Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Fase 2-studie van nivolumab met of zonder ipilimumab gecombineerd met SBRT voor metastatisch galwegcarcinoom (0)
2024-07-18 15:00   ( Nieuws )
Tags:  mBTC SBRT plus nivolumab with or without ipilimumab
Dr. Inna ChenEr is geen duidelijkheid over de waarde van toevoegen van ipilimumab aan stereotactische radiotherapie (SBRT) plus nivolumab voor eerder-behandeld metastatisch galwegcarcinoom (mBTC). Een gerandomiseerde fase 2-studie in het Gentofte Ziekenhuis van de Universiteit van Kopenhagen (Denemarken) heeft SBRT plus nivolumab plus ipilimumab voor mBTC vergeleken met alleen SBRT plus nivolumab. Dr. Inna Chen en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde patiënten met eerder-behandeld mBTC, die werden gerandomiseerd naar SBRT 15 Gy x 1 op dag één naar een primaire of metastatische lesie, plus nivolumab 3 mg/kg iedere twee weken met of zonder ipilimumab 1 mg/kg iedere zes weken. Het primair eindpunt was percentage patiënten met klinisch profijt (CBR; complete of partiële respons of stabiele ziekte). Tweeënveertig patiënten kregen SBRT-nivolumab-ipilimumab. De CBR in deze groep was 31,0% (95%-bti 17,6-47,1) met partiële respons in vijf patiënten (11,9%) gedurende mediaan 4,4 maanden (ragen 1,1-21,5). Negentien patiënten kregen SBRT-nivolumab; in deze groep was de CBR 10,5% (95%-bti 1,3-33,1) waarna verdere inclusie gestopt werd. Graad 3 of hoger treatment-related adverse events werden gezien in 31% van de patiënten in de SBRT-nivolumab-ipilimumab groep (één patiënt met graad 5 immuun-gerelateerde hepatitis) en 16% van de patiënten in de SBRT-nivolumabgroep.

De onderzoekers concluderen dat de combinatie van SBRT, nivolumab, en ipilimumab goed verdragen werd en respons induceerde in een subgroep van eerder-behandelde mBTC-patiënten.

1.Markussen A, Johansen JS, Larsen FO et al. Nivolumab with or without ipilimumab combined with stereotactic body radiotherapy in patients with metastatic biliary tract cancer: a randomized phase 2 study. Clin Cancer Res 2024-0268

Summary: A phase 2 trial randomized phase 2 trial at Copenhagen University Hospital (Denmark) found that combining SBRT, nivolumab, and ipilimumab was well tolerated, feasible, and induced response in a subgroup of patients with metastatic biliary tract cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve cohortstudie van associatie tussen endometriose-typen en risico van ovariumcarcinoom (0)
2024-07-18 13:30   ( Nieuws )
Tags:  endometriosis typology and ovarian cancer risk
Dr. Karen SchliepIn eerdere studies is gezien dat endometriose geassocieerd was met verhoogd risico van ovariumcarcinoom, maar de associaties tussen endometiose-subtypen en ovariumcarcinoom-histotypen zijn niet goed beschreven. Een retrospectieve studie op basis van gegevens in de Utah Population Database heeft deze associaties geïnventariseerd. Dr. Karen Schliep (University of Utah Health, Salt Lake City) en collega’s publiceren de studie in JAMA.1

In de database identificeerden de onderzoekers 78.476 patiënten met endometriose. De gemiddelde leeftijd bij de eerste endometriose-diagnose was 36 ± 10 jaar. Deze patiënten werden 1:5 vergeleken met gematchte vrouwen zonder endometriose (n=372.430). De gemiddelde duur van follow-up was 12 ± 7 jaar. Onder de vrouwen met endometriose werd tijdens de follow-up ovariumcarcinoom gediagnostiseerd in 225 patiënten; onder de vrouwen zonder endometriose was dit het geval in 372 patiënten (aHR 4,20; 95%-bti 3,59-4,91). Met name het risico van type I ovariumcarcinoom was verhoogd in het emdometriose-cohort (aHR 7,48; 95%-bti 5,80-9,65). Het risico van ovariumcarcinoom was het hoogst onder vrouwen met diep-infiltrerende endometriose en/ of ovarium endometriomen voor alle typen ovariumcarcinoom (aHR 9,66; 95%-bti 7,77-12,00), type I ovariumcarcinoom (18,96; 13,78-26,08), en type II ovariumcarcinoom (3,72; 2,31-5,98).

De onderzoekers concluderen dat het risico van ovariumcarcinoom substantieel verhoogd was onder vrouwen met ovarium-endometriomen en/of diep-infiltrerende endometriose.

1.Barnard ME, Farland LV, Yan B et al. Endometriosis typology and ovarian cancer risk JAMA 2024.9120

Summary: A cohort study using the Utah Population Database found that ovarian cancer risk was markedly increased among women with ovarian endometriomas and/or deep infiltrating endometriosis.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Geïndividualiseerde dose-dense versus standaard adjuvante chemotherapie voor hoog-risico vroeg mammacarcinoom (0)
2024-07-18 11:51   ( Nieuws )
Tags:  PANTHER trial end-of-study results
Dr. Theodoros FoukakisDe fase 3-studie PANTHER, in 86 centra in drie Europese landen, randomiseerde vrouwen met hoog-risico vroeg stadium mammacarcinoom naar vier cycli dose-dense (DD) adjuvante epirubicine en cyclofosfamide iedere twee weken gevolgd door vier cycli en docetaxel iedere twee weken met aanpassing van de doseringen aan de had van hematologische toxiciteit (DD-groep; n=1006) of naar standaard adjuvante chemotherapie met drie cycli fluorouracil en epirubicine-cyclofosfamide iedere drie weken gevold door drie cycli docetaxel iedere drie weken (controlegroep; n=1011). In 2016 is gepubliceerd dat met mediaan 5,3 jaar follow-up de recidiefvrije overleving (BCRFS) niet significant beter was in de DD-groep dan in de controlegroep. Dr. Theodorus Foukakis (Karolinska Instituut, Stockholm) en collega’s publiceren nu in het Journal of Clinical Oncology finale resultaten van de studie.1


Op het moment van de nu gepubliceerde analyse was de mediane duur van follow-up 10,3 jaar. De figuur laat zien dat de BCRFS, de gebeurtenisvrije overleving, en de afstands-ziektevrije overleving significant beter waren in de DD-groep dan in de controlegroep. De overall survival was niet significant beter in de DD-groep dan in de controlegroep.

De onderzoekers concluderen dat PANTHER de eerste studie is die het profijt laat zien van geïndividualiseerde dose-dense adjuvante chemotherapie vergeleken met standaard drie-weekse adjuvante chemotherapie.

1.Matikas A, Möbus V, Greil R et al. Tailored dose-dense versus standard adjuvant chemotherapy for high-risk early breast cancer: end-of-study results of the randomized panther trial. J Clin Oncol 2024.00178

Summary: End-of-study results of the phase 3 PANTHER trial show that tailored dose-dense adjuvant chemotherapy for high-risk early breast cancer resulted in better BCRFS, EFS, and DDFS when compared to standard adjuvant chemotherapy, while the OS-benefit did not reach statistical significance.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 3-studie van HRQOL en OS met eerste- of tweedelijns eribuline versus S-1 voor HER2-negatief mBC (0)
2024-07-17 15:00   ( Nieuws )
Tags:  RESQ study HER2-negative metastatic breast cancer eribulin versus S-1
Prof. Masato TakahashiEribuline kan de overall survival (OS) van patiënten met HER2-negatief metastatisch mammacarcinoom (mBC) verlengen. De noninerfioriteits fase 3-studie RESQ in 50 centra in Japan heeft heeft impact op gezondheid-gerelateerde kwaliteit van leven (HRQOL) en OS van eerste- of tweedelijns eribuline vergeleken met die van S-1 onder patiënten met HER2-negatief mBC. Prof. Masato Takahashi (Universiteit van Hokkaido) en collega’s publiceren de studie in eClinicalMedicine.1

De studie includeerde patiënten met HER2-negatief mBC, hetzij niet-eerder behandeld of na ten hoogste één lijn chemotherapie. Driehonderd patiënten werden 1:1 gerandomiseerd naar eribuline (n=152) of S-1 (n=148). De HRQOL werd iedere zes weken tot week 24 en vervolgens iedere negen weken tot week 42 bepaald met de EORTC QLQ-C30 vragenlijst. Het primaire eindpunt was tijd tot verslechtering van de algemene gezondheid-score met meer dan 10 punten. De figuur laat zien dat er voor dit eindpunt geen significant verschil was tussen beide groepen: mediaan 5,64 maanden in de groep met eribuline versus 5,28 maanden in de groep met S-1 (p=0,67). Een secundair eindpunt was OS. Deze figuur laat zien dat de mediane OS 34,7 maanden was in de groep met eribuline versus 27,8 maanden in de groep met S-1 (HR 0,72; p=0,026). Er waren geen onverwachte toxiciteiten.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met HER2-negatief mBC eerste- of tweedelijns eribuline vergeleken met S-1 resulteerde in vergelijkbare tijd tot verslechtering van de HRQOL en in verbetering van de OS.

1.Takahashi M, Kikawa Y, Kashiwabara K et al. Eribulin versus S-1 as first or second-line chemotherapy to assess health-related quality of life and overall survival in HER2-negative metastatic breast cancer (RESQ study): a non-inferiority, randomised, controlled, open-label, phase 3 trial. eClinMed 2024.102715

Summary: The multicenter phase 3 RESQ trial in Japan investigated HRQOL and OS of HER2-negative mBC patiens receiving first- or second-line eribulin versus S-1. The time to first clinical deterioration of HRQOL was similar in the two groups, and OS was significantly improved with eribulin over S-1. 


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 2-studie van radiochirugie naar de plexus coeliacus voor pijn in patiënten met gevorderde maligniteiten (0)
2024-07-17 13:30   ( Nieuws )
Tags:  pain in advanced cancer celiac plexus radiosurgery
Dr. Yaacov LawrencePijn in de bovenbuik en/of lage rugpijn (retroperitoneaal pijnsyndroom) gerelateerd aan betrokkenheid van de plexus coeliacus kan een kenmerk zijn van pancreas- of andere gastroïntestinale maligniteiten. Een fase 2-studie in acht centra in vijf landen (Canada, Israël, Polen, Portugal en de Verenigde Staten) heeft ablatieve bestraling van de plexus coeliacus voor deze pijn geëvalueerd. Dr. Yaacov Lawrence (Sheba Medisch Centrum, Ramat Gan, Israël) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1



De studie includeerde volwassen patiënten met een gemiddeld pijnniveau 5 tot en met 10 op de Brief Pain Inventory Short Form (BPI-SF), een ECOG performance status 2 of beter, en pancreascarcinoom of andere celiac axis tumors. De patiënten kregen een enkele fractie van 25 Gy external-beam fotonen naar de plexus coeliacus. Het primaire eindpunt was pijnrespons (afname van de BPI-SF gemiddelde pijnscore met tenminste twee punten tussen voor de behandeling en drie weken na de behandeling.

Tussen begin 2018 en eind 2021 werden 125 patiënten behandeld, onder wie 90 evalueerbare patiënten met stabiele pijnscores. Deze patiënten waren 50 vrouwen en 40 mannen; de mediane leeftijd was 65,5 jaar (IQR 58,3-71,8); 92% van de patiënten hadden pancreascarcinoom; 86% hadden metastatische ziekte. De mediane baseline gemiddelde BPI-SF pijnscore was 6 (IQR 5-7). Tenminste partiële pijnrespons werd gezien in 48 patiënten (53%; 95%-bti 42-64). De meest-waargenomen graad 3 of 4 adverse events waren abdominale pijn (28% van de patiënten) en vermoeidheid (18%). Er waren 11 graad 3 of hoger ernstige adverse events, waarvan twee werden beschouwd als waarschijnlijk samenhangend met de behandeling, en negen als mogelijk samenhangend met de behandeling waaronder twee graad 5 gebeurtenissen.

De onderzoekers concluderen dat radiochirurgie naar de plexus coeliacus een noninvasieve palliatieve optie kan zijn voor patiënten met retroperitoneaal pijnsydroom.

1.Lawrence YR, Miszczyk M, Dawson LA et al. Celiac plexus radiosurgery for pain management in advanced cancer: a multicentre, single-arm, phase 2 trial. Lancet Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: A multinational phase 2 trial found that celiac plexus radiosurgery could be a non-invasive palliative option for patients with retroperitoneal pain syndrome.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Ziekte van Alzheimer en gerelateerde dementie na hormoonmodulerende therapie voor mammacarcinoom (0)
2024-07-17 12:00   ( Nieuws )
Tags:  HMT for BC ADRD
Dr. Chao CaiHormoonmodulerende therapie (HMT) is een geaccepteerde therapie voor hormoonreceptor-positief mammacarcinoom (HR+ BC). Cognitieve effecten van de therapie zijn niet goed bestudeerd. Een cohortstudie op basis van gegevens in de SEER-Medicare database heeft de associatie tussen HMT en het risico van de ziekte van Alzheimer en gerelateerde dementie (ADRD) in oudere HR+ BC-patiënten geïnventariseerd. Dr. Chao Cai (University of South Carolina, Columbia) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

In de database identificeerden de onderzoekers 18.808 patiënten BC in de leeftijd van 65 jaar en ouder met een nieuwe diagnose HR+BC tussen begin 2007 en eind 2009. Binnen drie jaar na de diagnose kregen 12.356 (65,7%) patiënten HMT en 6452 (34,3%) geen HMT. Gedurende gemiddeld 12 jaar follow-up ontwikkelden 2926 (23,7%) HMT-gebruikers en 1802 (27,9%) niet-HMT gebruikers ADRD. HMT-gebruik was geassocieerd met 7% lager relatief risico van ADRD overall ( HR 0,93; p=0,005). De figuur laat zien dat deze associatie minder sterk werd met toenemende leeftijd en uiteenliep tussen patiënten van verschillende rassen. De met HMT-gebruik samenhangende reductie van ADRD-risico was het sterkst onder zwarte vrouwen in de leeftijd van 65 tot 75 jaar (HR 0,76; 95%-bti 0,62-0,92). De associaties liepen ook uiteen voor verschillende HMT-typen.

De onderzoekers concluderen dat HMT voor HR+ BC in patiënten in de leeftijd van 65 jaar of ouder overall geassocieerd was met bescherming tegen ADRD, maar dat dit effect afnam met toenemende leeftijd en uiteenliep voor vrouwen van verschillende rassen.

1.Cai C, Strickland K, Knudsen S et al. Alzheimer disease and related dementia following hormone-modulating therapy in patients with breast cancer. JAMA Network Open 2024;7:e2422493

Summary: A retrospective cohort study using the SEER-Medicare database found that hormone modulating therapy for newly diagnosed breast cancer in patients aged 65 years or older was associated with protection against Alzheimer disease and related dementia. This effect dimished with age and varied by race.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van multi-orgaan patronen van immuungerelateerde bijwerkingen van immuuncheckpointremmers (0)
2024-07-16 15:00   ( Nieuws )
Tags:  ICIs multi-organ irAEs
Dr. Yevgeniy SemenovInzicht in het tezamen optreden en prognostische implicaties van immuungerelateerde bijwerkingen (irAEs) van immuuncheckpointremmers (ICIs) is van groot belang voor het management van de immuuntherapie. Een retrospectieve studie van patiënten in twee cohorten heeft co-occurrence patronen en overlevingsuitkomsten na multi-orgaan irAEs onder ontvangers van ICIs geïnventariseerd. Dr. Yevgeniy Semenov (Massachusetts General Hospital, Boston) en collega’s publiceren de studie in The Lancet Oncology.1


De studie werd uitgevoerd in een cohort van patiënten die ICIs kregen in Massachusetts General Hospital, Brigham and Women’s Hospital, en Dana-Farber Cancer Institute (MGBD-cohort; n=15.246) en in een cohort van patiënten met gegevens in het USA bevolkings-gebaseerde TriNetX network (n=50.503). Na 1:2 propensity score matching werden twee groepen gevormd, bestaande uit 13.086 MGBD-patiënten en 26.173 TriNetX-patiënten. Na toepassing van irAE-identificatieregels bleven in het MGBD-cohort 8704 patiënten over onder wie 3284 (37,7%) irAEs hadden en 5420 (62,3%) geen irAEs hadden; in het TriNetX-cohort bleven 18.162 patiënten over onder wie 5538 (30,5%) irAEs hadden en 12.624 geen irAEs hadden. De mediane duur van follow-up was 317 dagen in het NGBD-cohort en 249 dagen in het TriNetX-cohort. De onderzoekers voerden zes-maands landmark overall survival analyses uit.

In beide cohorten werden over het algemeen positieve paarsgewijze correlaties van irAEs gezien. De onderzoekers onderscheidden zeven afzonderlijke patiëntclusters (endocrien, cutaan, respiratoir, gastro-intestinaal, hepatisch, musculoskeletaal, en neurologisch). In het MGBD-cohort hadden patiëntclusters die voornamelijk endocriene (HR 0,53; p<0,001) en cutane (0,61; p=0,0007) irAEs hadden gunstige OS-uitkomsten in zes-maands landmark analyse, terwijl andere clusters hetzij ongunstige (respiratoir: 1,60; p=0,0001) of neutrale OS-uitkomsten hadden (gastro-intestinaal 0,86; p=0,23; musculoskeletaal 0,97; p=0,78), hepatisch 1,0; p=0,10; en neurologisch 1,30; p=0,074). In het TriNetX-cohort werden vergelijkbare resultaten gevonden.

De onderzoekers dat het identificeren van de irAE-cluster waartoe een patiënt behoort waardevolle informatie kan opleveren over de prognose.

1.Wan G, Chen W, Khattab S et al. Multi-organ immune-related adverse events from immune checkpoint inhibitors and their downstream implications: a retrospective multicohort study. Lancet Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: A retrospective multicohort study found that among patients receiving ICIs, reliably identifying the irAE cluster to which a patient belongs can provide valuable clinical information for prognosticating outcomes.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Associatie van chirurgische vaardigheid met perioperatieve uitkomsten van robot-geassisteerde partiële nefrectomie (0)
2024-07-16 13:30   ( Nieuws )
Tags:  robot-assisted partial nephrectomy surgical skill and perioperative outcomes
Dr. Craig RogersChirurgische vaardigheid zou klinische uitkomsten van complexe chirurgische kunnen beïnvloeden. Een studie onder tien urologisch-chirurgen in Michigan heeft de associaties van door collega’s beoordeelde vaardigheid met perioperatieve uitkomsten van robot-geassocieered partiële nefrectomie geïnventariseerd. Dr. Craig Rogers (Henry Ford Health, Detroit MI) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

Elk van de tien chirurgen leverde ten hoogste zeven videos van door hem of haar uitgevoerde procedures, die gedeïdentificeerd werden beoordeeld door tenminste drie van 24 geblindeerde collega-chirurgen die zelf ook regelmatig robot-geassisteerde partiële nefrectomie uitvoerden. De beoordelaars kenden scores toe op een schaal van 1 tot vijf (hogere scores duidden op hogere vaardigheid). De scores liepen uiteen van 3,5 tot 4,7 punten, met een gemiddelde van 4,1 ± 0,4 punten. Hogere scores voor chirurgische vaardigheid waren geassocieerd met lagere percentages patiënten met verblijf in het ziekenhuis langer dan drie dagen, geschat bloedverlies meer dan 500 ml, positieve chirurgische marges, dertig-dagen bezoeken aan de afdeling spoedeisende hulp, en dertig-dagen heropname in het ziekenhuis. Hoger jaarlijks partiële nefrectomie-volume was geassocieerd met hogere chirurgische vaardigheid.

De onderzoekers concluderen dat hogere scores bij peer review van chirurgische vaardigheid geassocieerd waren met lagere percentages ongunstige klinische uitkomsten.

1.Wang Y, Wilder S, Hijazi M et al. Surgeon skill and perioperative outcomes in robot-assisted partial nephrectomy. JAMA Network Open 2024;7:e2421696

Summary: In a quality improvement study of video-based evaluation of robot-assisted partial nephrectomy, higher technical skill was associated with lower rates of adverse clinical outcomes.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)