Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Associatie tussen fragiliteit en postoperative complicaties in oudere patiënten met niet-metastatisch mammacarcinoom (0)
2025-09-16 13:30   ( Nieuws )
Tags:  nonmetastatic breast cancer frailty and postoperative complications
Dr. Eliza LorentzenFragiliteit is geassocieerd met hogere frequentie van postoperatieve complicaties na majeure chirurgie. Een analyse van de SEER-Medicare database heeft de associatie tussen fragiliteit en postoperatieve complicaties na chirurgie voor mammacarcinoom in oudere patiënten onderzocht. Dr. Eliza Lorentzen (Brigham and Women’s Hospital, Boston MA) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Network Open.1

In de database identificeerden de onderzoekers 6963 patiënten in de leeftijd van 70 jaar en ouder die tussen september 2013 en september 2015 chirurgie onderging voor niet-metastatisch mammacarcinoom. Onder deze patiënten waren er 439 (6,3%) die voldeden aan de ICD-9 definitie van fragiliteit. Een hoger percentage van de patiënten met fragiliteit waren in de leeftijd 85 jaar of ouder (19,3% versus 13,4%; p<0,001), hadden Charlsen Comorbidity Index score 2 of hoger (64,7% versus 16,5%; p<0,001), en ondergingen mastectomie (56,0% versus 49,3%; p<0,001). Lokale en systemische complicaties werden gerapporteerd voor 11,1% respectievelijk 2,8%. Patiënten met versus zonder fragiliteit hadden hogere percentages lokale (15,1% versus 10,8%; p=0,006) en systemische (4,8% versus 2,7%; p=0,009) complicaties. In gecorrigeerde analyses was fragiliteit geassocieerd met hogere waarschijnlijkheid van lokale (OR 1,48; 95%-bti 1,12-1,96) en systemische (1,76; 1,10-2,81) complicaties. Chronologische leeftijd was niet geassocieerd met waarschijnlijkheid van complicaties. Mastectomie en axillaire chirurgie waren onafhankelijk geassocieerd met hogere waarschijnlijkheid van lokale maar niet systemische complicaties.

De onderzoekers concluderen dat fragiliteit en niet alleen chronologische leeftijd dient te worden overwogen bij de chirurgische planning voor mammacarcinoom.

1.Lorentzen EH, Chen Y-J, Morton C et al. Frailty and postoperative complications in older adults with nonmetastatic breast cancer. JAMA Network Open 2025;8:e2531841

Summary: Analysis of the SEER-Medicare database found that fragility and not chronological age alone should be considered in decision-making and planning in surgery for nonmetastatic breast cancer in older patients.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Prevalentie van BRCA1 en BRCA2 varianten in een niet-geselecteerde populatie van vrouwen met mammacarcinoom (0)
2025-09-16 12:00   ( Nieuws )
Tags:  INSPIRE study
Prof. Joanne MortimerEr is geen duidelijkheid over de prevalentie van pathogene of waarschijnlijk pathogene (P/LP)-varianten van BRCA1 en BRCA2 in minderheidsgroepen. De cohortstudie INSPIRE (‘implementing next-generation sequencing for precision intervention and risk evaluation’) van City of Hope in Duarte en Upland, beide in Californië, heeft deze prevalentie in een niet-geselecteerde populatie van patiënten met any stage mammacarcinoom geïnventariseerd. Prof. Joanne Mortimer (City of Hope, Duarte CA) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1


De studie includeerde 2401 patiënten die kiemlijntesten ondergingen. P/LP-varianten in BRCA1 of 2 werden gezien in 4,4% van de Aziatische vrouwen; 8,1% van de zwarte vrouwen; en 4,8% van de blanke vrouwen. Hispanic vrouwen hadden een hogere waarschijnlijkheid van een kiemlijn BRCA1 variant dan non-Hispanic vrouwen (OR 2.58; p=0,02). P/LP varianten in BRCA1 werden meer frequent gezien in Hispanic vrouwen (3,0%) dan in non-Hispanic vrouwen (1,6%; p=0,02). Zestien van de 116 vrouwen ouder dan 60 jaar (13,7%) hadden P/LP varianten.

De onderzoekers concluderen dat universele BRCA1- en BRCA2-testen dienen te worden aangeboden aan alle patiënten met mammacarcinoom.

1.Mortimer JE, Lindsey SS, Zukin E et al. Prevalence of BRCA1 and BRCA2 variants in an unselected population of women with breast cancer. JAMA Network Open 2025;8:e2531577

Summary: The INSPIRE study, at two centers in California, included unselected women with any stage breast cancer who underwent germline testing, and provided information about BRCA1/2 P/LP variants in various racial and ethnic groups.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Behandelingsvrije overleving na nivolumab met of zonder relatlimab voor gevorderd melanoom in RELATIVITY-047 (0)
2025-09-15 15:00   ( Nieuws )
Tags:  advanced melanoma TFS
Dr Meredith ReganBehandelingsvrije overleving (TFS) van patiënten met maligniteiten is gedefinieerd als tijd zonder systemische therapie tot een volgende behandeling of overlijden. Een post-hoc analyse van de multinationale fase 2-3 studie RELATIVITY-047 heeft TFS van patiënten met gevorderd melanoom na nivolumab met of zonder relatlimab geïnventariseerd. Dr. Meredith Regan (Dana-Farber Cancer Institute, Boston MA) en collega’s publiceren de analyse in het Journal of ImmunoTherapy of Cancer.1


De analyse includeerde 714 patiënten. Achtenveertig maanden na randomisatie waren 52% van de patiënten in de nivolumab plus relatlimabgroep in leven, vergeleken met 43% van de patiënten in de nivolumabgroep; terwijl 38% en 33% van de patiënten in deze groepen vrij waren van volgende systemische therapie. De gemiddelde 48-maands TFS was 9,7 versus 6,8 maanden (verschil 2,9 maanden; 95%-bti 1,0-4,9). De gemiddelde TFS maakte 20% en 14% uit van de 48 maanden na randomisatie. TFS zonder graad 3 of hoger treatment-related adverse events was 9,1 maanden versus 6,5 maanden (verschil 2,6 maanden; 95%-bti 0,8-4,5).

De onderzoekers concluderen dat in RELATIVITY-047 onder patiënten met gevorderd melanoom in de 48 maanden na randomisatie de combinatie van nivolumab en relatlimab resulteerde in langere TFS en langere TFS zonder graad 3 of hoger TRAEs dan alleen nivolumab.

1.Regan MM, Ascierto PA, Lipson EJ et al. Analysis of treatment-free survival of patients with advanced melanoma receiving nivolumab as monotherapy or in combination with relatlimab in RELATIVITY-047. J ImmunoTher Cancer 2025-e012747

Summary: Post hoc analysis of the multinational phase 2-3 RELATIVIY-047 trial found treatment-free survival benefit during the 48 months since initiating nivolumab plus relatlimab compared with nivolumab alone in patients with advanced melanoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter retrospectieve studie van neoadjuvante (immuun)chemotherapie versus CCRT voor LS-SCLC (0)
2025-09-15 13:30   ( Nieuws )
Tags:  limited-stage small cell lung cancer
Prof. Yan ZhangEr is geen duidelijkheid over de relatieve werkzaamheid van neoadjuvante immuunchemotherapie en chemotherapie versus concurrente chemoradiotherapie (CCRT) voor beperkt-stadium kleincellig longcarcinoom (LS-SCLC). Een multicenter retrospectieve studie in China heeft real-world uitkomsten met neoadjuvante immuunchemotherapie vergeleken met die van neoadjuvante chemotherapie en CCRT voor LS-SCLC. Prof. Yan Zhang (Sichuan Universiteit, Chengdu) en collega’s publiceren de studie in het International Journal of Cancer.1

De studie includeerde 139 patiënten die tussen begin 2019 en eind 2023 behandeld werden voor LS-SCLC: 55 die CCRT kregen, en 28 respectievelijk 56 die neoadjuvante immuunchemotherapie of neoadjuvante chemotherapie kregen gevolgd door chirurgie. R0-resectie werd uitgevoerd in alle patiënten die chirurgie ondergingen. Het percentage patiënten met pathologisch complete respons (35,7% versus 7,1%; p<0,05) en majeure pathologische respone (53,6% versus 12,5%; p<0,05) was significant hoger na immuunchemotherapie dan na chemotherapie. Adverse events waren acceptabel in de drie groepen. Na propensity score matching werd overlevingsanalyse uitgevoerd in drie groepen van 24 patiënten. De mediane progressievrije overleving en overall survival waren significant langer in de groep die neoadjuvante immuunchemotherapie kreeg dan in de beide andere groepen.

De onderzoekers concluderen dat neoadjuvante immuunchemotherapie veilig en effectief is onder patiënten met LS-SCLC.

1.Zhao Z, Rong H, Li M et al. Clinical outcomes for neoadjuvant immunochemotherapy or chemotherapy versus concurrent chemoradiotherapy in limited-stage small-cell lung cancer: A retrospective, multi-center, real-world study. Int J Cancer 2025.70153

Summary: A multicenter retrospective real-world study in China found that neoadjuvant immunochemotherapy is a safe and effective treatment strategy for limited-stage small cell lung cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van tweedelijns tislelizumab plus anlotinib-irinotecan voor extensief-stadium kleincellig longcarcinoom (0)
2025-09-15 12:00   ( Nieuws )
Tags:  ES-SCLC second-line tislelizumab plus anlotinib and irinotecan
Onder patiënten met extensief-stadium kleincellig longcarcinoom (ES-SCLC) wordt na platina-gebaseerde chemotherapie vaak recidief gezien, met slechts beperkte tweedelijns opties. Een fase 2-studie van Guangzhou University of Chinese Medicine heeft de combinatie van tislelizumab met anlotinib en irinotecan als tweedelijns behandeling voor deze patiënten geëvalueerd. Prof. Haibo Zhang en collega’s publiceren de studie in eClinicalMedicine.1

De studie includeerde 32 ES-SCLC patiënten met progressie na eerstelijns platina-gebaseerde chemotherapie. De patiënten kregen twee drie-weekse cycli van intraveneus tislelizumab 200 mg op dag één, oraal anlotinib 10 mg op dagen één tot en met veertien, en intraveneus irinotecan 100 mg/m2 op dagen één en acht, gevolgd door onderhoud met tislelizumab en anlotinib tot progressie of niet-acceptabele toxiciteit. Het primaire eindpunt was objective response rate. De mediane duur van follow-up was 9,6 maanden (IQR 7,4-21,9). De ORR was 50% (95%-bti 32-68). De figuur laat zien dat de mediane progressievrije overleving 7,1 maanden bedroeg (95%-bti 3,1-9,9) en de mediane overall survival 7,5 maanden (5,3-11,0). Graad 3 of hoger treatment-related adverse events werden gezien in acht patiënten (25%) en graad 3 of hoger immuun-gerelateerde AEs in twee patiënten.

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van tislelizumab, anlotinib, en irinotecan als tweedelijns behandeling voor ES-SCLC na progressie op platina-gebaseerde chemotherapie veelbelovende werkzaamheid had met manageable toxiciteit.

1.Chen X, Wang J, Liu L et al. Efficacy and safety of tislelizumab plus anlotinib and irinotecan as second-line treatment for extensive-stage small cell lung cancer: a single-arm, open-label, phase II trial. eClinMed 2025.103502

Summary: A phase 2 trial at Guangzhou University of Chinese Medicine found promising efficacy and manageable toxicity as second-line therapy for ES-SCLC after platinum-based chemotherapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van neoadjuvant toripalimab met of zonder celecoxib voor dMMR/MSI-H LA-CRC: vijf-jaar follow-up (0)
2025-09-14 15:00   ( Nieuws )
Tags:  PICC trial
Er is weinig informatie beschikbaar over lange-termijn uitkomsten van patiënten die neoadjuvante PD-1 blokkade krijgen voor dMMR of MSI-H lokaal-gevorderd colorectaalcarcinoom (LA-CRC). De niet-comparatieve gerandomiseerde fase 2-studie PICC van Sun Yat-sen Universiteit (Guangzhou, China) heeft neoadjuvant toripalimab met of zonder celecoxib voor deze patiënten geëvalueerd. Prof. Huabin Hu en collega’s publiceren vijf-jaar follow-up resultaten van de studie in eClinicalMedicine.1

De studie includeerde 34 patiënten met stadium II of III dMMR of MSI-H LA-CRC die werden gerandomiseerd naar zes cycli neoadjuvant toripalimab plus celecoxib (n=17) of alleen toripalimab (n=17), gevolgd door chirurgie. De mediane follow-up op het moment van de nu gepubliceerde analyse was 61,9 maanden (IQR 55,8-63,6). In geen van beide groepen werd tijdens de follow-up recidief gezien. De vijf-jaars percentages voor overall survival, ziektespecifieke overleving, gebeurtenisvrije overleving, en ziektevrije overleving in de combinatiegroep en de toripalimab-monotherapiegroep waren 100% respectievelijk 94%, 100% respectievelijk 100%, 100% respectievelijk 93%, en 100% respectievelijk 93%. Adverse events waren voornamelijk graad 1 of 2; slechts twee patiënten hadden graad 3 of hoger gebeurtenissen. Drie jaar na de chirurgie rapporteerden patiënten in beide groepen hoge QLQ-C30 functiescores (86,7-100) en lage symptoombelasting (voornamelijk <10,0)

De onderzoekers concluderen dat neoadjuvant toripalimab met of zonder celecoxib resulteerde in bemoedigende lange-termijn uitkomsten onder patiënten met dMMR of MSI-H LA-CRC.

1.Shen X, Cai Y, Li W et al. Neoadjuvant PD-1 blockade with toripalimab with or without celecoxib for patients with mismatch repair-deficient or microsatellite instability-high, locally advanced, colorectal cancer (PICC): long-term outcomes of a single-centre, parallel-group, non-comparative, randomised phase 2 trial. eClinMed 2025.103499

Summary: Long-term follow-up of the phase 2 PICC trial in China found encouraging 5-year survival among patients with dMMR/MSI-H locally advanced colorectal cancer receiving neoadjuvant toripalimab with or without celecoxib.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Cohortstudie van overlevingsimpact van non-adherentie aan adjuvante endocriene therapie voor mammacarcinoom (0)
2025-09-14 12:00   ( Nieuws )
Tags:  ER-positive breast cancer adherence to adjuvant AET
Dr. Theodoros FoukakisAdjuvante endocriene therapie (AET) met combinatie van GnRHa plus tamoxifen of aromataseremmers verbetert de overleving van premenopauzale vrouwen met mammacarcinoom vergeleken met alleen tamoxifen. Een bevolkings-gebaseerde retrospectieve cohortstudie in de Zweedse Stockholm-Gotland regio heeft adherentie aan deze therapie en de impact daarvan op de overleving geïnventariseerd. Dr. Theodoros Foukakis (Karolinska Instituut, Stockholm) en collega’s publiceren de studie in eClinicalMedicine.1

De studie includeerde 16.488 patiënten die tussen begin 2007 en eind 2020 orale AET voorgeschreven kregen. Adherentie werd gedefinieerd als medication possession ratio van tenminste 80% over vijf jaar voor orale AET (tamoxifen of aromataseremmer) en over twee jaar voor GnRHa.De adherentie was 86% voor aromataseremmers, 79% voor tamoxifen, en 75% voor combinaties van deze middelen van GnRHa. Vergeleken met aromataseremmers was de aOR voor niet-adherentie 1,40 (95%-bti 1,27-1,55) voor tamoxifen; 2,73 (2,19-3,40) voor tamoxifen plus GnRHa; en 2,92 voor aromataseremmer plus GnRHa. De invasieve mammacarcinoomvrije overleving aHRs in één-jaars respectievelijk vijf-jaars landmarkanalyse waren 1,43 (95%-bti 1,26-1,64) respectievelijk 1,19 (1,04-1,35).

De onderzoekers concluderen dat de adherentie aan combinatieregimes slechter was dan aan single AET, en dat nonadherentie geassocieerd was met slechtere overleving.

1.Eriksson Bergman L, Matikas A, Liu X, Foukakis T et al. Adherence to adjuvant endocrine therapy including GnRH-analogues and survival: a population-based cohort study. eClinMed 2025.103493

Summary: A population-based cohort study in Sweden found that among patients prescribed adjuvant endocrine therapy (AET) for early invasive ER-positive breast cancer, adherence was lower to combination regimens than to single AET, and non-adherence was associated with poorer survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Verhoogd risico van infecties in sluimerend multipel myeloom (0)
2025-09-13 15:00   ( Nieuws )
Tags:  iStopMM study SMM infections
Dr. Sigrún ThorsteindóttirInfecties zijn een belangrijke oorzaak van morbiditeit en mortaliteit in multipel myeloom (MM). Een verhoogd risico van infectie is aangetoond in monoclonal gammopathy of undetermined significance (MGUS). De iStopMM studie van de Universiteit van IJsland in Reykjavik heeft het risico van infecties geïnventariseerd in personen met sluimerend multipel myeloom (SMM). Dr. Sigrún Thorsteindóttir en collega’s publiceren de studie in Leukemia.1

iStopMM screende 75.422 personen in de leeftijd van 40 jaar en ouder op MM-voorlopers. Personen met een diagnose SMM werden 1:5 gematcht voor leeftijd en geslacht met MGUS-vrije personen en 1:1 gematcht met MGUS-personen. De vergelijking tussen SMM en MGUS-vrij telde 162 respectievelijk 810 personen en de vergelijking tussen SMM en MGUS telde 188 personen in beide groepen. Vergeleken met MGUS-vrij had SMM een verhoogd risico van infecties (HR 1,36; 95%-bti 1,07-1,73) en antibacteriële prescriptie (1,24; 1,01-1,52) en vergeleken met MGUS had SMM eveneens een verhoogd risico van infecties (1,37; 1,00-1,87). Correctie voor immunoparese resulteerde in verzwakking van de associaties, hetgeen zou kunnen betekenen dat immunoparese ten dele het risico van infectie kan mediëren.

De onderzoekers concluderen dat personen met SMM een verhoogd risico van infectie hebben, zowel vergeleken met personen met MGUS als vergeleken met MGUS-vrije personen.

1.Sloth Andersen L, Berenguer Navarro R, Ekberg S et al. Increased risk of infections in smoldering multiple myeloma: results from the screened iStopMM study. Leukemia 2025-02762-9

Summary: The iStopMM study found that persons diagnosed with smoldering multiple myeloma had an increased risk of infections, compared to both persons with monoclonal gammopathy of undetermined significance and to individuals without multiple myeloma precursors.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)