Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Analyse van wereldwijde incidentie, mortaliteit, en DALYs van neuroblastoom in kinderen, 1990-2022 (0)
2024-12-08 16:00   ( Nieuws )
Tags:  childhood neuroblastoma epidemiology
Neuroblastoom is wereldwijd de meest prevalente extracraniale solide tumor in pediatrische patiënten. Een analyse van de Global Burden of Disease (GBD) database door onderzoekers van Guangxi Medische Universiteit (Nanning, China) heeft wereldwijde trends in de incidentie, mortaliteit, en disability-adjusted life years (DALYs) van neuroblastoom in kinderen tussen begin 1990 en eind 2021 onderzocht. Dr. Bo Shi en collega’s publiceren de analyse in eClinicalMedicine.1

GBD verzamelt gegevens van 204 landen. De nu gepubliceerde analyse heeft betrekking op patiënten in de leeftijd tot en met 14 jaar. In 2021 waren er wereldwijd 5560 kinderen met neuroblastoom, met 1977 overlijdens en 174.186,30 DALYs. Tussen 1990 en 2022 nam de incidentie toe met 30,26%; de mortaliteit met 20,35%; en DALYs met 20,08%. De figuur laat zien dat de incidentie, mortaliteit, en DALYs toenamen van tot 2018 en vervolgens afnamen met een annual percentage change van 5,56. Het land met de meeste pediatrische patiënten met neuroblastoom in 2021 was India (n=685).

De onderzoekers concluderen dat de wereldwijde incidentie, mortaliteit, en DALYs door pediatrisch neuroblastoom tussen 1990 en 2018 toenamen en vervolgens afnamen.

1.Nong J, Su C, Li C et al. Global, regional, and national epidemiology of childhood neuroblastoma (1990-2021): a statistical analysis of incidence, mortality, and DALYs. eClinMed 2024.102964

Summary: Analysis of the Global Burden of Disease database found that worldwide the incidence, mortality, and disability-adjusted life years related to childhood neuroblastoma increased from 1990 to 2017, with subsequent decreases.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 2-studie van trametinib of trametinib plus uprosertib voor metastatisch triple-negatief mammacarcinoom (0)
2024-12-08 13:00   ( Nieuws )
Tags:  mTNBC trametinib uprosertib
Dr. Daniel StoverMEK-remmers zoals trametinib hebben activiteit laten zien onder patiënten met metastatisch triple-negatief mammacarcinoom (mTNBC), maar veel van deze patiënten ontwikkelen snel resistentie. Een multicenter fase 2-studie in de Verenigde Staten heeft de respons op trametinib alleen en in combinatie met de AKT-remmer uprosertib (GSK2141795) geïnventariseerd in mTNBC-patiënten die eerder behandeld waren met chemotherapie. Dr. Daniel Stover (The Ohio State University, Columbus) en collega’s publiceren de studie in Breast Cancer Research and Treatment.1

De studie werd uitgevoerd in twee delen. Deel één includeerde 37 patiënten die trametinib 2 mg eenmaal daags monotherapie kregen. Onder deze patiënten waren en twee met partiële respons en zes andere patiënten met stabiele ziekte, voor een objective response rate van 5,4% en clinical benefit rate van 21,6%. Na progressie kregen in deel twee negentien patiënten trametinib 1,5 mg plus uprosertib 50 mg eenmaal daags. Onder deze patiënten waren er drie met partiële respons en drie anderen met stabiele ziekte, voor een ORR van 15,8% en een CBR van 31,6%. De mediane progressievrije overleving was 7,7 weken in deel één en 7,8 weken in deel twee. Klaring van circulerend tumor DNA op dag één van de tweede cyclus trametinib monotherapie was geassocieerd met betere progressievrije overleving.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met mTNBC die eerder chemotherapie hadden gekregen, trametinib monotherapie bescheiden werkzaamheid had, en dat toevoegen van uprosertib aan de behandeling resulteerde in numeriek hogere objectieve respons maar geen verbetering van de progressievrije overleving. Klaring van ctDNA zou een vroege biomarker van respons kunnen zijn.

1.Prasath V, Boutrid H, Wesolowski R et al. Phase II study of MEK inhibitor trametinib alone and in combination with AKT inhibitor GSK2141795/uprosertib in patients with metastatic triple negative breast cancer. Breast Cancer Res Treat 2024-07551-z

Summary: A multicenter phase 2 trial in the USA found that in patients with metastatic triple negative breast cancer previously treated with chemotherapy, trametinib monotherapy demonstrated limited efficacy, and addition of uprosertib was associated with numerically greater objective responses but no improvement of progression-free survival. Exploratory analysis suggests ctDNA clearance as a potential early biomarker of response.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van neoadjuvante chemotherapie en transorale robotische chirurgie voor HPV-gerelateerd OPSCC (0)
2024-12-07 16:00   ( Nieuws )
Tags:  HPV-related OPSCC NECTORS versus CCRT
Dr. Nader SadeghiAfstandsmetastase (DM) is de meest-frequente doodsoorzaak onder patiënten met HPV-gerelateerd squameus celcarcinoom van de orofarynx (OPSCC). Een multicenter retrospectieve studie heeft neoadjuvant chemotherapie gevolgd door transorale robotische chirurgie (NECTORS) en halsdissectie vergeleken met de standaard-behandeling, concurrente chemoradiotherapie (CCRT) voor het eindpunt DM-vrije overleving onder patiënten met stadium III of IVa HPV-gerelateerd OPSCC. Dr. Nader Sadeghi (McGill University Health Centre, Montreal, Canada) en collega’s publiceren de studie in JAMA Otolaryngology – Head & Neck Surgery.1

De studie vergeleek prospectieve data van een groep van 110 patiënten die NECTORS kregen met een historisch cohort van 232 patiënten de CCRT kregen. Patiënten in de NECTORS-groep kregen die cycli neoadjuvant docetaxel en cisplatine gevolgd door TORS en halsdissectie. Patiënten in de CCRT-groep kregen hoge-dosering cisplatine en radiotherapie. De mediane follow-up was 5,8 jaar in de CCRT-groep en 5,1 jaar in de NECTORS-groep. In de CCRT-groep hadden elf patiënten (4,7%) locoregionaal recidief (LRR), vijf patiënten (2,2%) LRR en DM, en 28 (12,1%) alleen DM. In de NECTORS-groep hadden vijf patiënten (4,5%) LRR, één patiënt (0,9%) LRR en DM, en geen patiënt alleen DM. Na matching voor T- en N-stadia was in multivariate analyse de HR voor ontwikkeling van DM voor CCRT versus NECTORS 9,98 (95%-bti 1,29-77,29). De figuur laat zien dat de vijf-jaars mortaliteit 20% bedroeg in de CCRT-groep versus 0 in de NECTORS-groep.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met stadium III of IVa OPSCC NECTORS vergeleken met CCRT resulteerde in verlaging van het DM-risico.

1.Sadeghi N, Subramaniam T, Richardson K et al. Neoadjuvant chemotherapy and transoral robotic surgery for human papillomavirus-related oropharyngeal cancer. JAMA Otolaryngol Head Neck Surg 2024.3303

Summary: A multicenter retrospective study found that among patients with stage III or IVa OPSCC neoadjuvant chemotherapy followed by transoral robotic surgery and neck dissection compared with concurrent chemoradiation was associated with decreased risk of distant metastasis.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie tussen pathogene varianten in cancer susceptibility genes en risico van DCIS van de borst (0)
2024-12-07 14:30   ( Nieuws )
Tags:  CPG PVs DCIS risk
Prof. Fergus CouchEr is geen duidelijkheid over de associatie tussen kiemlijn pathogene varianten (GPVs) in cancer predisposition genes (CPGs: ATM, BARD1, BRCA1, BRCA2, CDH1, CHEK2, PALB2, RAD51C, en RAD51D) en het risico van ductaal carcinoom in situ (DCIS) van de borst. Een retrospectieve studie in drie cohorten heeft deze associatie geïnventariseerd. Prof. Fergus Couch (Mayo Clinic, Rochester MN) en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De onderzoekers vergeleken de frequenties van GPVs in de CPGs tussen DCIS-patiënten en gezonde controlepersonen en tussen DCIS-patiënten en patiënten met invasief ductaal mammacarcinoom (IDC) in cohorten met tezamen 16.184 deelnemers. GPVs werden gezien in 6,5% van de DCIS-patiënten in het eerste cohort en 4,6% van de DCIS-patiënten in het tweede cohort. De frequenties van GPVs in BRCA1, BRCA2, en PALB2 waren significant lager onder DCIS-patiënten dan onder IDC-patiënten (cohort één 2,8% versus 5,7%; cohort twee 1,7% versus 3,7%) terwijl de frequenties van GPVs in ATM en CHEK2 niet significant verschilden. GPVs in ATM, BRCA1, BRCA1, CHEK2, en PALB2 waren significant geassocieerd met verhoogd risico van DCIS (alle ORs hoger dan 2) maar alleen BRCA2 GPVs waren geassocieerd met hoog risico (OR hoger dan 4) in beide cohorten. De cumulatieve incidentie van contralateraal mammacarcinoom onder de dragers van GPVs met DCIS was 23% in vijftien jaar.

De onderzoekers concluderen dat de verrijking van GPVs in ATM, BRCA1, BRCA2, CHEK2, en PALB2 onder vrouwen met DCIS suggereert dat multigene panel testing onder deze vrouwen nuttig kan zijn.

1.Huang H, Couch RE, Karam R et al. Pathogenic variants in cancer susceptibility genes predispose to ductal carcinoma in situ of the breast. Clin Cancer Res 2024-1884

Summary: Retrospective analysis of three independent cohorts found enrichment of germline pathogenic variants in ATM, BRCA1, BRCA2, CHEK2, and PALB2 among women with DCIS of the breast.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Lange-termijn uitkomsten met eerstelijns afatinib voor EGFR-gemuteerd NSCLC in patiënten die niet in aanmerking komen voor chemotherapie (0)
2024-12-07 13:00   ( Nieuws )
Tags:  TIMELY trial EGFR-mutant NSCLC in chemotherapy-ineligible patients first-line afatinib
Prof. Sanjay PopatDe multicenter fase 2 -studie TIMELY in het Verenigd Koninkrijk onderzoekt sinds 2013 de veiligheid en werkzaamheid van de tweede-generatie TKI afatinib in patiënten met vermoed of bevestigd EGFR-gemuteerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) die vanwege comorbiditeiten niet in aanmerking komen voor chemotherapie. Prof. Sanjay Popat (Royal Marsden Hospital, Londen) en collega’s publiceren in het British Journal of Cancer lange-termijn uitkomsten van de studie.1



Tussen maart 2013 en september 2015 includeerde TIMELY 39 patiënten, die oraal afatinib 40 mg eenmaal daags kregen tot ziekteprogressie of niet-acceptabele toxiciteit. Voor aanvang van de behandeling en vervolgens iedere twaalf weken werden bloedmonsters genomen voor circulerend tumor DNA (ctDNA)-analyse. De mediane follow-up was 98 maanden (range 69-101). De mediane progressievrije overleving was 7,9 maanden (95%-bti 4,6-10,5) en de mediane overall survival was 15,5 maanden (10,0-27,5). Na 18 maanden werden nog zeven patiënten (17,9%) met afatinib behandeld, na 36 maanden nog drie (7,6%), en bij de laatste follow-up na 101 maanden nog twee (5,1%). ctDNA-klaring was geassocieerd met betere progressievrije overleving en overall survival.

De onderzoekers concluderen dat afatinib een eerstelijns optie is voor patiënten met vermoed of bevestigd EGFR-gemuteerd NSCLC die niet in aanmerking komen voor chemotherapie.

1.Popat S, Januszewski A, O’Brien M et al. Long term efficacy of first-line afatinib and the clinical utility of ctDNA monitoring in patients with suspected or confirmed EGFR mutant non-small cell lung cancer who were unsuitable for chemotherapy

Summary: The multicenter phase 2 TIMELY study in the UK found that afatinib is a viable first-line treatment option for patients with suspected or confirmed EGFR-mutant non-small cell lung cancer who were unsuitable for chemotherapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Lange-termijn uitkomsten met adjuvant gemcitabine met of zonder capecitabine voor pancreas ductaal adenocarcinoom (0)
2024-12-06 16:00   ( Nieuws )
Tags:  ESPAC4 trial PDAC adjuvant GemCap versus gemcitabine
Prof. John NeoptolemosDe multinationale fase 3-studie ESPAC4 randomiseerde patiënten met pancreas ductaal adenocarcinoom (PDAC) naar adjuvant gemcitabine plus capecitabine (GemCap) of alleen gemcitabine. In 2017 is gepubliceerd dat na mediaan 43,2 maanden follow-up de mediane overall survival significant beter was met GemCap dan met gemcitabine. Later liet de PRODIGE24-CCTG PA.6 studie nog betere overleving zien met mFOLFIRINOX, zij het met meer restrictieve inclusiecriteria. Prof. John Neoptolemos (Universität Heidelberg, Duitsland) en collega’s publiceren in het Journal of Clinical Oncology lange-termijn resultaten van ESPAC4, na mediaan 104 maanden follow-up.1

ESPAC4 includeerde 732 patiënten, onder wie 367 in de gemcitabinegroep en 365 in de GemCapgroep. Na 104 maanden follow-up waren 566 van deze patiënten overleden. Panel A laat zien dat onder alle patiënten de mediane OS 28,4 maanden was in de gemcitabinegroep en 31,6 maanden in de GemCapgroep (HR 0,83; p=0,031). Panel B laat zien dat het profijt van GemCap boven gemcitabine werd gedreven door patiënten die R0-resectie hadden ondergaan (mediane OS 49,9 maanden versus 32,2 maanden; HR 0,63; p=0,002) en dat er geen significant verschil was in mediane OS met GemCap versus gemcitabine onder de patiënten die R1-resectie hadden ondergaan. Het vijf-jaar OS-percentage was significant hoger met GemCap dan met gemcitabine onder lymfekliernegatieve patiënten (59% versus 53%; p=0,04) maar niet onder lymfeklierpositieve patiënten (p=0,225). In de subgroep van ESPAC4 patiënten die niet voldeden aan de inclusiecriteria van PRODIGE24 (n=193) was de mediane OS 25,9 maanden met GemCap versus 20,7 maanden met gemcitabine (HR 0,71; p=0,038).

De onderzoekers concluderen dat adjuvant GemCap een standaard-optie is voor PDAC-patiënten die niet in aanmerking komen voor mFOLFIRINOX. Exploratieve evidentie wijst uit dat GemCap vooral werkzaam is onder R0-patiënten en onder lymfekliernegatieve patiënten.

1.Palmer DH, Jackson R, Springfield C et al. Pancreatic adenocarcinoma: long-term outcomes of adjuvant therapy in the ESPAC4 phase III trial. J Clin Oncol 2024.01118

Summary: Long-term follow-up of the multinational phase 3 ESPAC4 trial showed that the combination of gemcitabine and capecitabine is a standard adjuvant option for PDAC patients who are not eligible for mFOLFIRINOX, with exploratory evidence suggesting that the combination is particularly efficacious in R0 patients and lymph node-negative patients.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Cardiale gebeurtenissen en overleving onder patiënten die osimertinib krijgen voor EGFR-gemuteerd niet-kleincellig longcarcinoom (0)
2024-12-06 14:30   ( Nieuws )
Tags:  osimertinib for NSCLC cardiac events
Prof. Sheng-Hsiang LinOsimertinib kan vergeleken met eerste- of tweedegeneratie EGFR-TKIs de oncologische uitkomsten van patiënten met EGFR-gemuteerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) verbeteren, maar er zijn ook aanwijzingen voor een verhoogd risico van cardiale gebeurtenissen met osimertinib. Een retrospectieve cohortstudie van National Cheng Kung Universiteit (Tainan, Taiwan) heeft cancer therapy-related cardiac events (CTRCEs) met osimertinib voor EGFR-gemuteerd NSCLC vergeleken met CTRCEs met andere EGFR-TKIs. Prof. Sheng-Hsiang Lin en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie includeerde 401 patiënten die tussen september 2019 en augustus 2022 begonnen met een EGFR-TKI voor EGFR-gemuteerd NSCLC (63,1% vrouwen, gemiddelde leeftijd 69,2 ± 11,3 jaar). Er waren 195 patiënten die osimertinib kregen en 206 die een andere EGFR-TKI kregen. De patiënten werden mediaan 23,2 maanden gevolgd (IQR 15,2-31,5) voor CTRCEs, waaronder nieuwe aritmie, hartklepziekte, myocardinfarct, en hartfalen. De figuur laat zien dat de incidentie van CTRCEs hoger was in de osimertinibgroep dan in de groep die andere EGFR-TKIs had gekregen (14,9% versus 4,4%). Na corectie voor leeftijd, geslacht, roken, alcoholgebruik, body mass index, cardiovasculaire comorbiditeiten, thorax-radiotherapie, en gebruik van cardiovasculaire medicaties was het risico van CTRCEs significant hoger met osimertinib dan met andere EGFR-TKIs (sHR 4,00; p<0,001). CTRCEs waren onafhankelijk geassocieerd met overall survival.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met EGFR-gemuteerd NSCLC osimertinib vergeleken met andere EGFR-TKIs geassocieerd was met verhoogd risico van CTRCEs.

1.Lin C-Y, Chang W-T, Su P-L et al. Cardiac events and survival in patients with EGFR-mutatend non-small cell lung cancer treated with osimertinib. JAMA Network Open 2024;7:e2448364

Summary: A retrospective cohort study in Taiwan found that among patients with EGFR-mutated NSCLC, use of osimertinib compared with other EGFR TKIs was associated with increased risk of cancer therapy-related cardiac events.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Intratumorale toediening van dendritische cellen voorafgaand aan chemotherapie voor HER2-positief mammacarcinoom (0)
2024-12-06 13:00   ( Nieuws )
Tags:  HER2-positive breast cancer intratumoral dendritic cells before chemotherapy
Dr. Brian CzernieckiDe huidige chemotherapieregimes voor patiënten met vroeg-stadium HER2-positief mammacarcinoom (HER2+ BC) zijn geassocieerd met aanzienlijke morbiditeit. Een fase 1-studie van Moffitt Cancer Center (Tampa FL) heeft intratumorale toediening van conventionele type 1 dendritische cellen (cDC1) in combinatie met HER2-gerichte therapie voorafgaand aan chemotherapie en chirurgie voor vroeg-stadium HER2+ BC geëvalueerd. Dr. Brian Czerniecki en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

De studie includeerde 12 patiënten met vroeg-stadium HER2+ BC met tumoren met een diameter 1 cm of groter. De patiënten kregen zes doses intratumorale toediening van cDC1 eens per week, samen met zes drie-wekelijks cycli van trastuzumab en pertuzumab beginnend op dag één van de cDC1-toediening. Daarna kregen de patiënten neoadjuvante paclitaxel, gevolgd door chirurgie. cDC1 werd gegeven in twee doseringsniveaus (DLs): zes patiënten kregen 50 miljoen cellen en zes patiënten kregen 100 miljoen cellen. Primaire eindpunten waren veiligheid en immuunrespons, en secundaire eindpunt was antitumoractiviteit bepaald met borst-MRI en residual cancer burden bij chirurgie.

De meest-frequente adverse events met cDC1 waren graad 1 of 2 chills (50% van de patiënten), hoofdpijn (33%), en injectieplaatsreacties (33%). DL2 was geassocieerd met verlaagde ant-HER2 CD4 T-helper 1 bloedrespons, met concomitante toename van innate en adaptieve responsen in de tumor. Pre-immuuntherapie en post-immuuntherapie borst-MRI resultaten lieten 9 objectieve responsen, 6 partiële responsen, 3 complete responsen, en 3 stabiele ziekten zien. Na chirurgie hadden zeven van twaalf patiënten pathologisch complete respons.

De onderzoekers concluderen dat intratumorale toediening van cDC1 en trastuzumab-pertuzumab voorafgaand aan neoadjuvante chemotherapiegoed verdragen werd en actief was onder patiënten met vroeg-stadium HER2+ BC.

1.Han HS, Aldrich AL, Garg SK et al. Alteration of the tumor environment with intratumoral dendritic cells before chemotherapy in ERBB2 breast cancer. A nonrandomized clinical trial. JAMA Oncol 2024.5371

Summary: A phase 1 trial at Moffitt Cancer Center (Tampa, FL) found that administration of intratumoral conventional type 1 dendritic cells in combinationa with trastuzumab and pertuzumab before chemotherapy was well tolerated and had activity among patients with HER2-positive breast cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)