Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Cohortstudie van associatie tussen vooraf-bestaande depressie en overleving van prostaatcarcinoom (0)
2025-07-26 15:00   ( Nieuws )
Tags:  PCa depression
Prof. Robert UrsanoDe prevalentie van majeure depressie onder patiënten met prostaatcarcinoom (PCa) is ongeveer 15%. Een analyse in het cohort van de Prostate, Lung, Colorectal, and Ovarian (PLCO) Cancer Screening Trial, met ongeveer 25 jaar follow-up, heeft de associatie tussen vooraf-bestaande depressie en overleving na een PCa-diagnose geïnventariseerd. Prof. Robert Ursano (Uniformed Services University of the Health Sciences, Bethesda MD) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1




De studie includeerde 38.169 deelnemers, onder wie 205 (0,6%) met PCa en vooraf-bestaande depressie, 2096 (5,4%) met PCa zonder vooraf-bestaande depressie, en 35.868 controledeelnemers zonder PCa en depressie. De figuur laat zien dat patiënten met PCa en vooraf-bestaande depressie significant slechtere overall survival hadden vergeleken met patiënten met PCa zonder vooraf-bestaande depressie (HR 2,14; p=0,001; panel A) en eveneens slechtere OS hadden dan controlepersonen (HR 2,51; p=0,001; panel B).

De onderzoekers concluderen dat onder PCa-patiënten vooraf-bestaande depressie geassocieerd was met significant slechtere OS.

1.Zhang L, Hu X-Z, Li XX et al. Preexisting depression and prostate cancer survival. JAMA Network Open 2025;8:e2523143

Summary: Analysis in the cohort of the PLCO Cancer Screening Trial found that among patients with prostate cancer, preexisting depression was associated with significantly worse overall survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 1-studie van obrixtamig voor DLL3-positief kleincellig longcarcinoom of neuro-endocrien carcinoom (0)
2025-07-26 13:30   ( Nieuws )
Tags:  obrixtamig
Prof. Martin WermkeObrixtamig (aka BI 764532) is een delta-like ligand 3 (DLL3)/CD3 IgG-like T-cell engager. Een multinationale fase 1-studie heeft obrixtamig geëvalueerd onder patiënten met eerder-behandeld DLL3-positief kleincellig longcarcinoom (SCLC), extrapulmonair neuro-endocrien carcinoom (epNEC), of grootcellig neuro-endocrien carcinoom van de long (LCNEC-L). Prof. Martin Wermke (Uniklinik Dresden, Duitsland) en collega’s publiceren resultaten van de expansiefase van de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde 168 patiënten, onder wie 72% tenminste twee eerdere lijnen behandeling hadden gekregen, en 51% eerder anti-PD-(L)1 behandeling hadden gekregen. De patiënten kregen obrixtamig in vier regimes: vaste dosering iedere drie weken (A), vaste dosering iedere week (B1), step-up dosering iedere week gedurende twee weken gevolgd door target-dosering iedere week (B2), of step-up dosering iedere week gedurende drie weken gevolgd door target-dosering iedere week (B3). Tijdens de evaluatie van de hoogst-verdragen dosering werden zeven doserings-limiterende toxiciteiten gezien (één met regime A en zes met regime B2). Het meest-gerapporteerde treatment-related adverse event was cytokine release syndrome (57%; graad 3 of hoger 3%). Over alle doseringen, regimes, en tumortypen was de overall response rate 23% (95%-bti 17,4-30,2), met mediane duur van respons 8,5 maanden (6,2-NR) en zes-maands DoR-percentage 70% (53-88).

De onderzoekers concluderen dat de tolerabiliteit en werkzaamheid van obrixtamig nader onderzoek onder patiënten met DLL3-positief SCLC. epNEC, en LCNEC-L steunen.

1.Wermke M, Gambardella V, Kuboki Y et al. Phase I dose-escalation results for the delta-like ligand 3/cd3 IgG-like T-cell engager obrixtamig (BI 764532) in patients with delta-like ligand 3+ small cell lung cancer or neuroendocrine carcinomas. J Clin Oncol 2025-00363

Summary: A multinational phase 1 trial demonstrated tolerability and efficacy of obrixtamig in patients with heavily pretreated DLL3-positive small cell lung cancer or neuroendocrine carcinomas.



  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Neoadjuvante chemotherapie, patiënt-volume en mortaliteit onder patiënten met gevorderd ovariumcarcinoom (0)
2025-07-26 12:00   ( Nieuws )
Tags:  aOC NACT case volume
Dr. Alexander MelamedOverlijden na cytoreductieve chirurgie (CRS) voor gevorderd-stadium ovariumcarcinoom (aOC) is meer frequent in lage-volume centra dan in hoog-volume centra. Neoadjuvante chemotherapie (NACT) vermindert chirurgische mortaliteit zonder oncologische uitkomsten te compromitteren. Een analyse van gegevens in de National Cancer Database heeft de associatie van patiënt-volume van behandelcentra en gebruik van NACT met mortaliteit na CRS voor aOC geïnventariseerd. Dr. Alexander Melamed (Massachusetts General Hospital, Boston) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Network Open.1

In de NCDB identificeerden de onderzoekers 70.707 patiënten met nieuw-gediagnostiseerd stadium III of IV OC tussen begin 2010 en eind 2019 (gemiddelde leeftijd 63,1 ± 12,1 jaar). Na correctie voor demografische en klinische covariabelen was de 90-dagen mortaliteit lager in centra met hoog gebruik van NACT (59%) dan met laag gebruik van NACT (22%), en de magnitude van deze associatie liep uiteen voor centra met verschillende patiëntvolumes. In de centra met hoge volumes (24 of meer patiënten per jaar) was hoog gebruik van NACT geassocieerd met 74% lagere 90-dagen mortaliteit, terwijl in centra met gemiddeld volume (12 tot 24 patiënten per jaar) de 90-dagen-mortaliteit het hoog NACT-gebruik versus laag NACT-gebruik geassocieerd was met 51% lagere 90-dagen mortaliteit, en in centra met laag volume (minder dan 12 patiënten per jaar) hoog versus laag gebruik van NACT geassocieerd was met 52% lagere 90-dagen mortaliteit. Binnen centra met hoog volume was hoog NACT-gebruik geassocieerd met 4,1 maanden langere overleving (gemiddeld 42,2 versus 38,1 maanden).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met nieuw-gediagnostiseerd aOC behandeling in hoog-volume centra met hoog gebruik van NACT geassocieerd was met de beste uitkomsten.

1.Abel MK, Mazina V, Bregar AJ et al. Neoadjuvant chemotherapy, case volume, and mortality in advanced ovarian cancer. JAMA Network Open 2025;8:e2523434

Summary: A cross-sectional study using the National Cancer Database found that treatment in high-volume centers with high NACT utilization was associated with the lowest 90-day surgical mortality and highest 60-month survival rate among patients with advanced stage ovarian cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Prospectieve studie van longitudinale ctDNA-analyse tijdens behandeling van lokaal-gevorderd resectabel G/GEJ-adenocarcinoom (0)
2025-07-25 15:00   ( Nieuws )
Tags:  PLAGAST study
Prof. Aziz ZaananPatiënten met lokaal-gevorder resectabel (LAR) adenocarcinoom van maag of slokdarm-maag overgaan (G/GEJ adenocarcinoom) hebben een hoog risico van recidief ondankt pre- en postoperatieve behandeling. De prospectieve PLAGAST-studie, in het Hôpital Européen Georges Pompidou (Parijs) heeft onderzocht of niveaus van circulerend tumor DNA de respons op behandeling kunnen voorspellen en risicostratificatie kunnen verbeteren. Prof. Aziz Zaanan en collega’s publiceren de studie in Nature Communications.1

De studie includeerde 82 patiënten, die bloedmonsters voor ctDNA-bepaling afstonden voor aanvang van neoadjuvante therapie (NAT), tijdens NAT, na NAT, en na chirurgie. Het gemiddelde ctDNA-niveau nam over deze vier perioden af (respectievelijk 69,6%; 51,2%; 26,8%; en 20%). ctDNA-positiviteit was geassocieerd met significant slechtere uitkomsten tijdens NAT (RFS: HR 6,17; p=0,002 en OS: HR 4,71; p=0,022), na NAT (5,26; p=0,001 en 7,35; p=0,001), en na chirurgie (12,94; p<0,0001 en 14,54; p<0,0001). Patiënten met vroeg ctDNA-klaring tijdens NAT hadden betere uitkomsten dan patiënten met ctDNA-klaring na NAT, en patiënten die ctDNA-positief waren voor, tijdens, en na NAT hadden de slechtste uitkomsten.

De onderzoekers concluderen dat longitudinale ctDNA-monitoring voorspellend is voor de uitkomsten van patiënten met LAR G/GEJ adenocarcinoom.

1.Zaanan A, Didelot A, Broudin C et al. Longitudinal circulating tumor DNA analysis during treatment of locally advanced resectable gastric or gastroesophageal junction adenocarcinoma: the PLAGAST prospective biomarker study. Nature Comm 2025-62056-7

Summary: The prospective PLAGAST study, at the European Hospital Georges Pompidou (Paris, France) longitudinal ctDNA monitoring is prognostic of patient outcomes and may guide therapeutic decision-making in patients with LAR G/GEJ adenocarcinoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 3-studie van sequentiële versus inductie plus concurrente chemoradiotherapie voor nasofarynxcarcinoom (0)
2025-07-25 13:30   ( Nieuws )
Tags:  LA-NPC
Prof. Chaosu HuInductiechemotherapie (IC) plus concurrente chemoradiotherapie (CCRT) is een standaard-behandeling voor locoregionaal-gevorderd nasofarynxcarcinoom (LA-NPC), maar is geassocieerd met aanzienlijke acute toxiciteit in de CCRT-fase. Een multicenter noninferioriteits fase 3-studie in China heeft vervanging van CCRT door radiotherapie en adjuvante chemotherapie geëvalueerd. Prof. Chaosu Hu (Fudan Universiteit, Shanghai) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

De studie, uitgevoerd in zes centra, includeerde patiënten met stadium III of IVA NPC. De patiënten werden 1:1 gerandomiseerd naar twee cycli IC met gemcitabine en cisplatine plus radiotherapie, gevolgd door twee cycli adjuvant gemcitabine en cisplatine (sequentiële chemoradiotherapiegroep; SCRT) of twee cycli IC met gemcitabine en cisplatine gevolgd door radiotherapie met cisplatine (IC+CCRT groep). Primaire eindpunten waren drie-jaars faalvrije overleving (FFS) met een noninferioriteitsmarge van 10%, en incidentie van graad 3 of hoger mucositis tijdens de radiotherapie.

De studie includeerde 420 patiënten (25,5% vrouwen; mediane leeftijd 48 jaar; IQR 41-54). De SCRT-groep en de IC+CCRT groep telden beide 210 patiënten. De mediane follow-up was 50 maanden (IQR 40-61. Het drie-jaars FFS-percentage was 83,7% in de SCRT-groep versus 79,5% in de IC+CCRT groep (HR 0,77; p=0,24) waarmee de noninferioriteit van SCRT versus IC+CCRT was vastgesteld. Incidentie van graad 3 of hoger acute nonhematologische toxiciteit was significant lager in de SCRT-groep dan in de IC+CCRT groep (acute mucositis 29,0% versus 41,9%; p<0,001; misselijkheid 9,5% versus 18,1%; p=0,01); braken 3,8% versus 9,5%; p=0,02) zonder verschillen tussen de groepen in late toxiciteit.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met LA-NPC, SCRT niet-inferieur was aan IC+CCRT in termen van 3-jaars FFS, met minder acute niet-hematologische toxiciteit.

1.Xue F, Ou D, Xie C et al. Sequential vs induction plus concurrent chemoradiotherapy in nasopharyngeal carcinoma. A randomized clinical trial. JAMA Oncol 2025.2191

Summary: A multicenter, noninferiority phase 3 trial in China found that sequential chemoradiotherapy was noninferior to induction chemotherapy plus concurrent chemoradiotherapy in terms of 3-year failure-free survival among patients with locally advanced NPC, with less severe acute nonhematologic toxic effects.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Systematisch overzicht en meta-analyse van vaccins voor gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom na eerstelijns therapie (0)
2025-07-25 12:00   ( Nieuws )
Tags:  aNSCLC vaccines
Dr. Mantang QiuDe veiligheid en werkzaamheid van vaccins voor gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (aNSCLC) na eerstelijns therapie zijn niet duidelijk. Een systematisch overzicht en meta-analyse van gepubliceerde studies heeft uitkomsten met deze vaccins geïnventariseerd. Dr. Mantang Qiu (Peking University People’s Hospital, Beijing) en collega’s publiceren de analyse in eClinicalMedicine.1

In de literatuur tot 28 december2024 identificeerden de onderzoekers elf gerandomiseerde fase 2- of 3-studies die vaccins vergeleken met controle onder tezamen 3228 patiënten (67% mannen) als eerstelijns onderhoudstherapie, of tweedelijns of derdelijns therapie. De figuur laat zien dat in meta-analyse gebruik van vaccins geassocieerd was met significant betere overall survival (HR 0,85; p<0,001) maar niet progressievrije overleving (HR 0,91; p=0,195). In subgroepanalyses was de OS beter met vaccin dan met controle onder patiënten met ECOG performance status 1, eerstelijns chemotherapie, squameus celcarcinoom, stabiele ziekte na eerstelijns therapie, stadium IV-ziekte, en rookgeschiedenis. Patiënten met squameus celcarcinoom (HR 0,74; p=0,003) hadden betere respons op vaccins dan patiënten met adenocarcinoom (HR 0,83; p=0,377). De gepoolde OR voor treatment-related adverse events was 1,5 (p=0,361). Exploratieve analyse wees uit dat immuunrespons op de vaccins een predictieve biomarker was voor werkzaamheid.

De onderzoekers concluderen dat vaccins na eerstelijns therapie werkzaam zijn voor aNSCLC

1.Chen S, Sun Z, Li Y et al. Evaluation of clinical and safety outcomes of cancer vaccines in patiens with advanced non-small cell lung cancer after first-line therapy: a systematic review and meta-analysis. eClinMed 2025.103369

Summary: Meta-analysis of 11 phase 2 or 3 RCTs found clinical activity and safety of cancer vaccines in advanced NSCLC patients after first-line therapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van stereotactische ablatieve radiotherapie voor botmetastasen in oligometastatische setting (0)
2025-07-24 15:00   ( Nieuws )
Tags:  BONY-M trial OMD SABR
Prof. Gitte Fredberg PerssonStereotactische ablatieve radiotherapie (SABR) wordt in toenemende mate gebruik voor de behandeling van oligometastatische ziekte (OMD); gedefinieerd als ten hoogste vijf metastasen. De fase 2-studie BONY-M, in Denemarken en Noorwegen, heeft SABR geëvalueerd voor niet-gecompliceerde botmetastasen in patiënten met OMD. Prof. Gitte Fredberg Persson (Universiteit van Kopenhagen) en collega’s publiceren de studie in het International Journal of Radiation Oncology. Biology. Physics.1

De studie includeerde 79 patiënten met OMD en botmetastasen (31 in de wervels; 48 non-spine). De patiënten kregen 30 of 37,5 Gy SABR in drie fracties naar alle metastasen. Het primaire eindpunt was percentage patiënten met centraal-beoordeelde lokale controle na één jaar. Dit percentage bedroeg 93,1% (95%-bti-87,3-99,2). Twee patiënten (3,3%; 95%-bti 0-7,8) hadden graad 3 fracturen binnen een jaar, en vier patiënten hadden een symptomatische skeletgebeurtenis (6,0%; 0-11,6). Na mediaan 12,1 maanden follow-up waren de één-jaars percentages voor progressievrije overleving en overall survival 62% respectievelijk 92%.

De onderzoekers concluderen dat SABR voor niet-gecompliceerde botmetastasen in OMD-patiënten resulteerde in een veelbelovende percentage patiënten met lokale controle en acceptabele toxiciteit.

1.Spindler NJ, Van Overeem Felter M, Hansen O et al. Stereotactic ablative radiotherapy of bone metastases in an oligometastatic setting: one-year follow-up of the BONY-M phase II trial. ijrobp.2025.07.1419

Summary: The phase 2 BONY-M trial in Denmark and Norway found that stereotactic ablative radiotherapy for uncomplicated bone metastases in patients with oligometastatic disease resulted in a promising local control rate with acceptable toxicity.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter prospectieve studie van lange-termijn locoregionale uitkomsten van mammacarcinoom in jonge vrouwen (0)
2025-07-24 13:30   ( Nieuws )
Tags:  Young Women’s Breast Cancer Study
Dr. Laura DominiciEr is geen duidelijkheid over de lange-termijn incidentie van locoregionaal recidief (LRR) in jongere vrouwen. De multicenter prospectieve Young Women’s Breast Cancer Study in Canada en de Verenigde Staten deze incidentie geïnventariseerd. Dr. Laura Dominici (Dana-Farber Cancer Institute, Boston MA) en collega’s publiceren de studie in JAMA Surgery.1

De studie includeerde 1302 vrouwen met een diagnose mammacarcinoom voor de leeftijd 41 jaar tussen begin 2006 en eind 2016. Onder de 1135 vrouwen met stadium I tot en met III ziekte was de mediane follow-up 10,1 jaar (range 0,4-16,3). De leeftijd bij diagnose was jonger dan 30 jaar voor 12,5%, 31 tot en met 35 jaar voor 28,0%, en 36 tot en met 40 jaar voor 59,2%. Onder de 1128 vrouwen met lokale therapie en beschikbare gegevens over subtype hadden 32% luminal A-like tumoren, 21% luminal B-lke tumoren, 20% luminaal HER2-positieve tumoren, 8% HER2-positief-like tumoren, en 18% triple-negatieve tumoren. Dertig procent van de vrouwen kregen borstsparende chirurgie (98% met radiotherapie), 26% unilaterale mastectomie, en 43% bilaterale mastectomie, met radiotherapie in 54% van de vrouwen die mastectomie ondergingen. Het risico van geïsoleerde LRR in het gehele cohort was 5,6% na mediaan 10,1 jaar follow-up; er waren geen significante verschillen in LRR op basis van moleculair subtype of type chirurgie.

De onderzoekers concluderen dat het lange-termijn risico van LRR geen impact dient te hebben op de keus voor type chirurgie onder jonge vrouwen met mammacarcinoom, ongeacht het moleculair subtype.

1.Dominici LS, Zheng Y, King TA et al. Long-term locoregional outcomes in a contemporary cohort of young women with breast cancer. JAMA Surg 2025.2324

Summary: The prospective Young Women's Breast Cancer Study in Canada and the United States found that in a contemporary cohort of women diagnosed with breast cancer at age 40 years or younger, risk of locoregional recurrence was relatively low (5.6% at a median follow-up of 10.1 years), without significant differences by type of surgery or tumor subtype.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)