Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Lange-termijn werkzaamheid van neoadjuvant pembrolizumab voor lokaal-gevorderde dMMR/MSI-H solide tumoren (0)
2025-05-16 15:00   ( Nieuws )
Tags:  locally advanced dMMR MSI-H solid tumors neoadjuvant pembrolizumab
Dr. Michael LaPelusaNeoadjuvante immuuntherapie kan pathologisch complete respons induceren in patiënten met gelokaliseerde dMMR/MSI-H tumoren. Lange-termijn uitkomsten van deze patiënten zijn niet bekend, evenmin als de kinische bruikbaarheid van bepaling van gehalten van circulerend tumor DNA (ctDNA). Een fase 2-studie van MD Anderson Cancer Center (Houston, TX) heeft pembrolizumab geëvalueerd voor patiënten met lokaal-gevorderde dMMR/MSI-H tumoren. In 2023 is gepubliceerd dat neoadjuvant pembrolizumab veilig was en resulteerde in hoge percentages patiënten met respons. Dr. Michael LaPelusa en collega’s publiceren drie-jaars uitkomsten van de studie in Nature Communications.1

De studie includeerde 35 patiënten (27 met colorectaalcarcinoom, één met meningioom, één met duodenaal adenocarcinoom, één met endometriaal adenocarcinoom, twee met pancreas-adenocarcinoom, één met maag-adenocarcinoom, en één met ampullair adenocarcinoom. De figuur laat zien dat de drie-jaars percentages voor gebeurtenisvrije overleving en overall survival 80% (95%-bti 66-93) en 94% (86-100) waren. Patiënten zonder detecteerbaar ctDNA na pembrolizumab hadden hogere drie-jaars EFS- en OS-percentages dan patiënten met detecteerbaar ctDNA na pembrolizumab (EFS: 92% versus 20%; p<0,001; OS 100% versus 80%; p<0,001). CRC-patiënten met niet-detecteerbaar ctDNA na pembrolizumab hadden hogere waarschijnlijkheid van pathologisch complete respons dan CRC-patiënten met detecteerbaar ctDNA na pembrolizumab (91% versus 0; p=0,03). CRC-patiënten die geen chirurgie ondergingen en niet-detecteerbaar ctDNA hadden na pembrolizumab hadden een hoger EFS-percentage dan patiënten met detecteerbaar ctDNA na pembrolizumab (100% versus 33%; p=0,03).

De onderzoekers concluderen dat neoadjuvant pembrolizumab lange-termijn werkzaamheid had onder patiënten met lokaal-gevorderde dMMR/MSI-H solide tumoren.

1.LaPelusa M, Qiao W, Iorgulescu B et al. Long-term efficacy of pembrolizumab and the clinical utility of ctDNA in locally advanced dMMR/MSI-H solid tumors. Nature Communications 2025-59615-3

Summary: A phase 2 trial at MD Anderson Cancer Center (Houston, TX) found that neoadjuvant pembrolizumab had long-term efficacy among patients with locally advanced dMMR/MSI-H solid tumors.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van patiënt-gerapporteerde uitkomsten met stereotactische radiotherapie na radicale prostatectomie (0)
2025-05-16 13:30   ( Nieuws )
Tags:  SCIMITAR trial post-RP SBRT PROs
Prof. Amar KishanPostoperatieve radiotherapie kan uitkomsten verbeteren van mannen met biochemisch recidief of ongunstige pathologische kenmerken na radicale prostatectomie (RP) voor prostaatcarcinoom. De fase 2-studie SCIMITAR (‘Stereotactic Intensity Modulated Radiotherapy after Radical Prostatectomy’) van de University of California Los Angeles en de University of Southern California (ook Los Angeles) heeft patiënt-gerapporteerde uitkomsten met stereotactische radiotherapie (SBRT) na RP geïnventariseerd. Prof. Amar Kishan (UCLA) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

De studie includeerde 100 patiënten (mediane leeftijd 68,5 jaar; IQR 63,9-71,4) met post-RP PSA hoger dan 0,03 ng/ml of ongunstige pathologische kenmerken. De patiënten kregen SBRT 30 tot 34 Gy in vijf fracties naar het prostaatbed. Overige therapie werd gegeven per physician discretion. De mediane duur van follow-up was 43 maanden (IQR 37-53). De twee-jaars cumulatieve incidentie van graad 2 en 3 genitourinaire toxiciteiten was 25% respectievelijk 4%, en de twee-jaars cumulatieve incidentie van graad 2 en 3 gastroïtestinale toxiciteiten was 3% respectievelijk 3%. Het percentage patiënten met verslechtering meer dan tweemaal de minimal clinically important difference (MCID) in PROs was 38,9% voor urine-incontinentie; 17,9% voor urinaire irritatie; en 34,1% voor bowel function. Vergeleken met een cohort van 200 mannen die postoperatieve conventioneel-gefractioneerde radiotherapie (CFRT) kregen was de gecorrigeerde odds ratio voor het veroorzaken van tenminste tweemaal de MCID door SBRT 1,55 (p=0,14) voor urine-incontinentie; 0,94 (p=0,87) voor urinaire irritatie; en 1,03 (p=0,93) voor bowel function.

De onderzoekers concluderen dat post-RP SBRT goed verdragen werd, zonder meetbare twee-jaars verslechtering in PROs vergeleken met CFRT.

1.Nikitas J, Ballas LK, Romero T et al. Patient-reported outcomes with stereotactic intensity modulated radiotherapy after radical prostatectomy. A nonrandomized clinical trial. JAMA Oncol 2025.1059

Summary: A phase 2 trial at two centers in Los Angeles found that among prostate cancer patients, post-RP SBRT was well-tolerated, with no measurably different decline in urinary or bowel PROs through 2 years compared with conventionally fractionated radiotherapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Barrières voor CAR T-celtherapie onder patiënten met hematologische maligniteiten (0)
2025-05-16 12:00   ( Nieuws )
Tags:  CAR T-cell therapy barriers
Dr. Jae ParkEr is weinig informatie beschikbaar over het percentage patiënten die werkelijk CAR T-celtherapie krijgen onder de patiënten die worden verwezen voor de therapie. Een retrospectieve studie van Memorial Sloan Kettering Cancer Center (MSKCC; New York) heeft geïnventariseerd wat mogelijke barrières zijn voor CAR T-celtherapie onder patiënten met hematologische maligniteiten. Dr. Jae Park en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

Tussen begin september 2021 en eind juli 2023 werden 400 patiënten verwezen naar de Cellular Therapy Service (CTS) van MSKCC, onder wie 197 met non-Hodgkin lymfoom (49%), 176 met multipel myeloom (44%), en 27 met andere hematologische maligniteiten (7%). De mediane leeftijd was 66 jaar (IQR 57-73); 62% waren mannen. Onder de 400 patiënten kregen 177 (44%) geen CAR T-celtherapie. In univariate analyse waren zwart ras (versus blank: OR 0,37; 95%-bti 0,17-0,76), myeloom (versus lymfoom: 0,49; 0,32-0,74), ECOG performance status 1 (versus 0: 0,47; 0,26-0,85), en verwijzing van buiten MSCKCC (versus intern: 0,47; 0,22-0,99) geassocieerd met niet ondergaan van CAR T-celtherapie; in multivariate analyse bleef zwart ras geassocieerd met niet ondergaan van CAR T-celtherapie (0,30; 0,09-0,89). Redenen voor niet ondergaan van CAR T-celtherapie waren zorgen over toxiciteit (n=33 van 177; 19%), snelle ziekteprogressie (n=38; 21%), en gebrek aan geschikte CAR T-celtherapie (n=38; 21%).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met hematologische maligniteiten die verwezen werden voor CAR T-celtherapie bijna de helft in de praktijk de therapie niet ondergingen.

1.Valtis YK, Chin K-K, Nemirovsky D et al. Barriers to chimeric antigen receptor T-cell therapy. JAMA Oncol 2025.1127

Summary: A retrospective study at Memorial Sloan Kettering Cancer Center (New York, NY) found that among patients with hematologic malignancies referred for CAR T-cell therapy, 44% of patients did not access the therapy

  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Lange-termijn update van fase 3 studie van hypogefractioneerde doseringsgeëscaleerde RT voor gelokaliseerd prostaatcarcinoom (0)
2025-05-15 15:00   ( Nieuws )
Tags:  localized prostate cancer HIMRT versus CIMRT
Dr. Comron HassanzadehEen fase 3-studie van MD Anderson Cancer Center (Houston, TX) randomiseerde mannen met gelokaliseerd prostaatcarcinoom 1:1 naar conventioneel-gefractioneerde intensiteits-gemoduleerde radiotherapie (CIMRT; 75,6 Gy in fracties van 1,8 Gy gedurende 8,4 weken) of doserings-geëscaleerde, hypogefractioneerde intensiteits-gemoduleerde radiotherapie (HIMRT; 72 Gy in fracties van 2,4 Gy gedurende 6 weken). In 2018 is gepubliceerd dat met mediaan 8,5 jaar follow-up het percentage patiënten met behandelfalen lager was in de HIMRT-groep dan in de CIMRT-groep. Dr. Comron Hassanzadeh en collega’s publiceren nu in het Journal of Clinical Oncology een analyse van lange-termijn resultaten van de studie.1

Op het moment van de nu gepubliceerde analyse was de mediane follow-up 13,2 jaar (IQR 8,8-15,9). Het aantal mannen met behandelfalen was nog steeds lager in de HIMRT-groep dan in de CIMRT-groep (13 versus 22) hoewel dit verschil niet langer statistisch significant was (p=0,08). Afstandsmetastasen waren zeldzaam, zonder statistisch significant verschil tussen beide groepen (p=0,2). Er waren evenmin statistisch significante verschillen in late graad ≥ 2 GI-toxiciteiten (na 10 jaar 10% in de HIMRT-groep en 4% in de CIMRT-groep; p=0,09) of graad ≥2 GU-toxiciteiten (26% versue 23%; p=0,5).

De onderzoekers concluderen dat HIMRT vergeleken met CIMRT niet resulteerde in statistisch significant hogere toxiciteit en wel in niet-significant lager percentage met behandelfalen, bij een kortere duur van behandeling.

1.Hassanzadeh C, Kuban D, Pasyar S et al. Hypofractionated, dose-escalated radiation versus conventionally fractionated radiation for localized prostate cancer: long-term update of a phase III, prospective, randomized controlled trial. J Clin Oncol 2025; epub ahead of print

Summary: Long-term update of a phase 3 trial at MD Anderson Cancer Center (Houston, TX) found that among men with localized prostate cancer, hypofractionated, dose-escalated radiation compared with conventionally fractionated radiation, resulted in statistically non-significant less frequent treatment failure without statistically significant differences in grade ≥ 2 toxicities.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Lange-termijn oncologische uitkomsten van borstsparende behandeling in patiënten met mammacarcinoom en BRCA-varianten (0)
2025-05-15 13:30   ( Nieuws )
Tags:  breast cancer in patients with BRCA variants BCT
Dr. Chihwan David ChaPatiënten met sporadisch mammacarcinoom (BC) hebben vergelijkbare uitkomsten na borstsparende behandeling (BCT) of mastectomie. Een multicenter retrospectieve cohortstudie in Zuid-Korea heeft onderzocht of dit ook het geval is onder patiënten met pathogene varianten in BRCA1/2 (BCRA PVs). Dr. Chihwan David Cha (Hanyang Universiteit, Seoel) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie includeerde BRCA PV-patiënten van dertien centra in Zuid-Korea die tussen begin 2008 en eind 2015 BCT of mastectomie ondergingen. De mediane duur van follow-up was 8,3 jaar (IQR 6,4-9,6). Primaire eindpunten van de studie waren locoregionaal recidiefvrije overleving, afstandsrecidiefvrije overleving en overall survival na propensity score matching voor klinisch-pathologische kenmerken.

De studie includeerde 575 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 42,0 ± 9,7 jaar. Onder deze patiënten waren er 367 (66,2%) die BCT ondergingen en 186 (33,8%) die mastectomie ondergingen. De figuur laat zien dat het type chirurgie geen invloed had op de lange-termijn oncologische uitkomsten. Ook in subgroep analyses van patiënten met alleen BRCA1 of BRCA2 PVs was BCT niet geassocieerd met risico van recidief.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met BRCA1 of BRCA2 PVs en mammacarcinoom, BCT en mastectomie resulteren in vergelijkbare lange-termijn oncologische uitkomsten.

1.Lee J, Ryu JM, Kim HK et al. Long-term oncologic outcome of breast conserving treatment in patients with breast cancer with BRCA variants. JAMA Network Open 2025;8:e259840

Summary: A multicenter retrospective study in South Korea found that among patients with breast cancer and BRCA1 or BRCA2 pathogenic variants, breast conserving treatment and mastectomy lead to comparable long-term oncologic outcomes.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Chronisch gebruik van opioïden en daarmee samenhangende uitkomsten in overlevers van AYA-maligniteiten (0)
2025-05-15 12:00   ( Nieuws )
Tags:  adolescent and young adult cancer survivors opioid use
Prof. Chun ChaoEr is weinig informatie beschikbaar over het gebruik van opioïden onder overlevers van maligniteiten. Een retrospectieve studie van Kaiser Permanente Southern California (Pasadena) heeft chronisch gebruik van opioïden en daarmee samenhangende uitkomsten onder overlevers van adolescent and young adult (AYA; leeftijd 15-40 jaar) maligniteiten geïdentificeerd. Prof. Chun Chao en collega’s publiceren de studie in Cancer.1

De onderzoekers identificeerde 5908 tenminste twee-jaar overlevers van AYA-maligniteiten gediagnostiseerd tussen begin 2000 en eind 2012, die werden gevolgd tot eind 2019. Deze patiëten werden gematcht voor leeftijd, geslacht, en kalenderjaar met noncancer individuals (n=81.833). Tijdens de follow-up werd lange-termijn gebruik van opioïden vastgesteld voor 5,2% van de overlevers versus 1,8% van de controlepersonen (prevalence ratio 1,8; 95%-bti 1,6-2,0). De overlevers hadden hogere incidentie van lange-termijn (90 dagen of langer) hoge-dosering (tenminste 50 morfine-equivalenten per dag) opioïdengebruik (HR 2,2; 95%-bti 1,8-2,8), benzodiazepine co-use (1,4; 1,3-1,5), en opioïden-gerelateerde hospitalisatie (1,5; 1,1-2,2), vergeleken met de controlepersonen. Opioïdengebruik tijdens de behandelingsfase was de sterkste voorspeller van lange-termijn gebruik en opioid use disorder.

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten het belang onderstrepen van monitoring van de overlevers.

1.Chao CR, Zhou H, Shalman DM et al. Chronic opioid use and incident opioid use disorders in survivors of adolescent and young adult cancer after cancer treatment. Cancer 2025.35866

Summary: A retrospective study by Kaiser Permanente Southern California (Pasadena) found that AYA cancer survivors compared with noncancer individuals had increased chronic use of opioïds and opioid-related hospitalization.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-3 studie van neoadjuvante chemotherapie met of zonder olaparib voor BRCA1/2-gerelateerd mammacarcinoom (0)
2025-05-14 15:00   ( Nieuws )
Tags:  PARTNER trial gBRCAm breast cancer olaparib
Prof. Jean AbrahamPARP-remmers exploiteren DNA-schadehersteldeficiëntie in maligniteiten met kiemlijn BRCA1 en BRCA2 pathogene varianten (gBRCAm). Toepassing van combinaties van PARP-remmers en chemotherapie wordt beperkt door hematologische toxiciteiten. De gerandomiseerde fase 2-3 PARTNER studie, in 23 centra in het Verenigd Koninkrijk, heeft een in preklinische modellen ontwikkeld toedieningsschema van olaparib en carboplatine, met verlaagde toxiciteit maar behoud van de antitumorwerkzaamheid, in de neoadjuvante setting geëvalueerd voor gBRCAm mammacarcinoom. Prof. Jean Abraham (University of Cambridge) en collega’s publiceren de studie in Nature Communications.1

PARTNER includeerde 82 patiënten met gBRCAm mammacarcinoom. De patiënten werden gerandomiseerd naar vier cycli carboplatine-paclitaxel-olaparib, gevolgd door drie cycli anthracycline-bevattende chemotherapie (experimentele groep; n=39) of alleen chemotherapie (controlegroep; n=43). Het primaire eindpunt was percentage patiënten met pathologisch complete respons. Voor dit eindpunt was er geen statistisch significant verschil tussen beide groepen (64,1% in de experimentele groep versus 69,8% in de controlegroep; p=0,59). De drie-jaars-overlevingspercentages waren wel significant beter in de experimentele groep (gebeurtenisvrije overleving 96,4% versus 80,1%; p=0,004; overall survival 100% versus 88,2%; p=0,04; mammacarcinoom-specifieke overleving 100% versus 88,2%; p=0,04). Er waren geen statistisch significante verschillen voor drie-jaars recidiefvrije overleving en afstandsziektevrije overleving; beide waren 96,4% versus 87,8% (p=0,20).

De onderzoekers concluderen dat de PARTNER studie een veilig en tolerabel schema voor combinatie van neoadjuvante chemotherapie met olaparib heeft geïdentificeerd, dat resulteerde in overlevingsprofijt in vroeg-stadium gBRCAm mammacarcinoom vergeleken met alleen chemotherapie.

1.Abraham JE, Oplustil O’Connor L, Grybowitz L et al. Neoadjuvant PARP inhibitor scheduling in BRCA1 and BRCA2 related breast cancer: PARTNER, a randomized phase II/III trial. Nature Communications 2025-59151-0

Summary: The multicenter randomized phase 2-3 PARTNER trial in the UK identified a safe and tolerable schedule combining neoadjuvant chemotherapy with olaparib, resulting in improved survival outcomes over neoadjuvant chemotherapy alone.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Neoadjuvante chemotherapie voor orgaanbehoud in nasaal en paranasale sinus squameus celcarcinoom (0)
2025-05-14 13:30   ( Nieuws )
Tags:  ECOG-ACRIN EA3163 NPNSCC neoadjuvant chemotherapy
Dr. Nabil SabaNeoadjuvante chemotherapie voor structuurbehoud (SP) in nasaal en paranasale sinus squameus celcarcinoom (NPNSCC) is tot op heden niet geëvalueerd in gerandomiseerde studies. De multicenter EA3163 studie in de Verenigde Staten heeft patiënten met NPNSCC gerandomiseerd naar chirurgie (arm A) of drie cycli neoadjuvant docetaxel-cisplatine gevolgd door chirurgie (arm B). Dr. Nabil Saba (Emory University, Atlanta GA) en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde 23 patiënten met T3-T4a (n=18) of geselecteerd T4b (n=5) NPNSCC die orbitale of base of skull (BOS) resectie nodig hadden. Arm A telde dertien patiënten en arm B tien. Het overall SP-percentage was 30%. In arm A was het percentage 15% (95%-bti 1,9-45,4) en in arm B 50% (18,7-81,3; p=0,57). Onder de achttien patiënten met pathologische T3/T4a ziekte was het overall SP-percentage 39%: in arm A 18% (95%-bti 2,3-51,8) en in arm B 71% (29,0-96,3; p=0,049). Orbit- en BOS-specifieke SP-percentages waren 38% in arm A en 83% in arm B respectievelijk 33% in arm A en 67% in arm B. De meest-gerapporteerde graad 3 of 4 toxiciteiten waren mucositis, anemie, misselijkheid, en lymfopenie. Er waren geen graad 5 gebeurtenissen.

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten neoadjuvante chemotherapie als effectieve interventie voor SP in T3/T4a NPNSCC steunen.

1.Saba NF, Flamand Y, Lin DT et al. Neoadjuvant chemotherapy and surgery versus surgery for organ preservation of T3 and T4a nasal and paranasal sinus squamous cell carcinoma: ECOG-ACRIN EA3163. Clin Cancer Res 2025; epub ahead of print

Summary: The multicenter randomized ECOG-ACRIN EA3163 trial found that neoadjuvant chemotherapy followed by surgery was an effective intervention compared to surgery alone for structure preservation in T3/T4a nasal and paranasal sinus squamous cell carcinoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)