Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Patiënt-controlestudie van risico van hoofd-halscarcinoom na allergische rhinitis (0)
2025-03-18 13:00   ( Nieuws )
Tags:  HNC AR
Dr. Shi-Han HungEr zijn aanwijzingen voor een associatie tussen chronische inflammatie en het risico van maligniteiten. Een patiënt-controlestudie in Taiwan heeft de associatie tussen allergische rhinitis (AR) en het risico van de ontwikkeling van hoofd-halscarcinoom (HNC) geïnventariseerd. Dr. Shi-Han Hung (Medische Universiteit van Taipei) en collega’s publiceren de studie in Cancers.1


In de Taiwant Longitudinal Health Insurance Database 2010 identificeerden de onderzoekers 14.913 HNC-patiënten en 59.652 propensity-score gematchte controlepersonen. Onder alle deelnemers hadden 20,19% een geschiedenis van AR, met significant hogere prevalentie in de groep HNC-patiënten dan in de groep controlepersonen (26,2% versus 18,7%). In voor demografische factoren en comorbiditeiten gecorrigeerde analyse was de odds ratio van geschiedenis van AR onder HNC-patiënten 1,559 (95%-bti 1,494-1,627). Geschiedenis van AR was sterk verhoogd onder patiënten met sinonaal carcinoom (OR 3,100; 95%-bti 2,424-3,64) en patiënten met nasofarynxcarcinoom (2,933; 2,722-3,160).

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten suggereren dat een geschiedenis van AR een risicofactor is voor HNC. De figuur toont mogelijke causale verbanden.

1.Hung S-H, Yang T-H, Lind H-C, Chen C-S. Associations of head and neck cancer with prior allergic rhinitis. Cancers 2025; 17:1000

Summary: A case -control study in Taiwan found an elevated risk of head and neck cancer after a history of allergic rhinitis.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van eerstelijns aumolertinib plus chemotherapie voor gevorderd NSCLC met EGFR ex19del of ex21 L858R (0)
2025-03-17 16:00   ( Nieuws )
Tags:  aNSCLC with EGFR ex19del or ex21 L858R aumolertinib
Dr. Zhanyu PanAumolertinib (voorheen almonertinib; HS-10296) is een orale derdegeneratie EGFR-TKI. Een fase 2-studie in het Tianjin Medical University Cancer Institute and Hospital (Tianjin, China) heeft eerstelijns aulomertinib plus chemotherapie geëvalueerd voor patiënten met gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (aNSCLC) met EGFR-mutaties (exon 19 deletie of exon 21 L858R). Dr. Zhanyu Pan en collega’s publiceren de studie in The Oncologist.1

De studie includeerde 34 patiënten die aumolertinib 110 mg eenmaal daags kregen plus vier drie-weekse cycli pemetrexed-carboplatine, gevolgd door dagelijks aumolertinib en vier-wekelijks pemetrexed onderhoudsbehandeling. Het primaire eindpunt was progressievrije overleving. De mediane PFS bedroeg 28,0 maanden (95%-bti 18,7-36,9). De mediane overall survival werd niet bereikt tijdens mediaan 30 maanden follow-up (range 13-38). Objectieve respons werd gezien in 31 van 34 patiënten (ORR 91,2%) en alle patiënten hadden ziektecontrole (DCR 100%). Onder 28 patiënten die getest werden op circulerend tumor DNA hadden 22 (78,6%) klaring van de EGFR-mutatie in ctDNA na vier cycli. De meest-waargenomen graad 3 of hoger treatment-related adverse event was afgenomen neutrofielengetal (64,7% van de patiënten).

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van aumolertinib en chemotherapie een geschikte eerstelijns behandeling kan zijn voor patiënten met EGFR-gemuteerd aNSCLC, met ctDNA als mogelijke prognostische marker.

1.Li Y, Li C, Zhao X et al. Aumolertinib plus chemotherapy as first-line treatment for advanced NSCLC with EGFR exon 19 deletion or exon 21 L858R: a phase II trial. The Oncologist 2025, oyae336

Summary: A phase 2 trial at Tianjin Medical University Tianjin, China) found tolerability and promising efficacy of aumolertinib plus chemotherapy as first-line therapy for advanced NSCLC with EGFR mutations.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve cohortstudie van anti-angiogene therapie voor gevorderde SMARCA4-deficiënte thoraxtumor (0)
2025-03-17 14:30   ( Nieuws )
Tags:  SDTT antiangiogenic therapy
SMARCA4 (BRG1)-deficiënten thoraxtumoren (SDTTs) worden vaak pas in een gevorderd stadium gediagnostiseerd en hebben een slecte prognose. Een retrospectieve cohortstudie in Sun Yat-sen University Cancer Center (Guangzhou, China) heeft inclusie van antiangiogene therapie in eerstelijns behandelingen voor SDTTs geëvalueerd. Prof. Zhixiong Lin en collega’s publiceren de studie in Lung Cancer.1

De studie includeerde 151 patiënten met gevorderde SDTTs, onder wie 49 anti-angiogene therapie kregen en 102 niet. De objective response rate en disease control rate waren 51,4% respectievvelijk 86,5% in de groep met eerstelijns anti-angiogene therapie vergeleken met 37,1% respectievelijk 78,7% in de groep zonder eerstelijns anti-angiogene therapie; de mediane progressievrije overleving in de twee groepen was 7,97 versus 5,87 maanden (HR 0,612; p=0,043). Onder SDTT-patiënten die geen immuuncheckpointremmers kregen was de mediane PFS 5,10 maanden met anti-angiogene therapie plus chemotherapie versus 2,57 maanden met alleen chemotherapie (HR 0,365; p=0,043). Onder patiënten die ICIs plus chemotherapie kregen was toevoeging van anti-angiogene therapie geassocieerd met significant langere PFS (mediaan 11,90 versus 6,90 maanden (HR 0,425; p=0,010).

De onderzoekers concluderen dat inclusie van anti-angiogene therapie in eerstelijns behandeling voor gevorderde SDTTs resulteerde in significante verlenging van de PFS.

1.Shi M, Chen X, Lin T et al. Efficacy of antiangiogenic therapy in patients with advanced SMARCA4-deficient thoracic tumor. Lung Cancer 2025.108498

Summary: A retrospective cohort study at Sun Yat-sen University Cancer Center found that inclusion of antiangiogenic therapy in first-line treatment for SMARCA4-deficient thoracic tumors was associated with significant prolongation of progression-free survival. 


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 3-studie van vroege toxiciteit van matig-hypogefractioneerde locoregionale radiotherapie voor mammacarcinoom (0)
2025-03-17 13:00   ( Nieuws )
Tags:  UNICANCER HypoG-01
Dr. Sofia RiveraHypogefractioneerde radiotherapie (RT) is vergeleken met conventioneel gefractioneerde RT geassocieerd met meer convenience voor de patiënten en financiële en organisatorische voordellen voor de gezondheidszorg. De multicenter fase 3-studie UNICANCER HypoG-01 in Frankrijk vergeleek adjuvante matig-hypogefractioneerde locoregionale RT (40 Gy in 15 fracties; drie-weekse RT) met standaard 50 Gy in 25 fracties (vijf-weekse RT) met of zonder tumorbed-boost voor volwassen patiënten die chirurgie hadden ondergaan voor T1-3N0-3M0 mammacarcinoom. Dr. Sofia Rivera (Institut Gustave Roussy, Villejuif) en collega’s publiceren in Radiotherapy & Oncology een analyse van vroege toxiciteit in de studie.1

De studie werd uitgevoerd in 29 centra. De ITT-populatie omvatte 1260 patiënten (631 patiënten in de drie-weekse RT-groep en 626 in de vijf-weekse RT-groep). Graad 3, 4 en 5 adverse events werden overall gezien in 7% van de patiënten respectievelijk één patiënt en nul patiënten. Graad 2 of hoger AEs in de zes maanden na randomisatie werden gezien in 45% van de patiënten in de drie-weekse RT-groep en 51,8% van de patiënten in de vijf-weekse RT-groep. Onder de 552 patiënten die borstsparende therapie ondergingen met cosmetische evaluatie na zes maanden hadden 88,4% goede tot uitstekende cosmetische resultaten, zonder verschil tussen de beide groepen.

De onderzoekers concluderen dat vroege AEs met drie-weekse RT mild waren.

1.BrionT, Ghadssighassemabadi R, Auzoc G et al. Early toxicity of moderately hypofractionated radiation therapy in breast cancer patients receiving locoregional irradiation: first results of the UNICANCER HypoG-01 phase III trial. Radiother Oncol 2025.110849

Summary: The multicenter phase 3 UNICANCER HypoG-01 trial in France found that adjuvant locoregional moderately hypofractionated radiation therapy for breast cancer was associated with only mild early adverse events.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 3-studie van efbemalenograstim alfa versus pegfilgrastim voor CIN in patiënten met mammacarcinoom (0)
2025-03-16 16:00   ( Nieuws )
Tags:  chemotherapy-induced neutropenia
Prof. John GlaspyChemotherapie-geïnduceerde neutropenie (CIN) is een doserings-limiterende bijwerking van myelosuppressieve chemotherapie. Efbemalenogastrim alfa (E-alfa) is een nieuwe, niet-gepegyleerde, langwerkende granulocyte-colony stimulating factor (G-CSF). Een noninferioriteits fase 3-studie in de Verenigde Staten en Rusland heeft E-alfa vergeleken met pegfilgrastim voor het management van CIN in patiënten die docetaxel en cyclofosfamide kregen voor stadium I tot en met III mammacarcinoom. Prof. John Glaspy (University of California Los Angeles) en collega’s publiceren de studie in JCO Oncology Advances.1



De studie includeerde 393 patiënten, die 1:1 werden gerandomiseerd naar E-alfa (n=197) of pegfilgrastim (n=196) 24 uur na elke toediening van chemotherapie. Het primaire eindpunt was de duur van ernstige neutropenie (DSN) in cyclus één, met een noninferioriteitsmarge van 0,6 dagen. De gemiddelde DSN in de eerste cyclus was 0,2 ± 0,51 dagen met E-alfa versus 0,2 ± 0,45 dagen met pegfilgrastim, waarmee noninferioriteit van E-alfa ten opzichte van pegfilgrastim vastgesteld werd. Een secundair eindpunt was incidentie van ernstige neutropenie (ISN). De figuur laat zien dat de incidentie van ISN vanaf cyclus twee sneller afnam met E-alfa dan met pegfilgrastim, met een significant verschil in cyclus vier. Behandeling met E-alfa was veilig, met een veiligheidsprofiel dat vergelijkbaar was met dat van pegfilgrastim.

De onderzoekers concluderen dat E-alfa noninferieur was aan pegfilgrastim, met aanwijzingen voor minder neutropenie in latere cycli.

1.Glaspy JA, Bondarenko I, Tjulandin S, Auerbach M. Efbemalenogastrim alfa, a long-acting granulocyte colony-stimulating factor fusion protein without PEGylation, versus pegfilgrastim for management of chemotherapy-induced neutropenia in patients with breast cancer: results of a phase III randomized noninferiority trial. JCO Oncology Advances 2025-24-00074

Summary: A phase 3 noninteriority trial in the United States and Russia found that among patients with breast cancer, efbemalenograstim alfa was noninferior to current CIN therapy (pelfilgrastim) with comparable efficacy and safety profiles in cycle 1 and evidence of less severe neutropenia in later cycles.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Eiwitprofielen voorspellen respons op umbralisib onder patiënten met chronische lymfatische leukemie (0)
2025-03-16 13:00   ( Nieuws )
Tags:  CLL umbralisib
Dr. Sigrid SkånlandGerichte therapie heeft geresulteerd in significante verbetering van uitkomsten van patiënten met chronische lymfatische leukemie (CLL), hoewel sommige patiënten een suboptimale respons hebben en er behoefte is aan predictieve biomarkers. Een gepoolde analyse van twee studies heeft de waarde van eiwitprofielen van CLL-cellen als biomarkers van respons op de PI3K-remmer umbralisib onderzocht. Dr. Sigrid Skånland (Universiteitsziekenhuis Oslo, Noorwegen) en collega’s publiceren de analyse in Clinical Cancer Research.1

In de eerste studie kregen 55 CLL-patiënten umbralisib monotherapie, en in de tweede studie kregen 12 CLL-patiënten umbralisib in combinatie met de BTK-remmer acalabrutinib. In de monotherapiestudie resulteerde umbralisib is significante veranderingen in (fosfo-)eiwiten waaronder AKT in responders maar niet in nonresponders. In responders maar niet in nonresponders was aan het eind van de studie het percentage cytotoxische natural killer cellen toegenomen, hetgeen wijst op een rol in de antitumor-respons. De onderzoekers gebruikten de baseline-niveaus van 30 eiwitten in het monotherapiecohort als input voor een machine learning model, dat significante respons-voorspellende accuratesse had en het predictief vermogen behield in het combinatiecohort. Drug sensitivity profilering van baseline CLL-cellen suggereerde dat remmers van PI3K en Bcl-2 werkzaam zijn in patiënten zonder respons op umbralisib.

De onderzoekers concluderen dat functionele fenotypering differentiële cellulaire responsen op umbralisib behandeling tussen responders en nonresponders heeft laten zien en de respons van individuele patiënten kan voorspellen, en alternatieve behandelingen voor niet-responders kan suggereren.

1.Yin Y, Xu H, He L et al. Protein profiles predict treatment responses to the PI3K inhibitor umbralisib in patients with chronic lymphocytic leukemia. Clin Cancer Res 2025; epub ahead of print

Summary: Pooled analysis of two studies found that among patients receiving umbralisib for CLL, functional phenotyping reveals differential cellular responses between responders and nonresponders, predicts treatment response of individual patients, and suggests alternative treatment options for nonresponders.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 1/1b-studie van antibody-drug conjugate YL201 voor gevorderde solide tumoren (0)
2025-03-15 16:00   ( Nieuws )
Tags:  advanced solid tumors YL201
Prof. Hongyun ZhaoYL201 is een nieuw antibody-drug conjugate dat bestaat uit een op B7H3 gericht antilichaam, dat via een cleavable linker gekoppeld is aan een topoisomerase 1 remmer. Een multicenter fase 1-1b studie in China heeft YL201 geëvalueerd voor eerder-behandelde gevorderde solide tumoren die refractair waren tegen standaard-behandelingen. Prof. Hongyun Zhao (Sun Yat-sen Universtiteit, Guangzhou) en collega’s publiceren de studie in Nature Medicine.1

De studie includeerde 312 patiënten met extensief-stadium kleincellig longcarcinoom, nasofarynxcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom, squameus celcarcinoom van de slokdarm, en andere solide tumoren. In de doseringsescalatiefase werd als hoogst-verdragen dosering 2,8 mg/kg iedere drie weken gevonden, en werd als dosering voor expansie gekozen voor 2,0 en 2,4 mg/kg iedere drie weken. De meest-gerapporteerde graad 3 of hoger treatment-related adverse events waren neutropenie (31,7% van de patiënten), leukopenie (29,5%), en anemie (25,0%). Er waren vier patiënten met interstitiële longziekte (1,3%) en één patiënt met infusiereactie (0,3%). De figuur laat zien dat YL201 bemoedigende antitumorwerkzaamheid had, vooral onder patiënten met ES-SCLC, NPC, longadenocarcinoom en lymphoepithelioma-like carcinoma.

De onderzoekers concluderen dat YL201 een acceptabel veiligheidsprofiel had en veelbelovende antitumorwerkzaamheid onder patiënten met eerder-behandelde gevorderde solide tumoren.

1.Ma Y, Yang Y, Huang Y et al. A B7H3-targeting antibody-drug conjugate in advanced solid tumors: a phase 1/1b trial. Nature Med 2025-03600-2

Summary: A multicenter phase 1-1b trial in China found that the B7H3 targeting antibody-drug conjugate had an acceptable safety profile and promising efficacy in heavily pretreated patients with advanced solid tumors.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van neoadjuvant durvalumab plus DOS gevolgd door chirurgie en adjuvant durvalumab plus S-1 voor LAGC (0)
2025-03-15 14:30   ( Nieuws )
Tags:  locally advanced gastric cancer
Prof. Yoon-Koo KangDe fase 3 PRODIGY studie in Zuid-Korea heeft werkzaamheid laten zien van neoadjuvant docetaxel, oxaliplatine, en S-1 (DOS) chemotherapie gevolgd door chirurgie en adjuvant S-1 chemotherapie effectief en tolerabel was onder patiënten met lokaal-gevorderd maagcarcinoom (LAGC). Een fase 2-studie van Asan Medisch Centrum (Seoel, Zuid-Korea) heeft nu combinatie van neoadjuvant en adjuvant durvalumab met deze behandeling geëvalueerd. Prof. Yoon-Koo Yang en collega’s publiceren de studie in het Journal for ImmunoTherapy of Cancer.1

De studie includeerde patiënten met LAGC met cT2/3N± of cT4Nany tumoren. Vijftig patiënten (mediane leeftijd 63 jaar; 72% mannen) met pMMR tumoren kregen drie drie-weekse cycli van neoadjuvant durvalumab plus DOS, gevolgd door geplande chirurgie en adjuvant S-1 plus durvalumab. Negenenveertig patiënten (98%) ondergingen chirurgie, met R0-resectie in 45. Pathologisch complete respons werd gezien in vijftien patiënten (30%) waarmee voldaan werd aan het criterium voor het primaire eindpunt. Met mediaan 21,8 maanden follow-up waren de drie-jaars percentages voor progressievrije overleving en overall survival 69,9% respectievelijk 88,1%. Niet-acceptabele toxiciteit werd ervaren door 10% van de patiënten (febriele neutropenie in drie patiënten en persistente graad 4 neutropenie in twee). In een exploratieve arm van de studie werden negen patiënten met dMMR tumoren geïncludeerd die drie cycli neoadjuvant durvalumab en tremelimumab kregen, gevolgd door chirurgie en adjuvant durvalumab. Al deze patiënten ondergingen chirurgie; het pCR-percentage was 22,2%.

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van neoadjuvant durvalumab plus DOS, gevolgd door chirurgie en adjuvant durvalumab plus S-1 nadere bestudering in een fase 3-studie waard is.

1.Kang Y-K, Kim H-D, Cho H et al. Phase 2 study of neoadjuvant durvalumab plus docetaxel, oxaliplatin, and S-1 with surgery and adjuvant durvalumab plus S-1 for resectable locally advanced gastric cancer. J ImmunoTher Cancer (2025) 2024-010635

Summary: A phase 2 trial at Asan Medical Center (Seoul, South Korea) found acceptable safety and promising activity of neoadjuvant durvalumab plus DOS chemotherapy, followed by surgery and adjuvant durvalumab plus S-1 among patients with pMMR locally advanced gastric cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)