Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Multicenter fase 2-studie van nivolumab plus sunitinib voor gevorderd botsarcoom (0)
2024-11-15 14:30   ( Nieuws )
Tags:  IMMUNOSARC aBS nivolumab plus sunitinib
Dr. Emanuela PalmeriniEr is geen duidelijkheid over de optimale systemische behandeling voor gevorderd botsarcoom (aBS) dat progressie vertoont na eerstelijns chemotherapie. De fase 1-2 studie IMMUNOSARC, in acht centra in Italië en Spanje, heeft de combinatie van nivolumab en sunitinib voor aBS geëvalueerd. Dr. Emanuela Palmerini (Istituto Ortopedico Rizzoli, Bologna) en collega’s publiceren fase 2-resultaten van de studie in Cancer.1

IMMUNOSARC includeerde aBS-patiënten met progressie in de voorafgaande zes maanden. De patiënten kregen twee-weekse cycli van nivolumab 3 mg per kg op dag één plus sunitinib eens per dag (37,5 mg per dag tijdens de eerste cyclus, en vervolgens 25 mg per dag). Het primaire eindpunt was progressievrije overleving (centraal radiologisch beoordeeld), met als criterium voor werkzaamheid tenminste 15% van de patiënten progressievrij na zes maanden. Secundaire eindpunten waren overall survival, overall response rate, en veiligheid.

De studie includeerde 38 voor het primaire eindpunt evalueerbare patiënten. De mediane leeftijd was 47 jaar (range 21-74). Het cohort omvatte zeventien patiënten met osteosarcoom (43%), veertien met chondrosarcoom (35%; tien conventioneel en vier gededifferentieerd; DDCS), acht met Ewing sarcoom (20%), en één met niet-gedifferentieerd pleiomorf sarcoom (2%). De mediane follow-up was 39,8 maanden. De figuur laat zien dat het zes-maands PFS-percentage 42% was (95%-bti 27-58) waarmee voldaan werd aan het criterium voor werkzaamheid. De mediane PFS was 3,8 maanden (95%-bti 2,7-4,8) en de mediane OS was 11,9 maanden (5,6-18,2). De ORR was 5%, met twee partiële responsen en negentien patiënten met stabiele ziekte. Graad 3 of hoger adverse events waren neutropenie (15% van de patiënten), hypertensie (15%), anemie (12,5%), ALT/AST-verhoging (12,5%), en pneumonitis (2,5%). Zeventien procent van de patiënten discontinueerden de behandeling wegens toxiciteit, waaronder één patiënt met behandelings-gerelateerde graad 5 pneumonitis.

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van nivolumab en sunitinib werkzaamheid had onder patiënten met aBS, maar ook aanzienlijke toxiciteit veroorzaakte.

1.Palmerini E, Lopez Pousa A, Grignani G et al. Nivolumab and sunitinib in patients with advanced bone sarcomas: a multicenter, single-arm, phase 2 trial. Cancer 2024.35628

Summary: The phase 1-2 IMMUNOSARC trial, at eight centers in Italy and Spain, found activity but also significant toxicity of the combination of nivolumab and sunitinib among patients with advanced bone sarcomas.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Single-center fase 2 studie van conversie chemoradiotherapie gevolgd door immuunchemotherapie voor ESCC (0)
2024-11-15 13:00   ( Nieuws )
Tags:  NEXUS-1 trial unresectable locally advanced ESCC
Dr. Yin LiVanwege afwezigheid van vroege symptomen en robuuste diagnostische markers heeft slechts ongeveer de helft van de patiënten met squameus celcarcinoom van de slokdarm (ESCC) bij presentatie potentieel resectabele ziekte. De fase 2-studie NEXUS-1 van de Chinese Academy of Medical Sciences and Peking Union Medical College (Beijing) heeft de mogelijkheid van conversie door chemoradiotherapie (CRT) gevolgd door immuunchemotherapie (iCT) voor aanvankelijk niet-resectabel lokaal-gevorderd ESCC geïnventariseerd. Dr. Yin Li en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde patiënten die radiotherapie (50 Gy in 25 fracties vijf dagen per week) plus vijf weken nab-paclitaxel (100 mg iedere zeven dagen) en cisplatine (25 mg/m2 iedere zeven dagen) kregen gevolgd door twee drie-weekse cycli van tislelizumab 200 mg op dag één plus nab-paclitaxel plus cisplatine op dag twee). Patiënten die beoordeeld werden als geconverteerd ondergingen twee tot vier weken later chirurgie. Het primaire eindpunt was percentage patiënten zonder progressie na een jaar.

Onder de dertig geïncludeerde patiënten die CRT kregen waren er 24 die iCT voltooiden. Twintig patiënten (66,7%) bereikten resectabiliteit (95,2% R0; 65,0% pathologische complete respons; 90,0% majeure pathologische respons. Het één-jaars PFS-percentage was 79,4% en het één-jaars overall survival percentage was 89,6%. De R0-resectiegroep had significant langere mediane PFS (niet bereikt versus 8,4 maanden; HR 0,28; p=0,02) en mediane OS (niet-bereikt versus 19,2 maanden; HR 0,18; p<0,01) dan de niet-chirurgiegroep. Graad 3 of 4 adverse events werden gezien in elf van dertig patiënten (36,7%).

De onderzoekers concluderen dat conversie CRT gevolgd door iCT gevolgd door chirurgie een veelbelovende behandelstrategie was voor patiënten met aanvankelijk niet-resectabel lokaal-gevorderd ESCC.

1.Wang C, Kang C, Zhang R et al. Chemoradiotherapy and subsequent immunochemotherapy as conversion therapy in unresectable locally advanced esophageal squamous cell carcinoma: a phase II NEXUS-1 trial. Clin Cancer Res 2024; epub ahead of print

Summary: The phase 2 NEXUS-1 trial, at the Chinese Academy of Medical Sciences and Peking Union Medical College (Beijing), found that chemoradiotherapy and subsequent immunochemotherapy resulted in conversion of initially unresectable locally advanced ESCC to resectability in 66.7% of patients.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 3-studie van hyperthermische intraperitoneale chemotherapie voor recidiverend ovariumcarcinoom (0)
2024-11-14 16:00   ( Nieuws )
Tags:  CHIPOR trial recurrent EOC HIPEC
Prof. Jean-Marc ClasseHyperthermische intraperitoneale chemotherapie (HIPEC) bij interval cytoreductieve chirurgie (CRS) voor epitheliaal ovariumcarcinoom (EOC) is geassocieerd met verbetering van de overall survival, maar de rol van HIPEC voor recidiverend EOC is niet duidelijk. De fase 3-studie CHIPOR, in 31 centra in België, Canada, Frankrijk, en Spanje, heeft HIPEC tijdens chirurgie voor eerste recidief van EOC geëvalueerd. Prof. Jean-Marc Classe (Institut de Cancérologie de l’Ouest, Saint Herblain, Frankrijk) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1

De studie includeerde patiënten met een eerste recidief van EOC tenminste zes maanden na voltooiing van platina-gebaseerde chemotherapie. De patiënten waren achttien jaar of ouder en hadden een WHO performance status 0 of 1. De patiënten kregen zes cycli platina-gebaseerde chemotherapie met of zonder bevacizumab, waarna patiënten die CRS konden ondergaan 1:1 werden gerandomiseerd naar HIPEC (n=207) of geen HIPEC (n=208) tijdens de CRS. Het primaire eindpunt was overall survival. Op het moment van de nu gepubliceerde analyse was de mediane follow-up 6,2 jaar (IQR 4,1-8,1) en waren 268 patiënten overleden: 61% in de HIPEC-groep en 68% in de niet-HIPEC groep. De mediane OS was 54,3 maanden in de HIPEC-groep en 45,8 maanden in de niet-HIPEC groep (sHR 0,73; p=0,024). Graad 3 of hoger adverse events in de eerste 60 dagen na chirurgie werden gezien in 49% van de patiënten in de HIPEC-groep en 27% van de patiënten in de niet-HIPEC groep.

De onderzoekers concluderen dat toevoegen van HIPEC aan CRS na respons op platina-gebaseerde chemotherapie bij eerste recidief van EOC geassocieerd was met significante verbetering van de OS.

1.Classe J-M, Meeus P, Hudry D et al. Hyperthermic intraperitoneal chemotherapy for recurrent ovarian cancer (CHIPOR): a randomised, open-label, phase 3 trial. Lancet Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The multinational phase 3 CHIPOR trial found that adding HIPEC to cytoreductive surgery after response to platinum-based chemotherapy at first epithelial ovarian cancer recurrence significantly improved overall survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie tussen radiotherapie voor mammacarcinoom en het risico van histologische subtypen longcarcinoom (0)
2024-11-14 14:30   ( Nieuws )
Tags:  RT for BC risk of lung cancer histological subtypes
Dr. Chenxi JiangRadiotherapie (RT) voor mammacarcinoom (BC) is geassocieerd met verhoogd risico van tweede primaire maligniteiten, waaronder longcarcinoom. Het is niet duidelijk of deze associatie verschilt voor verschillende histologische longcarcinoom-subtypen. Een analyse van gegevens in twaalf SEER-registraties heeft de associatie tussen ontvangst van RT voor BC en het risico van subtype-specifiek volgend primair longcarcinoom (SPLC) geïnventariseerd. Dr. Chenxi Jiang (American Cancer Society, Atlanta GA) en collega’s publiceren de studie in het International Journal of Cancer.1

De onderzoekers identificeerden 550.007 overlevers van BC gediagnostiseerd tussen de leeftijd 20 en 85 jaar van begin 1992 tot eind 2020. Meer dan de helft (53%) van deze overlevers had RT gekregen als onderdeel van de behandeling. Tijdens gemiddeld 9,7 jaar follow-up werd SPLC gezien in 8014 overlevers. Voor kleincellig longcarcinoom was de SIR vergeleken met de algemene bevolking hoger onder overlevers die RT hadden gekregen (1,15; 95%-bti 1,06 -1,25), hetgeen niet het geval was onder overlevers die geen RT hadden gekregen (1,00; 0.91-1,09); dit verschil in SIRs was statistisch significant (p=0,003). Vergelijkbare associaties werden gezien voor squameus celcarcinoom. Het risico van ontwikkelen van adenocarcinoom was niet afhankelijk van ontvangst van RT (wel RT: SIR 1,23; 95%-bti 1,18-1,28; geen RT: 1,17; 1,12-1,22; p=0,18).

De onderzoekers concluderen dat deze bevindingen suggereren dat er onderscheiden carcinogene routes bestaan voor RT-geïnduceerd SPLC van verschillende histologische subtypen.

1.Jiang C, Freedman RA, Punglia RS et al. Associations of radiotherapy receipt with lung cancer risk by histological subtype among breast cancer survivors in the United States. Int J Cancer 2024.35257

Summary: Analysis of data of 12 SEER registries found that among survivors of breast cancer receipt of radiotherapy was associated with varying risk of specific histological subtypes of primary lung cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 1-studie van intraveneuze en intracraniële GD2-CAR T-cellen voor H3K27M+ diffuus midline glioom (0)
2024-11-14 13:00   ( Nieuws )
Tags:  H3K27M+ diffuse midline glioma intravenous and intracranial GD2-CAR T cell therapy
Prof. Michelle MonjeIn H3K27M-gemuteerd diffuus midline glioom (DMG) wordt hoge expressie van het disialoganglioside GD2 gezien. In preklinische modellen resulteerde op GD2 gericht CAR T-celtherapie (GD2-CART) in eradicatie van DMG. Een fase 1-studie van Stanford University School of Medicine heeft autologe GD2-CART voor H3K27M-gemuteerd DMG geëvalueerd. Prof. Michelle Monje en collega’s publiceren de studie in Nature.1

De studie includeerde patiënten met H3K27M-gemuteerd ponsglioom (DIPG) of spinaal DMG (sDMG) die na lymfodepletie intraveneus (IV) autologe GD2-CART kregen. Patiënten met klinisch of imaging profijt kregen vervolgens intracerebroventriculaire (ICV) intracraniële GD2-CART infusie. Onder de dertien geïncludeerde patiënten kregen elf IV GD2-CART, van wie negen ICV GD2-CART kregen, zonder doserings-beperkende toxiciteiten. Alle patiënten hadden tumorinflammatie-geassocieerde neurotoxiciteit, die goed te managen was. Vier patiënten hadden majeure tumorvolumereductie, met 52, 54, 91, en 100%, en drie patiënten hadden kleinere reducties. De patiënt met de complete respons was op het moment van de nu gepubliceerde analyse al 30 maanden in respons. Klinische verbetering werd gezien in negen patiënten.

De onderzoekers concluderen dat sequentiële IV en ICV infusie van GD2-CART resulteerde in tumorregressie en neurologische verbeteringen in patiënten met DIPG en patiënten met sDMG.

1.Monje M, Mahdi J, Majzner R et al. Intravenous and intracranial GD2-CAR T cells for H3KM27M+ diffuse midline gliomas. Nature 2024; epub ahead of print

Summary: A phase 1 trial at Stanford University School of Medicine found activity of sequential intravenous and intracerebroventricular intracranial administration of GD2-CAR T cells in patients with H3K27M+ diffuse midline gliomas.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Toevoegen van pembrolizumab aan preoperatieve radiotherapie voor stadium III wekedelensarcoom van de extremiteiten (0)
2024-11-13 16:00   ( Nieuws )
Tags:  SU2C-SARC032 STS of extremity pembrolizumab
Prof. David KirschOngeveer de helft van de patiënten met gelokaliseerd hoog-risico wekedelensarcoom van een extremiteit ontwikkelt metastasen. De multinationale gerandomiseerde SU2C-SARC032 studie heeft toevoegen van pembrolizumab aan preoperatieve radiotherapie voor stadium III STS van een extremiteit geëvalueerd. Prof. David Kirsch (Princess Margaret Cancer Centre, Toronto, Canada) en collega’s publiceren de studie in The Lancet.1



SU2C-SARC032 werd uitgevoerd in 20 centra in Australië, Canada, Italië, en de Verenigde Staten. De studie includeerde 143 patiënten met graad 2 of 3 stadium III niet-gedifferentieerd pleiomorf sarcoom of gededifferentieer of pleimorf liposarcoom van extremiteiten of bekkengordel, die 1:1 werden gerandomiseerd naar preoperatieve radiotherapie gevolgd door chirurgie (controlegroep) of preoperatief drie drieweekse cycli pembrolizumab 200 mg en radiotherapie, beginnend één tot veertien dagen na de eerste pembrolizumabdosis, gevolgd door chirurgie (experimentele groep).

Gemodificeerde intention-to-treat analyse van 127 patiënten met mediaan 43 maanden follow-up (64 in de experimentele groep en 63 in de controlegroep) liet zien dat de ziektevrije overleving significant langer was in de experimentele groep dan in de controlegroep (HR 0,61; p=0,035) met twee-jaars DFS-percentage 67% versus 52%. Graad 3 of hoger adverse events werden gezien in 56% van de patiënten in de experimentele groep en 31% van de patiënten in de controlegroep.

De onderzoekers concluderen dat toevoegen van pembrolizumab aan preoperatieve radiotherapie resulteerde in verbetering van de ziektevrije overleving onder patiënten met stadium III wekedelensarcoom van de extremiteiten.

1.Mowery YM, Ballman KV, Hong AM et al. Safety and efficacy of pembrolizumab, radiation therapy, and surgery versus radiation therapy and surgery for stage III soft tissue sarcoma of the extremity (SU2C-SARC032): an open-label, randomised clinical trial. Lancet 2024; epub ahead of print

Summary: The multinational randomized SU2C-SARC032 study found that addition of pembrolizumab to preoperative radiotherapy and surgery improved disease-free survival among patients with stage III soft tissue sarcoma of the extremity.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 1-2 studie van TRBC1-CAR T-celtherapie voor recidiverend of refractair perifeer T-cel lymfoom (0)
2024-11-13 14:30   ( Nieuws )
Tags:  LibraT1 study R R PTCL TRBC1-directed CAR T cell therapy
Dr. Martin PuleRecidiverend of refractair perifeer T-cellymfoom (R/R PTCL) is een agressieve tumor met een slechte prognose. De multinationale fase 1-2 studie LibraT1 heeft op T cell antigen receptor beta chain constant domain 1 (TRBC1) gerichte CAR T-celtherapie (‘AUTO4’) voor R/R PTCL geëvalueerd. Dr. Martin Pule (University College London, UK) en collega’s publiceren een interimanalyse van de studie in Nature Medicine.1


De interimanalyse betreft de eerste tien patiënten die AUTO4 kregen. Het primaire eindpunt was veiligheid en tolerabiliteit. Graad 3 cytokine release syndrome werd gezien in één van tien patiënten. Complete metabole respons werd gezien in vier van tien patiënten, met remissies die langer dan een jaar aanhielden in twee patiënten. Er werden geen CAR T-cellen in de circulatie waargenomen, maar wel in lymfeklierbiopsie-monsters van de plaatsen van de ziekte, hetgeen homing van de cellen naar de tumoren suggereert.

De onderzoekers concluderen dat de studie activiteit en lage frequentie van ernstige immuuntoxiciteit heeft laten zien van TRBC1-gerichte CAR T-celtherapie voor R/R PTCL.

1.Cwynarski K, Iacobini G, Tholoulu E et al. TRBC1-CAR T cell therapy in peripheral T cell lymphoma: a phase 1/2 trial. Nature Med 2024-03326-7

Summary: Interim analysis of a multinational phase 1-2 trial found activity and low frequency of severe immunotoxicity of TBRC1-directed CAR T cell therapy for relapsed or refractory peripheral T-cell lymphoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

SEER-Medicare database-analyse van recente veranderingen in behandelpatronen voor levercelcarcinoom (0)
2024-11-13 13:00   ( Nieuws )
Tags:  HCC treatment patterns
Dr. Christopher ManzVan 2007 tot 2017 was sorafenib de enige systemische therapie voor levercelcarcinoom (HCC), maar sinds 2017 zijn negen nieuwe eerstelijns behandelingen voor HCC goedgekeurd. Een analyse van de SEER-Medicare database heeft veranderingen in behandelpatronen voor HCC sinds geïnventariseerd. Dr. Christopher Manz (Dana-Farber Cancer Institute, Boston MA) en collega’s publiceren de analyse in Cancer.1

De onderzoekers identificeerden 11.766 patiënten (69,2% mannen; 76,9% blank; mediane leeftijd 71 jaar) met een nieuwe diagnose HCC tusen begin 2014 en eind 2019, met follow-up tot eind 2020. Ruim 60% kreeg behandeling binnen een jaar, een percentage dat stabiel bleef in de tijd (60,4% in de periode 2014 tot en met 2017 versus 61,0% in de periode 2018 tot en met 2019; p=0,84). Het gebruik van lokale therapie (transplantatie, resectie, embolisatie) bleef eveneens stabiel: 52,1% versus 52,8% (p=0,43), terwijl gebruik van systemische therapie licht afnam (17.0% versus 15,2%; p=0,01). Introductie van nieuwe middelen resulteerde in afname van gebruik van sorafenib van 84,5% tot 41,3%. De mediane overall survival was 2,2 maanden in de groep patiënten die geen behandeling kregen vergeleken met 12,0 maanden in de groep met eerst systemische therapie en 23,6 maanden in de groep met eerst lokale behandeling. Vergeleken met patiënten met een diagnose in 2014 was de overall survival significant beter onder patiënten met een diagnose in 2019 (HR 0,80; 95%-bti 0,74-0,86). Deze verbetering werd gezien onder patiënten die eerst systemische therapie kregen (HR 0,33; 95%-bti 0,18-0,61) maar niet onder patiënten die eerst lokale therapie kregen (1,41; 1,08-1,84).

De onderzoekers concluderen dat lokale behandelpatronen sinds 2014 stabiel bleven, maar dat nieuwe eerstelijns systemische behandelingen sorefanib hebben vervangen, resulterend in verbetering van de overleving.

1.Iheanacho F, Tramontano AC, Abrams TA, Manz CR. Changing treatment patterns for hepatocellular carcinoma: a Surveillance, Epidemiology, and End Results-Medicare study. Cancer 2024.35649

Summary: Analysis found that among patients with hepatocellular carcinoma from 2017 to 2020 local therapy patterns remained stable, while novel therapies replaced sorafenib as the preferred first-line treatment, improving survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)