Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Multicenter fase 2-studie van avelumab voor hooggradige neuro-endocriene neoplasie met progressie na chemotherapie (0)
2025-01-01 16:00   ( Nieuws )
Tags:  AveNEC trial
Dr. Christian FottnerPatiënten met graad 3 neuro-endocriene neoplasie (NEN) hebben een slechte prognose en geen vastgestelde tweedelijns therapie na chemotherapie. De rol van immuuncheckpointremming voor deze agressieve tumoren is nog niet duidelijk. De multicenter fase 2-studie AveNEC in Duitsland heeft avelumab voor patiënten met graad 3 NEN na chemotherapie geëvalueerd. Dr. Christian Fottner (Universität Mainz) en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde 22 patiënten met goed-gedifferentieerde hooggradige neuro-endocriene tumoren (NET) en 38 patiënten met slecht-gedifferentieerde neuro-endocriene carcinomen (NEC) met progressie na één of meer lijnen chemotherapie. De patiënten kregen intraveneus avelumab 10 mg/kg eens per twee weken. De beste overall respons (iRECIST) was partiële respons in drie patiënten en stabiele ziekte in negen patiënten, voor een disease control rate na zestien weken van 15% en mediane duur van respons van 4,3 maanden. Zes patiënten (10%) hadden respons of stabiele ziekte langer dan zes maanden, en twee patiënten (3,3%) langer dan een jaar. De mediane progressievrije overleving was 1,9 maanden en de mediane overall survival was 6,6 maanden. De één- en tweejaars overall survival percentages waren 33% respectievelijk 17%. Patiënten met respons hadden significant langere overall survival dan patiënten zonder respons (mediaan 30,2 versus 4,8 maanden). Avelumab werd goed verdragen, en de kwaliteit van leven bleef stabiel tijdens de behandeling.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met progressieve hooggradige neuro-endociene neoplasie, avelumab goed verdragen werd en leidde tot ziektecontrole in 15% van de patiënten.

1.Fottner C, Apostolidis L, Krug S et al. Activity and safety of avelumab in high-grade neuroendocrine tumors and poorly differentiated neuroendocrine carcinomas progressive after chemotherapy (AveNEC trial). Clin Cancer Res 2024-2461

Summary: The multicenter phase 2 AveNEC trial in Germany found that among patients with high-grade neuroendocrine neoplasias progressive after chemotherapy, avelumab was well tolerated and provided disease control with significant clinical benefit in 15% of heavily pretreated patients.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Tweede primaire niet-myeloïde maligniteiten na intensieve behandeling voor AML in volwassen patiënten (0)
2025-01-01 13:00   ( Nieuws )
Tags:  SPMs following intensive treatment for adult AML
Dr. Marianne Tang SeverinsenTweede primaire maligniteiten (SPMs) vormen een bekende lange-termijn complicatie van anti-neoplastische behandeling. Een Denemarken-brede cohortstudie inventariseerde het risico van niet-myeloïde SPMs na intensieve chemotherapie en in sommige gevallen allogene stamceltransplantatie (alloSCT) voor acute myeloïde leukemie (AML) in volwassen patiënten. Dr. Marianne Tang Severinsen (Aalborg Universiteitsziekenhuis) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Regional Health Europe.1


De studie includeerde 750 tenminste twee-jaar overlevers van AML die tussen begin 2000 en eind 2018 intensieve behandeling hadden ondergaan, 1:10 voor geslacht, leeftijd, en Nordic Multimorbidity Index gematcht met leukemievrije controlepersonen in de algemene bevolking (n=7500). De mediane duur van follow-up was 10,6 jaar. De HR van niet-myeloïde SPMs was 1,55 (95%-bti 1,27-1,89) voor AML-overlevers versus controle, gedreven door non-melanoma skin cancer (NMSC; 2,52; 1,90-3,35) maar niet door solide maligniteiten (1,14; 0,87-1,49). De tien-jaars cumulatieve incidentie van niet-myeloide SPM was 13,5% (95%-bti 10,6-16,5) onder de AML-overlevers en 11,9% (11,1-12,8) onder de controlepersonen. AML-overlevers die alloSCT hadden ondergaan hadden een verhoogd risico van niet-myeloïde SPMs dan AML-overlevers die geen alloSCT hadden ondergaan (HR 1,50; 95%-bti 1,00-2,26).

De onderzoekers concluderen dat het verhoogde risico van niet-myeloïde SPMs na intensieve behandeling voor AML vrijwel volledig werd gedreven door NMSC, en geen reden dient te zijn om af te zien van intensieve chemotherapie.

1.Nielsen NN, Jensen JF, Baech J et al. Second primary non-myeloid malignancies following intensive treatment for adult myeloid leukaemia: a Danish population-based study. Lancet Regional Health Europe 2024.101204

Summary: A Danish population-based cohort study found an increased rate of non-myeloid second primary malignancies after intensive treatment for adult AML, which was almost entirely driven by non-melanoma skin cancer. 


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale studie van odronextamab monotherapie na CAR T-celtherapie voor R/R DLBCL (0)
2024-12-31 16:00   ( Nieuws )
Tags:  ELM-1 study R R DLBCL odronextamab
Prof. Max ToppPatiënten met recidiverend of refractair diffuus grootcellig B-cel lymfoom (R/R DLBCL) en progressie na CAR T-celtherapie (CAR T) hebben een slechte prognose. In het vooraf-gespecificeerde post-CAR T expansiecohort van de multinationale ELM-1 studie is het CD20xCD3 bispecifieke antilichaam odronextamab voor deze patiënten geëvalueerd. Prof. Max Topp (Universität Würzburg, Duitsland) en collega’s publiceren in Blood resultaten van het cohort.1

Het cohort includeerde 60 patiënten die mediaan 3 eerdere lijnen behandeling hadden gekregen (range 2-9); 71,7% waren refractair tegen CAR T, en 48,3% recidiveerde binnen 90 dagen na CAR T. De patiënten kregen vier cycli intraveneus odronextamab eens per week gevolgd door onderhoudstherapie tot progressie. De mediane follow-up was 16,2 maanden. Het primaire eindpunt was centraal onafhankelijk beoordeelde objective response rate. De ORR bedroeg 48,3%, met complete respons in 31,7%. De ORR verschilde niet significant met eerdere verschillende CAR T producten of tijd tot relapse op CAR T. De mediane duur van respons was 14,8 maanden, en de mediane duur van complete respons werd niet bereikt. De mediane progressievrije overleving was 4,8 maanden en de mediane overall survival was 10,2 maanden. CRS (alleen graad 1 en 2) werd gezien in 48,3% van de patiënten; in geen van de patiënten werd ICANS gezien. Graad 3 of hoger infecties werden gezien in twaalf patiënten (20,0%).

De onderzoekers concluderen dat odronextamab monotherapie bemoedigende werkzaamheid en veiligheid heeft laten zien onder R/R DLBCL-patiënten na progressie op CAR T.

1.Topp MS, Matasar MJ, Allan JN et al. Odronextamab monotherapy in R/R DLBCL after progression with CAR T-cell therapy: primary analysis of the ELM-1 study. Blood 2024-027044

Summary: In the post-CAR T expansion cohort of the multinational ELM-1 study, odronextamab monotherapy showed activity and tolerability for R/R DLBCL after progression on CAR T-cell therapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 2-studie van brentuximab vedotin plus pembrolizumab na PD-1 voor mNSCLC en metastatisch melanoom (0)
2024-12-31 14:30   ( Nieuws )
Tags:  PD-1 pretreated mNSCLC and metastatic melanoma BV+pembrolizumab
Dr. Sylvia LeeBrentuximab vedotin (BV) wordt verondersteld selectief Treg-cellen met CD30 expressie te kunnen depleteren en tumoren opnieuw gevoelig te kunnen maken voor anti-PD-1 therapie. Een multicenter fase 2-studie in de Verenigde Staten heeft de combinatie van BV en pembolizumab geëvalueerd onder patiënten met anti-PD-1 voorbehandeld metastatisch niet-kleincellig longcarcinoom (mNSCLC) of metastatisch cutaan melanoom (mCM). Dr. Sylvia Lee (University of Washington, Seattle) en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde 55 patiënten met mNSCLC en 58 patiënten met mCM. De patiënten hadden mediaan twee eerdere lijnen systemische therapie gekregen (range1-7) waaronder anti-PD-1. Het primaire eindpunt was de objective response rate op BV plus pembrolizumab. De ORR bedroeg 14% in het mNSCLC-cohort en 24% in het mCM-cohort. De mediane progressievrije overleving was 5,85 maanden in het mNSCLC-cohort en 4,44 maanden in het mCM-cohort,en de mediane overall survival was 14,4 maanden in het mNSCLC-cohort en 21,9 maanden in het mCM-cohort. Er waren geen nieuwe veiligheidssignalen en er was geen graad 5 toxiciteit.

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van BV plus pembrolizumab veelbelovende activiteit heeft laten zijn onder patiënten met anti-PD-1 voorbehandeld mNSCLC of mCM.

1.Lee S, Hamid O, Jotte R et al. Phase 2 open-label trial of brentuximab vedotin with pembrolizumab in PD-1 pretreated metastatic non-small cell lung cancer and metastatic cutaneous melanoma. Clin Cancer Res 2024-1478

Summary: A multicenter phase 2 trial in the United States found clinically meaningful, durable responses with encouraging OS and PFS of the combination of brentuximab vedotin and pembrolizumab among patients with anti-PD-1 pretreated metastatic non-small cell lung cancer of metastatic cutaneous melanoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Kiemlijnvarianten in mammacarcinoomgevoeligheidsgenen en ER-specifiek contralateraal mammacarcinoom (0)
2024-12-31 13:00   ( Nieuws )
Tags:  ER-specific CBC
Dr. Anne ReinerEr bestaat heterogeniteit in de ontwikkeling van oestrogeenreceptor (ER)-specifiek eerste primair mammcarcinoom (BC) vanwege schadelijke kiemlijnvarianten in BC-gevoeligheidsgenen, maar het is niet duidelijk of deze associaties ook bestaan voor ER-specifiek contralateraal BC (CBC). Een analyse in het cohort van de bevolkings-gebaseerde Women’s Environment, Cancer, and Radiation Epidemiology (WECARE)-studie heeft onderzocht of er een associatie bestaat tussen kiemlijnvarianten en ontwikkeling van ER-specifiek CBC en of de ER-status van het eerste primaire BC deze associatie modificeert. Dr. Anne Reiner (Memorial Sloan Kettering Cancer Center, New York) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Network Open.1

De analyse includeerde 1290 gematchte vrouwen met een diagnose CBC (cases; CBC temminste een jaar na de eerste diagnose) of unilateraal BC (controls) tussen begin 1985 en eind 2000, met een leeftijd jonger dan 55 jaar bij de eerste diagnose (mediaan 47 jaar; IQR 42-51). Het risico van ER-positief CBC onder vrouwen met schadelijke ATM-varianten was ruim viermaal hoger dan onder vrouwen zonder deze varianten (RR 4,84; p=0,04); geen vrouwen met ER-negatief CBC hadden schadelijke ATM-varianten. Het risico van ER-positief CBC onder vrouwen met schadelijke varianten in BRCA2 (RR 5,88; p<0,001) of CHEK2 1100delC RR 6,06; p=0,02) was vijf- tot zesmaal hoger dan onder vrouwen zonder deze varianten. Het risico van ER-negatief CBC onder vrouwen met schadelijke BRCA1-varianten was ruim 26 maal hoger dan onder vrouwen zonder deze varianten (RR 26,16; p<0,001). De ER-status van het eerste primaire BC modificeerde de associaties tussen schadelijke kiemlijnvarianten en ontwikkeling van ER-specifiek CBC niet.

De onderzoekers concluderen dat in deze analyse schadelijke varianten in BC-gevoeligheidsgenen differentieel geassocieerd waren met ontwikkeling van ER-specifiek CBC.

1.Reiner AS, Watt GP, Malone KE et al. Breast cancer susceptibility gene sequence variations and development of contralateral breast cancer. JAMA Network Open 2024;7:2452158

Summary: Case-control analysis in the population-based WECARE cohort found that deleterious variants in breast cancer susceptibility genes were differentially associated with ER-specific CBC development.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Finland-brede patiënt-controlestudie van risico van hersentumoren in kinderen na blootstelling aan CT-straling (0)
2024-12-30 16:00   ( Nieuws )
Tags:  CT radiation risk of childhood brain tumors
Jad AbuhamedEr is geen duidelijkheid over het risico van hersentumoren in kinderen na blootstelling aan straling van computed tomography (CT). Een Finland-brede patiënt-controlestudie heeft dit risico geïnventariseerd. PhD-student Jad Abuhamed (Universiteit van Tampere) en collega’s publiceren de studie in het International Journal of Cancer.1

Na exclusie van deelnemers met cancer predisposition syndromes en/of een geschiedenis van een maligniteit identificeerden de onderzoekers in het Finnish Cancer Registry 1067 hersentumoren in kinderen in de leeftijd tot vijftien jaar, gediagnostiseerd tussen begin 1990 en eind 2016 (58% gliomen). Deze patiënten werden 1:3 gematcht voor leeftijd en geslacht met kinderen zonder hersentumoren (n=3200). Negen cases (1%) en tien controls (0,4%) hadden tenminste één hoofd/hals CT-scan ondergaan, met een gemiddelde cumulatieve hersendosering van 22 mGy. Deelnemers die één of meer hoofd/hals CT-scans hadden ondergaan hadden een hoger risico van hersentumoren dan niet-blootgestelde deelnemers (OR 2,84; 95%-bti 1,12 tot 7,19), met een excess OR per 100 mGy hersendosering van 5,50 (0,31 tot 10,95) voor alle hersentumoren and 1,06 (-6,55 tot 9,30) voor gliomen.

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten wijzen op een positieve associatie tussen hoofd/hals CT-imaging en het risico van hersentumoren in kinderen (visual abstract).

1.Abuhamed J, Nikkilä A, Raitanen K et al. Risk of childhood brain tumors after exposure to CT radiation: a nationwide population-based case-control study in Finland. Int J Cancer 2024.35328

Summary: A nationwide case-control study in Finland found evidence of an increased risk of brain tumors in children exposed to computed tomography imaging.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Impact van metastasepatroon op overleving na chirurgie voor pancreascarcinoom (0)
2024-12-30 14:30   ( Nieuws )
Tags:  pancreatectomy for cancer impact of metastatic pattern
Prof. Charles ScogginsDe incidentie van pancreascarcinoom (PaC) neemt toe, en tot 55% van de patiënten hebben op het moment van diagnose metastatische ziekte. Veel patiënten ontwikkelen ook metastatische ziekte na chirurgische resectie. Een retrospectieve studie van University of Louisville School of Medicine (Louisville KY) heeft de impact van metastasepatroon op uitkomsten na chirurgie voor PaC geïnventariseerd. Prof. Charles Scoggins en collega’s publiceren de studie in het Journal of Surgical Oncology.1


De studie includeerde 330 patiënten die tussen begin 2012 en eind 2023 in Louisville behandeld werden. Onder deze patiënten hadden 192 (58,2%) bij diagnose locoregionale ziekte en ondergingen curatieve-intentie chirurgie voordat ze metastasen ontwikkelden. De overige 138 patiënten (41,8%) hadden bij diagnose al metastatische ziekte. De mediane overall survival na de diagnose metastatische ziekte voor alle patiënten tezamen was 6 maanden. Onder patiënten die curatieve-intentie chirurgie ondergingen was de overall survival significant slechter voor patiënten met peritoneale metastase dan patiënten met andere metastaselokaties (mediaan 5,4 versus 9,2 maanden; p=0,0005).

De onderzoekers concluderen dat de ontwikkeling van peritoneale metastase na chirurgie voor PaC geassocieerd is met slechtere overleving dan ontwikkeling van ander type metastase.

1.Gunder MA, DeBeer T, Siegel JA et al. Impact of metastatic pattern on survival following pancreatectomy for cancer. J Surg Oncol 2024.28058

Summary: A retrospective study at University of Louisville (KY) found that after surgery for pancreatic cancer, development of peritoneal metastases was associated with worse OS compared to other sites of metastatic disease.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Voorspellen van risico van mammacarcinoom: verschillen in polygene risicoscore-distributie tussen bevolkingsgroepen van Europese afkomst (0)
2024-12-30 13:00   ( Nieuws )
Dr. Kyriaki MichailidouDe 313-variant polygene risicoscore (PRS313) is een tool voor het voorspellen van het risico van mammacarcinoom (BC). Tot op heden zijn verschillen in de PRS313-distributie tussen verschillende bevolkingsgroepen van Europese afkomst die van belang kunnen zijn voor een correcte voorspelling van het risico van BC niet geëvalueerd. Een analyse van 94.702 vrouwen zonder BC uit 21 landen in het Breast Cancer Association Consortium (BCAC) en 223.316 vrouwen zonder BC in de UK Biobank heeft verschillen in de PRS313-distributie tussen verschillende populaties van Europese afkomst geïnventariseerd. Dr. Kyriaki Michailidou (University of Cambridge, UK) en collega’s publiceren de analyse in Breast Cancer Research.1

De figuur laat zien dat er verschillen zijn in gemiddelde PRS313 tussen Europese landen, met hoge waarden in vrouwen in Griekenland en Italië en lage waarden in Ierland. Gebruik van de algemene Europese PRS313-distributie voor het definiëren van risicocategorieën leidt tot overschatting en onderschatting van het risico van sommige vrouwen in deze landen. De onderzoekers concluderen dat de PRS-distributie verschilt tussen bevolkingsgroepen van Europese afkomst. Gebruik van bevolkingsgroep-specifieke PRS-distributies kan resulteren in meer betrouwbare schattingen van het BC-risico.

1.Yiangou K, Mavaddat N, Dennis J et al. Polygenic score distribution differences across European ancestry populations: implications for breast cancer risk prediction. Breast Cancer Res 2024;26:189

Summary: Analysis of the 313-variant polygenic risk score for breast cancer risk prediction found marked differences in mean PRS313 across European countries.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)