Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Impact van gebruik van PET-CT op stadiëring in patiënten met lokaal-gevorderd mammacarcinoom (0)
2023-05-27 15:00   ( Nieuws )
Tags:  LABC PET-CT versus conventional staging
Prof. Mark LevinePatiënten met lokaal-gevorderd mammacarcinoom (LABC) ondergaan bij presentatie gewoonlijk stadiëring. Een studie in zes centra in Canada heeft de meerwaarde van 18F-PET-CT in deze stadiëring boven conventionele testen (botscan, CT van romp en bekken) geïnventariseerd. Prof. Mark Levine (McMaster University, Hamilton ON) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde patiënten met LABC, die werden gerandomiseerd naar whole-body PET-CT (n=184) of conventionele stadiëring. Upstaging naar stadium IV vond plaats in 43 PET-CT patiënten (23%) versus 21 conventioneel gestadieerde patiënten (11%; p=0,002). Verandering van het behandelplan vond plaats in 35 van 43 upstaged PET-CT patiënten (81,3%) en 20 van de 21 upstaged conventioneel-gestadieerde patiënten (95,2%). Gecombineerde-modaliteitentherapie (CMT: neoadjuvant chemotherapie, chirurgie, en radiotherapie) ondergingen 149 patiënten in de PET-CT groep (81,0%) versus 165 patiënten in de conventioneel-gestadieerde groep (89,2%; p=0,03).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met LABC, PET-CT meer afstandsmetastasen detecteerde dan conventionele stadiëring, en dat minder PET-CT patiënten CMT kregen. De studie demonstreert de bruikbaarheid van PET-CT voor stadiëring in LABC.

1.Dayes IS, Metser U, Hodgson N et al. Impact of 18F-labeled fluorodeoxyglucose positron emission tomography-computed tomography versus conventional staging in patients with locally advanced breast cancer. J Clin Oncol 2023; epub ahead of print

Summary: A multicenter randomized controlled trial in Canada compared whole-body PET-CT with conventional tests for staging in LABC patients. More than twice as many PET-CT were upstaged to stage IV than conventionally staged patients.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Impact van introductie van adjuvante behandeling voor stadium III melanoom op overleving (0)
2023-05-27 13:30   ( Nieuws )
Tags:  adjuvant treatment for stage III melanoma overall survival
Dr. Hildur HelgadottirIntroductie van adjuvante behandelingen met PD-1 remmers of BRAF + MEK remmers heeft geresulteerd in significante verlenging van recidiefvrije overleving van patiënten met stadium III melanoom. Op basis van deze waarnemingen zijn deze behandelingen goedgekeurd en in veel landen geïmplementeerd. De impact van deze introductie op de overall survival is nog niet duidelijk. Een nationwide studie in Zweden heeft deze impact geïnventariseerd. Dr. Hildur Helgadottir (Karolinska Instituut, Stockholm) en collega’s publiceren de studie in het Journal of the National Cancer Institute.1

In het Swedish Melanoma Registry identificeerden de onderzoekers gegevens van 1371 patiënten die tussen begin 2016 en eind 2020 behandeld werden voor stadium III melanoom. Er waren 634 patiënten die werden behandeld voor de introductie van adjuvante behandeling in juli 2018 (pre-cohort), en 737 patiënten in het post-cohort. De twee-jaars OS-percentages waren 84,3% in het pre-cohort en 86,1% in het post-cohort (aHR 0,91; p=0,51). Er waren evenmin significante verschillen in OS of melanoom-specifike overleving in subgroepen onderscheiden op basis van leeftijd, geslacht, of tumorkenmerken.

De onderzoekers concluderen dat introductie van adjuvante behandelingen voor stadium III melanoom niet heeft geresulteerd in verbetering van de OS.

1.Helgadottir H, Ny L, Ullenhag GJ et al. Survival after introduction of adjuvant treatment in stage III melanoma: a nationwide registry-based study. J Natl Cancer Inst 2023;djad081

Summary: Introduction of adjuvant treatments for stage III melanoma in Sweden did not result in improved overall survival

  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Vroege voorspellers van respons of progressie met eerstelijns atezolizumab plus bevacizumab voor levercelcarcinoom (0)
2023-05-27 12:00   ( Nieuws )
Tags:  atezo-bev for HCC early prediction of response or progression
Dr. Norikazu TanabeCombinatie van atezolizumab en bevacizumab (azeto-bev) als eerstelijns behandeling voor niet-resectabel levercelcarcinoom (uHCC) heeft tot veelbelovende resultaten geleid, maar in sommige patiënten wordt toch progressie gezien. Een retrospectieve studie in het ziekenhuis van de universiteit van Yamaguchi (Japan) heeft gezocht naar voorspellers van vroege respons of progressie met eerstelijns atezo-bev voor uHCC. Dr. Norikazu Tanabe en collega’s publiceren de studie in Cancers.1


De studie includeerde 154 patiënten. In de groep met hoog baseline AFP (20 mg/ml of hoger) was afname van AFP met meer dan 30% een onafhankelijke voorspeller van objectieve respons (OR 5,52; p=0,0032). In de groep met laag baseline AFP (lager dan 20 ng/ml) was baseline des-gamma-carboxy protrombine (DCP)-niveau lager dan 40 mAU/ml een onafhankelijke voorspeller van objectieve respons (OR 3,98; p=0,026). Onafhankelijke voorspellers van vroege progressie waren toename van AFP met 30% of meer na drie weken (OR 4,08; p=0,026) en aanwezigheid van extrahepatic spread (OR 3,68; p=0,034) in de groep met hoge AFP, en up-to-seven criteria (OR 15,76; p=0,026) in de groep met lage AFP.

De onderzoekers concluderen dat vroege AFP-veranderingen, baseline DCP, en tumorbelastingscriteria bruikbare voorspellers zijn van respons van uHCC op eerstelijns atezo-bev.

1.Tanabe N, Saeki I, Aibe Y et al. Early prediction of response focused on tumor markers in atezolizumab plus bevacizumab therapy for hepatocellular carcinoma. Cancers 2023;15:2927

Summary: A retrospective study at Yamaguchi University Hospital (Japan) found that among patients receiving first-line atezolizumab plus bevacizumab for unresectable hepatocellular carcinoma, found that early AFP changes, baseline DCP, and tumor burden were useful criteria in predicting response to treatment.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 2-studie van CPX-351 voor hoger-risico myelodysplastisch syndroom en chronische myelomonocytische leukemie (0)
2023-05-26 15:00   ( Nieuws )
Tags:  MDS and CMML CPX-351
Dr. Pierre PeterlinCPX-351 is een geïncapsuleerde vorm van cytarabine en daunorubicine. Een fase 2-studie in twaalf centra in Frankrijk heeft veiligheid en werkzaamheid geïnventariseerd van CPX-351 voor hoger-risico myelodysplastisch syndroom (MDS) en chronische myelomonocytische leukemie (CMML). Dr. Pierre Peterlin (Universiteitsziekenhuis Nantes) en zijn collega’s van de Groupe Francophone des Myélodysplasies publiceren de studie in The Lancet Haematology.1

De studie includeerde 31 patiënten (21 mannen en 10 vrouwen) met nieuw-gediagnostiseerd hoger-risico MDS of CMML en een ECOG performance status 0 of 1. Ze kregen intraveneus CPX-351 (cytarabine 100 mg/m2 en daunorubicine 44 mg/m2) op dagen één, drie en vijf van de inductiebehandeling. Patiënten zonder tenminste partiële respons kregen een tweede inductiecyclus met dezelfde doseringen op dagen één en drie. Patiënten met respons konden vier maandelijkse consolidatiecycli (zelfde doseringen op dag één) of allogene hematopoïetische stamceltransplantatie (allo-HSCT) ondergaan.

Het primaire eindpunt van de studie was percentage patiënten met respons na één of twee inductiecycli. Respons werd gezien in 27 patiënten (ORR 87%; 95%-bti 70-96). Zestien patiënten (52%) kregen tenminste één consolidatiecyclus, en 29 patiënten (94%) ondergingen allo-HSCT. De meest-gerapporteerde graad 3 of 4 adverse events waren pulmonair (26% van de patiënten) of cardiovasculair (19%). Geen van de patiënten overleed aan gevolgen van de behandeling.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met hoger-risico MDS of CMML CPX-351 actief en veilig is en bridging naar allo-HSCT mogelijk maakt in de meeste patiënten.

1.Peterlin P, Le Bris Y, Turlure P et al. CPX-351 in higher risk myelodysplastic syndrome and chronic myelomonocytic leukaemia: a multicentre, single-arm, phase 2 study. Lancet Haematol 2023; epub ahead of print

Summary: A phase 2 trial at 12 centers in France found that CPX-351 was active and safe in patients with higher-risk MDS and CMML, allowing bridging to allo-HSCT in most patients.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Olvimulogene nanivacirepvec gevolgd door chemotherapie voor eerder-behandeld platina-resistent of refractair ovariumcarcinoom (0)
2023-05-26 13:30   ( Nieuws )
Tags:  phase 2 VIRO-15 trial PRROC Olvi-Vec
Dr. Robert HollowayPatiënten met platina-resistent of platina-refractair ovariumcarcinoom (PRROC) hebben weinig therapeutische opties. Olvimulogene nanivacirepvec (Olvi-Vec) is een gemodificeerd oncolytisch vaccinia virus dat selectief maligne cellen infecteert. De multicenter niet-gerandomiseerde fase 2-studie VIRO-15 in de Verenigde Staten heeft de activiteit en veiligheid van intraperitoneaal toegediend Olvi-Vec gevolgd door platina-doublet chemotherapie met of zonder bevacizumab voor PRROC geëvalueerd. Dr. Robert Holloway (AdventHealth Cancer Institute, Orlando FL) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1




De studie includeerde 27 PRROC-patiënten met progressie na hun laatste voorafgaande behandelingslijn. De mediane leeftijd was 62 jaar (range 35-78) en het mediane aantal eerdere lijnen therapie was 4 (range 2-9). De patiënten kregen op twee achtereenvolgende dagen via een tijdelijk katheter IP Olvi-Vec (3 x 109 plaque-forming units), zes weken later gevolgd door chemotherapie met of zonder bevacizumab. Alle patiënten voltooiden de geplande behandeling. Primaire eindpunten van de studie waren objective response rate en progressievrije overleving.

De mediane duur van follow-up was 47,0 maanden. De ORR per RECIST1.1 was 54% (95%-bti 33-74) met een mediane duur van respons van 7,6 maanden. Ziektecontrole werd gezien in 88% van de evalueerbare patiënten. De mediane PFS was 11,0 maanden (95%-bti 6,4-NR) met een zes-maands PFS-percentage van 77%. De mediane PFS was 10,0 maanden onder de 14 platina-resistente patiënten en 11,4 maanden onder de 13 platina-refractaire patiënten. De mediane overall survival was 15,7 maanden (95%-bti 12,3-23,8) met mediane OS 18,5 maanden in de platina-resistente groep en 14,7 maanden in de platina-refractaire groep. Graad 3 treatment-related adverse events waren pyrexie (3,7% van de patiënten) en abdominale pijn (7,4%). Er waren geen graad 4 of 5 TRAEs.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met PRROC, Olvi-Vec gevolgd door platina-doublet chemotherapie met of zonder bevacizumab resulteerde in veelbelovende ORR en PFS.

1.Holloway RW, Mendivil AA, Kendrick JE et al. Clinical activity of olvimulogene nanivacirepvec-primed immunochemotherapy in heavily pretreated patients with platinum-resistant or platinum-refractory ovarian cancer. The nonrandomized phase 2 VIRO-15 clinical trial. JAMA Oncol 2023.1007

Summary: The phase 2 nonrandomized VIRO-15 trial with heavily pretreated platinum-resistant or platinum-refractory ovarian cancer patients, found promising activity with the oncolytic virotherapy olvimulogene nanivacirepvec followed by platinum-doublet chemotherapy with or without bevacizumab.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Meta-analyse van associatie van tweedegeneratie anti-androgenen met cognitieve en functionele toxiciteiten (0)
2023-05-26 12:00   ( Nieuws )
Tags:  second-generation antiandrogens cognitive and functional toxicities
Dr. Kevin NeadGebruik van tweedegeneratie anti-androgenen (AAs: abirateron, apalutamide, darolutamide, en enzalutamide) voor prostaatcarcinoom neemt toe. Er zijn retrospectieve aanwijzingen voor een associatie tussen deze tweedegeneratie AAs met ongunstige cognitieve en functionele uitkomsten. Een systematisch overzicht en meta-analyse van gerandomiseerde prospectieve studies heeft deze associatie geëvalueerd. Dr. Kevin Nead (MD Anderson Cancer Center, Houston TX) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Oncology.1

In de literatuur tot en met 12 september 2022 vonden de onderzoekers twaalf studies die voldeden aan de inclusiecriteria (gerandomiseerd, prospectief, laag risico van bias). De studies telden tezamen 13.524 deelnemers. In meta-analyse hadden de patiënten in de armen met tweedegeneratie AAs vergeleken met patiënten in de controle-armen een verhoogd risico van cognitieve toxische effecten (RR 2,10; p=0,02) en vermoeidheid (RR 1,34; p<0,001). Ook in studies met traditionele hormoontherapie in beide armen was gebruik van tweedegeneratie AAs geassocieerd met verhoogd risico van cognitieve toxiciteiten (RR 1,77; p=0,01) en vermoeidheid (RR 1,32; p=0,003). Gebruik van tweedegeneratie AAs was ook geassocieerd met verhoogd valrisico (RR 1,87; p=0,001).

De onderzoekers concluderen dat de analyse suggereert dat gebruik van tweedegeneratie AAs geassocieerd is met verhoogd risico van cognitieve en functionele toxische effecten, ook in geval van toevoeging aan traditionele vormen van hormoontherapie.

1.Nowakowska MK, Ortega RM, Wehner MR, Nead KT. Association of second-generation antiandrogens with cognitive and functional toxic effects in randomized clinical trials. A systematic review and meta-analysis. JAMA Oncol 2023.0998

Summary: Systematic review and meta-analysis of 12 prospective studies found that use of second-generation antiandrogens for prostate cancer was associated with an increased risk of cognitive and functional toxicities, including when added to traditional forms of hormone therapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 3-studie van eerstelijns befotertinib versus icotinib voor EGFR-gemuteerd gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (0)
2023-05-25 15:00   ( Nieuws )
Tags:  EGFR-mutated LA M NSCLC first-line befotertinib versus icotinib
Prof. Shun LuBefotertinib (D-0316) is een nieuwe oraal-beschikbare derdegeneratie EGFR-TKI. Een multicenter fase 3-studie in 39 centra in China heeft eerstelijns befotertinib vergeleken met icotinib voor EGFR-mutatiepositief lokaal-gevorderd of metastatisch niet-kleincellig longcarcinoom (LA/M NSCLC). Prof. Shun Lu (Shanghai Jiaotong Universiteit) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Respiratory Medicine.1

De studie includeerd 362 volwassen patiënten die 1:1 werden gerandomiseerd naar befotertinib 75-100 mg eenmaal daags (n=182) of icotinib 125 mg driemaal daags (n=180). De behandeling werd voortgezet tot progressie of niet-acceptabele toxiciteit. Het primaire eindpunt was de centraal-beoordeelde progressievrije overleving. De mediane duur van follow-up was 20,7 maanden (IQR 10,2-23,5). De mediane PFS was 22,1 maanden met befotertinib versus 13,8 maanden met icotinib (HR 0,49; p<0,0001). Graad 3 of hoger treatment-related adverse events werden gerapporteerd voor 30% van de patiënten in de befotertinibgroep en 8% van de patiënten in de icotinibgroep. Graad 5 TRAEs troffen twee patiënten in de befotertinibgroep en één patiënt in de icotinibgroep.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met EGFR-mutatiepositief LA/M NSCLC, eerstelijns befotertinib resulteerde in langere PFS dan icotinib. Het veiligheidsprofiel van befotertinib was manageable.

1.Lu S, Zhou J, Jian H et al. Befotertinib (D0316) versus icotinib as first-line therapy for patients with EGFR-mutated locally advanced or metastatic non-small-cell lung cancer: a multicentre, open-label, randomised phase 3 study. Lancet Respir Med 2023; epub ahead of print

Summary: A multicenter phase 3 trial in China compared first-line befotertinib versus icotinib for EGFR mutation-positive locally advanced or metastatic non-small cell lung cancer (LA/M NSCLC). The median PFS was longer with befotertinib than with icotinib.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Bevolkings-gebaseerde studie van risico van maligiteiten na tonsillectomie en adenoïdectomie in Zweden (0)
2023-05-25 13:30   ( Nieuws )
Tags:  surgical removal of tonsils and adenoids cancer risk
Prof. Fang FangTonsillectomie en adenoïdectomie behoren wereldwijd tot de meest-gebruikelijke chirurgische procedures. Er is geen duidelijkheid over het risico van maligniteiten na deze interventies. Een retrospectieve bevolkings-gebaseerde en sibling-gecontroleerde cohortstudie in Zweden heeft dit risico geïnventariseerd. Prof. Fang Fang (Karolinska Instituut, Stockholm) en collega’s publiceren de studie in BMC Medicine.1

De studie includeerde alle personen die tussen 1932 en 2016 in Zweden geboren werden. De deelnemers werden gevolgd van begin 1980 of geboortedag (whichever came later) tot een eerste diagnose van een maligniteit, vertrek uit Zweden, overlijden, of eind 2016 (whichever came first). Het cohort bestond uit 4.953.583 personen. Geschiedenis van tonsillectomie, adenotonsillectomie, en adenoïdectomie werd verkregen uit het Swedish Patient Register, en informatie over ontwikkeling van maligniteiten werd verkregen uit het Swedish Cancer Register.

De figuur laat zien dat zowel in vergelijking met de algemene bevolking (panel a) als in vergelijking met siblings (b) personen die tonsillectomie, adenotonsillectomie, of adenoïdectomie ondergingen een significant verhoogd risico hadden van any cancer (versus algemene bevolking HR 1,10; 95%-bti 1,07-1,12; en versus siblings 1,15; 1,10-1,20) en van een aantal typen specifieke maligniteiten (consistent in beide vergelijkingen: van borst, prostaat, schildklier, en lymfoom). Deze associaties verschilden niet sterk met type chirurgie of leeftijd bij chirurgie en bleven meer dan twintig jaar na de chirurgie bestaan.

De onderzoekers concluderen dat chirurgische verwijdering van tonsillen en adenoïden geassocieerd was met matig verhoogd risico van maligniteiten in de decennia na de chirurgie. Het is niet waarschijnlijk dat deze associatie verklaard kan worden uit confounding vanwege de gedeelde genetische en niet-genetische factoren binnen gezinnen.

1.Liang J, Huang Y, Yin L et al. Cancer risk following surgical removal of tonsils and adenoids – a population-based, sibling-controlled cohort study in Sweden. BMC Med 2023;21:194

Summary: A population-based, sibling-controlled cohort study in Sweden found that surgical removal of tonsils and adenoids is associated with a modestly increased risk of cancer during the decades following the surgery.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)