Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Gerandomiseerde fase 2-studie van neoadjuvante chemotherapiecombinaties voor vroeg-stadium triple-negatief mammacarcinoom (0)
2025-04-23 13:30   ( Nieuws )
Tags:  HELEN-001 trial early-stage TNBC neoadjuvant docetaxel plus cisplatin
Dr. Zhenzhen LiuEr is geen duidelijkheid over de werkzaamheid van neoadjuvante chemotherapie-combinaties voor vroeg-stadium triple-negatief mammacarcinoom (TNBC). De fase 2-studie HELEN-001, in zes centra in China, randomiseerde patiënten in de leeftijd van 18 tot en met 70 jaar met stadium II of III TNBC naar neoadjuvant docetaxel plus cisplatine (TP) of docetaxel, doxorubicine en cyclofosfamide (TAC). Dr. Zhenzhen Liu (Henan Cancer Hospital, Zhengzhou) en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde 212 patiënten die zes drie-weekse cycli TP (n=106) of TAC (n=106) kregen. Het primaire eindpunt was pathologisch complete respons (pCR). Het pCR-percentage was significant hoger met TP dan met TAC (51,9% versus 35,8%; p=0,028). Na mediaan 40 maanden follow-up was het percentage gebeurtenisvrije patiënten 86,1% in de TP-groep en 80,0% in de TAC-groep (HR 0,639; p=0,196). Onder patiënten met kiemlijn BRCA1/2-mutaties was het EFS-percentage significant hoger met TP dan met TAC (100% versus 53,8%; p=0,008). Graad 3 of hoger adverse events werden gerapporteerd voor 54% van de patiënten in de TP-groep en 48% van de patiënten in de TAC-groep.

De onderzoekers concluderen dat TP vergeleken met TAC resulteerde in een significant beter pCR-percentage, met manageable toxiciteitsprofiel.

1.Jiao D, Qiao J, Sun X et al. Application of neoadjuvant docetaxel plus cisplatin in early-stage triple negative breast cancer (HELEN-001): results from a phase II trial. Clin Cancer Res 2025; epub ahead of print

Summary: The multicenter phase 2 HELEN-001 trial in China found that among patient with stage II-III TNBC, neoadjuvant docetaxel-cisplatin compared with docetaxel-doxorubicin-cyclophosphamide resulted in significantly improved pCR rate with a manageable toxicity profile.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Impact van pembrolizumab op ovariumfunctie van jonge TNBC-patiënten die chemo-immuuntherapie krijgen (0)
2025-04-23 12:00   ( Nieuws )
Tags:  TNBC pembrolizumab ovarian function
Prof. Florian ClatotNeoadjuvant pembrolizumab plus chemotherapie (P-CT) is een standaard-behandeling voor vroeg-stadium triple-negatief mammacarcinoom (TNBC). De impact van pembrolizumab op de ovariumfunctie van jonge TNBC-patiënten is niet bekend. Een retrospectieve studie van Centre Henri Becquerel (Rouen, Frankrijk) heeft deze impact geëvalueerd. Prof. Florian Clatot en collega’s publiceren de studie in Breast Cancer Research and Treatment.1


De studie includeerde TNBC-patiënten in de leeftijd jonger dan 43 jaar die P-CT kregen (n=17) of alleen chemotherapie (no-P; n=62) van wie plasmamonsters beschikkbaar waren voor aanvang en na afloop van de behandeling. De twee groepen waren vergelijkbaar qua mediane leeftijd, body mass index, rookstatus, BRCA-status, gebruik van orale contraceptiva, en baseline anti-Müllerian hormone (AMH). Een jaar na de start van de behandeling was het AMH-gehalte in de P-CT groep gedaald van 1,08 ng/ml tot 0,01 ng/ml en in de no-P groep van 1,39 ng/ml tot 0,0018 ng/ml (p=0,25). In 9 P-CT patiënten (53%) en 21 no-P patiënten (34%) was AMH niet-detecteerbaar. FSH- en estradiol-gehalten waren zowel voor als na behandeling niet significant verschillend tussen de twee groepen.

De onderzoekers concluderen dat de studie geen additionele impact van pembrolizumab op de ovariumreserve van jonge TNBC-patiënten heeft laten zien.

1.Perdrix A, Olympios N, Rouvet J et al. Impact of pembrolizumab on ovarian function in young triple-negative breast cancer patients treated with chemo-immunotherapy. Breast Cancer Res Treat 2025-07702-w

Summary: A retrospective study at Centre Henri Becquerel (Roune, France) found no additional impact of pembrolizumab on the ovarian function in TNBC patients receiving neoadjuvant chemo-immunotherapy

  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Aangepaste Breast Cancer Index voor identificatie van vroeg-stadium mammacarcinoom met minimaal risico van recidief (0)
2025-04-22 15:00   ( Nieuws )
Tags:  BCI
Prof. Gerrit-Jan LiefersMammacarcinoom-patienten met een minimaal risico (<5%) van tien-jaars afstandsrecidief (DR) hebben een lage waarschijnlijkheid van profijt van adjuvante endocriene therapie. Een prospectieve studie heeft een aangepast Breast Cancer Index (BCI)-model voor het identificeren van deze patiënten geëvalueerd. Prof. Gerrit-Jan Liefers (LUMC) en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1



De studie includeerde postmenopauzale patiënten met vroeg-stadium HR-positief N0 mammacarcinoom van de Stockholm (STO-3) studie, die alleen chirurgie ondergingen (‘onbehandeld’; n=283) of chirurgie plus adjuvant tamoxifen kregen (‘behandeld’; n=317) en van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR; alleen chirurgie; n=1245). Het primaire eindpunt was tijd tot DR. Het aangepaste BCI-model onderscheidde patiënten in vier prognostische risicogroepen.

In de verschillende cohorten hadden 16% tot 22% van de patiënten volgens het model minimaal risico van tien-jaars DR. In het onbehandelde-Stockholm cohort waren de risico’s van de minimaal-risico, laag-risico, intermediar-risico, en hoog-risicogroepen 2,3% respectievelijk 15,5% (versus minimaal-risico HR 4,71; 95%-bti 1,09-20,29); 19,8% (6,97; 1,61-30,18), en 35,9% (13,21; 3,07-56,76) (p<0,001). In het behandelde-Stockholm cohort waren de risico’s 4,3% respectievelijk 5,0% (1,16; 0,35-3,85); 11,7% (2,45; 0,74-8,14), en 21,1% (5,27; 1,72-16,16) (p<0,001). In het NKR-cohort waren de risico’s 4,5% respectievelijk 7,5% (sHR 1,67; 95%-bti 0,81-3,45); 10,3% (2,40; 1,14-5,03); en 13,1% (1,50-6,55) (p=0,05). BCI-risicoscores leverden onafhankelijke additionele Informatie vergeleken met standaard prognostische factoren.

De onderzoekers concluderen dat het aangepaste BCI-model vrouwen kan identificeren met vroeg-stadium HR-positief N0 mammacarcinoom met een minimaal risico van tien-jaars DR voor wie deëscalering van adjuvante endocriene therapie overwogen kan worden.

1.Jilderda M-F, Zhang Y, Rebattu V et al. Identification of early-stage breast cancer with a minimal risk of recurrence by the Breast Cancer Index. Clin Cancer Res 2025; epub ahead of print

Summary: A prospective study found that an adjusted Breast Cancer Index model can identify women with early-stage, HR-positive N0 breast cancer at a minimal risk of distant recurrence who may consider de-escalating adjuvant endocrine therapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Systematisch overzicht en meta-analyse van stereotactische herbestraling voor in-field recidief van longcarcinoom na SABR (0)
2025-04-22 13:30   ( Nieuws )
Tags:  in-field lung cancer recurrence after stereotactic ablative radiotherapy stereotactic reirradiation
Dr. Kevin JangEr is geen duidelijkheid over de werkzaamheid en veiligheid van stereotactische thorax herbestraling voor in-field recidief van longcarcinoom na definitieve stereotactische ablatieve radiotherapie (SABR). Een systematisch overzicht en meta-analyse van gepubliceerde studies heeft werkzaamheid en veiligheid van twee kuren herbestraling geëvalueerd. Dr. Kevin Jang (The University of Sydney, Australië) en collega’s publiceren de analyse in Radiotherapy & Oncology.1

In de literatuur vanaf 2011 vonden de onderzoekers twaalf voor het onderwerp relevante studies met tezamen 197 patiënten. Alle patiënten kregen twee kuren SABR, met een mediane totale dosering van 50 Gy in vijf fracties. De gepoolde één- en twee-jaars percentages voor lokale controle waren 78,2% (95%-bti 66-87) respectievelijk 68,0% (55-79). Patiënten die een cumulatieve biologisch effectieve dosering (BED) 200 Gy of hoger kregen hadden significant betere lokale controle (p=0,02). De mediane overall survival (zeven studies) was 26,3 maanden (95%-bti 25,4-27,1). De mediane OS was niet significant verschillend tussen de hoge en lage BED-groepen (32,6 maanden versus 21,4 maanden; p=0,11). De toxiciteit was minimaal, met een gepoolde incidentie van graad 2 of hoger pneumonitis van 6,4%, en graad 3 of hoger toxiciteit van 0,10%.

De onderzoekers concluderen dat salvage in-field herbestraling met SABR resulteerde in hoge percentages lokale controle en lage toxiciteit.

1.Jang K, Cross S, Yeghiaian-Alvandi R. Stereotactic reirradiation for in-field lung cancer recurrence after stereotactic ablative radiotherapy: a systematic review and meta-analysis. Radiother Oncol 2025.110898

Summary: Systematic review and meta-analysis of 12 studies found that in patients with in-field recurrence of lung cancer after definitive stereotactic ablative radiotherapy, salvage reirradiation with SABR achieves high local control with low toxicity.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Beeld-geleide hypogefractioneerde radiotherapie voor patiënten met levercelcarcinoom en poortader tumor trombose (0)
2025-04-22 12:00   ( Nieuws )
Tags:  HCC with PVTT
Dr. Kyung Su KimRecente studies hebben veelbelovende resultaten laten zien van external beam radiotherapy (RT) voor patiënten met levercelcarcinoom (HCC) en poortader tumor trombose (PVTT). Er is geen consensus over het optimale RT-schema voor deze patiënten. Een retrospectieve twee-centerstudie in Zuid-Korea heeft beeld-geleide tien-fractie hypogefractioneerde RT voor deze patiënten geëvalueerd. Dr. Kyung Su Kim (Seoel Nationale Universiteit) en collega’s publiceren de studie in BMC Cancer.1

Tussen begin 2016 en maart 2022 kregen 95 HCC-patiënten met PVTT tien-fractie beeld-geleide RT. De mediane voorgeschreven dosering was 50 Gy (range 40-50 Gy; biologisch effectieve dosering 56-75 Gy10). De mediane follow-up was 10,2 maanden (IQR 6-21). De mediane overall survival was 20,3 maanden, en de één-jaars percentages voor vrijblijven van lokale progressie, progressievrije overleving, en overall survival waren 88,7% respectievelijk 26,9% en 62,2%. Drie maanden na voltooiing van de RT had 13% van de patiënten complete respons, 36% partiële respons, 46% stabiele ziekte, en 4% progressieve ziekte. Twee patiënten (3%) hadden graad 3 of hoger toxiciteit (leverenzym verhoging en acute cholangitis).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met HCC en PVTT hypgefractioneerde RT resulteerde in veelbelovende de lokale controle en overall survival met acceptabele toxiciteit.

1.Lee SM, Choi JH, Yoon J-H et al. Efficacy and safety of image-guided hypofractionated radiotherapy for hepatocellular carcinoma with portal vein thrombosis: a retrospective, multicenter study. BMC Cancer 2025;25:736

Summary: A two-center retrospective study in South Korea found that among patients with hepatocellular carcinoma and portal vein tumor thrombosis, hypofractionated radiotherapy demonstrated promising local PVTT control and OS rates with acceptable toxicity.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Real-world eerstelijns behandelingen voor aNSCLC met ex20ins vergeleken met amivantamab-chemotherapie in PAPILLON (0)
2025-04-21 15:00   ( Nieuws )
Tags:  NECTAR trial
Prof Christos ChouaidIn de multinationale fase 3-studie PAPILLON resulteerde de eerstelijns combinatie van amivantamab plus carboplatine en pemetrexed (ACP) in superieure werkzaamheid vergeleken met carboplatine-pemetrexed in patiënten met gevorderd of metastatisch niet-kleincellig longcarcinoom (aNSCLC) met EGFR exon 20 insertiemutaties (ex20ins). De multinationale retrospectieve NECTAR-studie evalueerde real-world (RW) eerstelijns behandelingen voor ex20ins aNSCLC vergeleken met ACP. Prof. Christos Chouaid (Centre Hospitalier Intercommunal de Créteil, Frankrijk) en collega’s publiceren in Lung Cancer resultaten van NECTAR.1

NECTAR includeerd 208 RW-patiënten in Engeland, Frankrijk, en de Verenigde Staten die tussen begin 2012 en eind 2023 eerstelijns behandelingen kregen voor ex20ins aNSCLC. De meest-gebruikte behandelingen waren platina-gebaseerde chemotherapie (33,7%), platina plus immuuntherapie (23,1%), alleen EGFR-TKIs (15,4%), platina plus VEGF-remmers (11,1%), en alleen immuuntherapie (7,7%). Vergeleken met platina-gebaseerde chemotherapie was geen van de genoemde behandelingen geassocieerd met betere overall survival (OS), tijd tot volgende behandeling (TTNT), en progressievrije overleving (PFS) met als uitzondering platina plus VEGF-remmers voor TTNT en PFS, en platina plus immuuntherapie voor TTNT. In indirecte vergelijkingen was ACP geassocieerd met significant betere OS vergeleken met de gepoolde RW-behandelingen (HR 0,,48; p<0,001), platina-gebaseerde chemotherapie (HR 0,48; p=0,003), platina plus immuuntherapie (HR 0,41; p=0,003), en alleen EGFR-TKI (HR 0,48; p=0,055). De resultaten voor TTNT en PFS waren vergelijkbaar met die voor OS.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met EGFR ex201ins aNSCLC eerstelijns ACP superieur was aan gebruikelijke RW-behandelingen.

1.Chouaid C, Bosquet L, Knott C et al. Real-world frontline treatments in patients with advanced non-small-cell lung cancer harboring epidermal growth factor receptor exon 20 insertions and adjusted comparisons versus amivantamab plus chemotherapy from the PAPILLON study. Lung Cancer 2025.108548

Summary: The multinational retrospective NECTAR study found that in patients with EGFR ex20ins mNSCLC, frontline amivantamab-carboplatin-pemetrexed was superior to common real-world treatments, highlighting the need for practice change.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Lange-termijn uitkomsten van fase 2-studie van hoge versus standaard RT-dosering voor beperkt-stadium SCLC (0)
2025-04-21 13:30   ( Nieuws )
Tags:  LS-SCLC thoracic radiotherapy
Prof. Bjørn Henning GrønbergChemoradiotherapie is de standaard-behandeling voor beperkt-stadium kleincellig longcarcinoom (LS-SCLC). In de meerderheid van de patiënten wordt na verloop van tijd recidief gezien. Een gerandomiseerde fase 2-studie in Noorwegen, Denemarken, en Zweden heeft tweemaal daags thorax-radiotherapie (TRT) 60 Gy in 40 fracties vergeleken met het standaard-schema van 45 Gy in 30 fracties. Prof. Bjørn Henning Grønberg (Noorse Universiteit van Wetenschap en Technologie, Trondheim) en collega’s publiceren lange-termijn uitkomsten van de studie in het Journal of Thoracic Oncology.1

De studie includeerde volwassen patiënten met een ECOG performance status 2 of beter die 1:1 werden gerandomiseerd naar TRT 60 of 45 Gy, met vier cycli platina-etoposide chemotherapie en optioneel profylactische craniële bestraling in responders. De mediane leeftijd van de 170 gerandomiseerde patiënten (60 Gy, n=89; 45 Gy, n=81) was 65 jaar, 31% was 70 jaar of ouder, 89% had performance status 0 of 1, en 83% had stadium III ziekte. De mediane overall survival was 43,5 maanden in de 60 Gy-groep vergeleken met 22,5 maanden in de 45 Gy-groep (HR 0,68; p=0,037). Acute graad 3 of 4 oesofagitis werd gezien in 21% van de patiënten in de 60 Gy-groep en 18% van de patiënten in de 45 Gy-groep (p=0,83) en graad 3 of 4 pneumonitis in 3% versus 0 (p=0,39). Twee patienten, beiden in de 60 Gy-groep, ontwikkelden oesofagusstricturen. Lange-termijn ernstige slikdysfunctie werd gezien in vijf patiënten n de 60 Gy-groep en zes patiënten in de 45 Gy-groep.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met LS-SCLC tweemaal-daags TRT van 60 Gy in 40 fracties goed werd verdragen en resulteerde in langere overleving vergeleken met 45 Gy in 30 fracties.

1.Grønberg BH, Toftaker Killingberg K, Fløtten O et al. High-dose versus standard dose twice-daily thoracic radiotherapy in limited stage small-cell lung cancer: final survival data, long-term toxicity and relapse patterns in a randomised, open-label, phase II trial. J Thor Oncol 2025.04.007

Summary: A randomized phase 2 trial in Scandinavia found that among patients with LS-SCLC, chemoradiotherapy with twice-daily thorax radiotherapy of 60 Gy/40 fractions was well tolerated and prolonged survival compared with 45 Gy/30 fractions.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Real-world uitkomsten met eerstelijns osimertinib versus afatinib voor mNSCLC met ongebruikelijke EGFR-mutaties (0)
2025-04-21 12:00   ( Nieuws )
Tags:  mNSCLC with uncommon EGFR mutations first-line osimertinib versus afatinib
Dr. Adam BarsoukEr is weinig informatie beschikbaar over werkzaamheid van verschillende TKIs voor patiënten met metastatisch niet-kleincellig longcarcinoom (mNSCLC) met ongebruikelijke EGFR-mutaties gedefinieerd als mutaties anders dan L858R en exon19del. Een retrospectieve studie in twaalf centra in de Verenigde Staten heeft real-world uitkomsten met eerstelijns osimertinib vergeleken met eerstelijns afatinib voor deze patënten geïnventariseerd. Dr. Adam Barsouk (University of Pennsylvania, Philadelphia) en collega’s publiceren de studie in Lung Cancer.1

Tussen begin 2015 en eind 2021 kregen in de twaalf instituten 52 patiënten met mNSCLC met ongebruikelijke EGFR-mutaties eerstelijn osimertinib (n=32) of afatinib (n=20). Twintig patiënten (38%) hadden G719X-mutatie, twaalf patiënten (23%) hadden L861Q-mutatie, vijf patiënten (10%) hadden S768I-mutatie, en 34 patiënten (65%) hadden compound mutaties. Onder de patiënten met G719X-mutatie was eerstelijns afatinib vergeleken met osimertinib geassocieerd met langere tijd tot discontinuering (mediaan 20,3 maanden versus 9,4 maanden; p=0,047) en langere overall survival (mediaan 42,3 maanden versus 17,4 maanden; p=0,043). Onder patiënten met L861Q-mutatie was osimertinib geassocieerd met langere tijd tot discontinuering dan afatinib (mediaan 7,2 versus 1,3 maanden; p=0,004), zonder significant verschil in overall survival (mediane 18,9 versus 12,7 maanden; p=0,215). Onder de patiënten met compound mutaties was osimertinib geassocieerd met langere tijd tot discontinuering (p=0,037) en overall survival (p=0,042) dan afatinib.

De onderzoekers concluderen dat voor patiënten met ongebruikelijke EGFR-mutaties wellicht specifieke op de mutatie toegesneden behandelingsaanbevelingen zouden moeten krijgen.

1.Barsouk A, Elghawy O, Watts A et al. Osimertinib vs afatinib in 1L therapy of atypical EGFR-mutated metastatic non-small cell lung cancer (mNSCLC): a multi-institution, real-world survival analysis. Lung Cancer 2025.108551

Summary: A multicenter study in the USA found that patients with mNSCLC with uncommon EGFR mutations may warrant distinct treatment recommendations based on the specific mutation(s) identified.

  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)