=0,04). Gebruik van OTC-middelen was niet geassocieerd met AI-discontinuering.

De onderzoekers concluderen dat baseline gebruik van prescriptie-medicatie, maar niet OTC-middelen, geassocieerd was met grotere AI-adherentie.

1.Joice E, Tao X, Stearns V et al. Polypharmacy, over-the-counter medications, and aromatase inhibitor adherence in early-stage breast cancer. Breast Cancer Res Treat 2024; epub ahead of print

Summary: Exploratory analysis of a prospective study found that among postmenopausal patients with early-stage breast cancer, baseline use of prescription medications but not OTC agents was associated with increased aromatase inhibitor adherence.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van optimale neoadjuvante stralingsdosering voor slokdarmcarcinoom (0)
2024-01-11 13:00   ( Nieuws )
Tags:  E GEJ cancer nCRT radiation dose
Dr. Styliani MantziariNeoadjuvante chemoradiotherapie (nCRT) gevolgd door chirurgie is de standaard-behandeling voor lokaal gevorderd slokdarmcarcinoom of slokdarm-maagovergangcarcinoom (E/GEJ-carcinoom). Er is geen consensus over de optimale stralingsdosering. Een retrospectieve studie in de ziekenhuizen van de universiteiten van Lausanne (Zwitserland) en Lille (Frankrijk) heeft impact van drie verschillende doseringen op het percentage patiënten met pathologisch complete respons geïnventariseerd. Dr. Styliani Mantziari (Lausanne) en collega’s publiceren de studie in Annals of Surgical Oncology.1



De studie includeerde 326 E/GEJ-carcinoompatiënten die tussen begin 2009 en eind 2016 in de twee ziekenhuizen nCRT met curatieve intentie kregen met 41,4 Gy (n=48; 15%), 45 Gy (n=171; 53%) of 50,4 Gy (n=107; 33%). Postoperatieve complicaties verschilden niet significant tussen de drie groepen (p=0,399). Pathologisch complete respons werd gezien in 15% van de patiënten in de groep met de laagste stralingdosering versus 30% respectievelijk 34% van de patiënten in de beide andere groepen (p=0,047). In multivariate analyse was de 50,4 Gy-dosering versus de 41,4 Gy-dosering onafhankelijk geassocieerd met pathologisch complete respons (OR 2,78; 95%-bti 1,10-7,99). Er waren geen significante verschillen tussen de groepen in ziektevrije overleving of overall survival.

De onderzoekers concluderen dat pathologisch complete respons minder frequent was met lage neoadjuvante stralingsdosering, maar dat de dosering in het traject van 41,4 tot 50,4 Gy geen impact had op postoperatieve morbiditeit, recidief, en lange-termijn overleving.

1.Manatziari S, Teixeira Farinha H, Messier M et al. Low-dose radiation yields lower rates of pathologic response in esophageal cancer patients. Ann Surg Oncol 2024; 14810-8

Summary: A retrospective study at two hospitals in Switzerland and France found that among patients receive curative intent neoadjuvant chemoradiotherapy, a pCR was less common in the group receiving 41.4 Gy compared with the groups receiving 45 Gy or 50.4 Gy, but that radiation dose had no impact on postoperative morbidity, recurrence, and long-term survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)