Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Incidentie van medicatie-gerelateerde osteonecrose van de kaak in mammacarcinoompatiënten op antiresorptieve therapie (0)
2024-08-21 15:00   ( Nieuws )
Tags:  MRONJ
Dr. Christine BrunnerMedicatie-gerelateerde osteonecrose van de kaak (MRONJ) is een ernstige aandoening onder patiënten met botmetastasen van mammacarcinoom. MRONJ kan worden getriggerd door antiresorptieve therapie met bisfosfonaten en denosumab. Een retrospectieve studie in negen centra in Tirol (Oostenrijk) heeft de incidentie van MRONJ onder patiënten met mammacarcinoom geïnventariseerd. Dr. Christine Brunner (Medische Universiteit van Innsbruck) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

Onder de 8860 patiënten met een diagnose mammacarcinoom in Tirol tussen begin 2000 en eind 2020 identificeerden de onderzoekers 639 patiënten met botmetastasen die antiresorptieve therapie kregen. MRONJ werd tijdens de follow-up gezien in 56 van deze patiënten (8,8%; 95%-bto 6,6-11,0). De incidentie van MRONJ was 11,6% (95%-bti 8,0-15,3) onder patiënten die alleen denosumab kregen; 2,8% (0,7-4,8) onder patiënten die alleen bisfosfonaten kregen; en 16,3% (8,8-23,9) onder patiënten die bisfosfonaten gevolgd door denosumab kregen. De figuur laat zien dat de mediane tijd tot ontstaan van MRONJ 4,6 jaar was (Q1-Q3 1,6-9,6) in de groep met alleen denosumab; 8,4 jaar (5,3-9,6) in de groep met bisfosfonaten gevolgd door denosumab; en 5,1 jaar (2,9-7,1) in de groep met alleen bisfosfonaten.

De onderzoekers concluderen dat in deze bevolkings-gebaseerde studie de incidentie van MRONJ onder patiënten met botmetastasen van mammacarcinoom aanzienlijk hoger was dan wat in de literatuur gepubliceerd is, met name onder patiënten die alleen denosumab kregen, en dat de tijd tot ontstaan van MRONJ in deze patiënten korter was vergeleken met wat in eerdere studies is gezien.

1.Brunner C, Arvandi M, Marth C et al. Incidence of medication-related osteonecrosis of the jaw in patients with breast cancer during a 20-year follow-up: a population-based multicenter retrospective study. J Clin Oncol 2024.00171

Summary: A retrospective study at nine centers in Tyrol (Austria) found that the incidence of medication-related osteonecrosis of the jaw among breast cancer patients with bone metastases was considerably higher, especially among patients receiving denosumab, when compared with available data in the literature.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Gerandomiseerde platformstudie van androgeenreceptorroute-remmers en taxanen voor metastatisch castratieresistent prostaatcarcinoom (0)
2024-08-21 13:30   ( Nieuws )
Tags:  ProBio trial mCRPC ARPIs taxanes
Dr. Johan LindbergMetastatisch castratieresistent prostaatcarcinoom (mCRPC) is een genetisch en klinische heterogene ziekte die kan worden behandeling met verschillende klassen van systemische agentia, zoals remmers van de androgeenreceptorroute (ARPIs) en taxanen. De Prostate Biomarkers (ProBio) platformstudie in België, Noorwegen, en Zweden heeft de werkzaamheid van ARPIs, taxanen, en keuze-van-de behandelaar (PC) vergeleken voor verschillende typen mCRPC aan de hand van analyse van circulerend tumor DNA en kiemlijn DNA. Dr. Johan Lindberg (Karolinska Instituut, Stockholm) en collega’s publiceren de studie in Nature Medicine.1



De figuur toont het studieschema. Het primaire eindpunt was tijd tot no longer clinical benefitting (NLCB). Deze figuur laat zien dat onder niet-geselecteerde patiënten de mediane tijd tot NLCB 11,1 maanden was met ARPIs versus 6,9 maanden met taxanen en 7,4 maanden met PC (panel a) en dat de mediane overall survival 38,7 maanden was met ARPIs versus 21,7 maanden met taxanen en 21,8 maanden met PD (panel b). Biomarkeranalyses lieten zien dat de grootste toename van NCLB met ARPIs werd gezien in AR-negatieve en TP53-wildtype patiënten en TMPRSS2-ERG fusiepositieve patiënten, terwijl er geen NCLB-verschil werd gezien tussen ARPIs en taxanen in patiënten met TP53-veranderingen

De onderzoekers concluderen dat ARPIs betere performance hadden dan taxanen en PC in mCRPC-patiënen met specifieke detecteerbare veramderingen in circulerend tumor DNA.

1.De Laere B, Crippa A, Discacciati A et al. Androgen receptor pathway inhibitors and taxanes in metastatic prostate cancer: an outcome-adaptive randomized platform trial. Nature Med 2024-03204-2

Summary: The multinational randomized platform ProBio trial found that androgen receptor pathway inhibitors outperformed taxanes and physician’s choice among mCRPC patients with specific detectable alterations in circulating tumor DNA.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Werkzaamheid en veiligheid van bosutinib voor eerder-behandeld CML: finale resultaten van de fase 4-studie BYOND (0)
2024-08-21 12:00   ( Nieuws )
Tags:  phase 4 BYOND trial bosutinib for previously treated chronic myeloid leukemia
Prof. Carlo Gambacorti-PasseriniBosutinib is een duale Src-Abl tyrosinekinaseremmer, die is goedgekeurd voor de behandeling van eerder-behandeld Philadelphia chromosoom-positief (Ph+) chronische myeloïde leukemie (CML) op basis van resultaten van een fase 1-2 studie die duurzame werkzaamheid en acceptabele veiligheid liet zien. De multinationale fase 4-studie BYOND is uitgevoerd om bosutinib voor eerder-behandeld CML nader te evalueren. Prof. Carlo Gambacorti-Passerini (Universiteit van Milaan-Bicocca, Monza) en collega’s publiceren finale resultaten van de studie in Leukemia.1

BYOND includeerde 156 volwassen patiënten met Ph+ CML in chronische fase, na falen van eerdere TKIs. De mediane leeftijd van de patiënten was 61,0 jaar (range 20,0-89,0), en 51,9% waren mannen. De patiënten kregen bosutinib (startdosering 500 mg eenmaal daags; escalatie tot 600 mg eenmaal daags in geval van lage respons en de-escalatie tot 200 mg eenmaal daags in geval van toxiciteit/intolerabiliteit waren toegestaan). De behandeling werd voortgezet tot ziekteprogressie of niet-acceptabele toxiciteit, of tot vier jaar na de eerste dosis. Aan het eind van de studie, na mediaan 47,8 maanden follow-up, werden 75 patiënten (48,1%) nog volgens het studieprotocol behandeld. Bereiken en behoud van majeure moleculaire respons en moleculaire respons (MR)4 werden gezien in 71,8% (95%-bti 63,9-78,9) respectievelijk 59,7% (51,4-67,6). In de meerderheid van de patiënten resulteerde bosutinib in verdieping van de respons. Na 48 maanden was het overall survival precentage 88,3% (95%-bti 81,8-92,6). Twee van de zeventien gevallen van overlijden onder de deelnemers werden toegeschreven aan CML. Er waren geen nieuwe veiligheidssignalen.

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten gebruik van bosutinib voor eerder-behandeld CML steunen.

1.Gambacorti-Passerini C, Brümmendorf TH, Abruzzese E et al. Efficacy and safety of bosutinib in previously treated patients with chronic myeloid leukemia: final results of the BYOND trial. Leukemia 2024-02372-x

Summary: Final results from the phase 4 BYOND trial support the use of bosutinib in patients with previously treated CML.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Gerandomiseerde studie van tranexaminezuur voor patiënten die leverresectie ondergaan voor een maligniteit-gerelateerde indicatie (0)
2024-08-20 15:00   ( Nieuws )
Tags:  HeLiX randomized clinical trial liver resection for a cancer-related indication tranexamic acid
Prof. Paul KaranicolasTranexaminezuur vermindert bloedverlies en verlaagt de noodzaak van bloedtransfusie in veel typen chirurgie, maar de werkzaamheid in patiënten die leverresectie ondergaan voor een maligniteit-gerelateerde indicatie is niet duidelijk. De dubbelblinde gerandomiseerde HeLiX-studie, in tien centra in Canada en één centrum in de Verenigde Staten, heeft deze werkzaamheid geïnventariseerd. Prof. Paul Karanicolas (Sunnybrook Health Sciences Centre, Toronto) en collega’s publiceren de studie in JAMA.1

De studie includeerde 1245 patiënten (gemiddelde leeftijd 63,2 jaar; 39,8% vrouwen; 56,1% met een diagnose levermetastasen van colorectaalcarcinoom) die 1:1 werden gerandomiseerd naar tranexaminezuur (n=619) of placebo (n=626) vanaf het begin van de anesthesie. Het primaire eindpunt was percentage patiënten met rode-bloedceltransfusie binnen zeven dagen na de chirurgie. Transfusie was noodzakelijk voor 16,3% van de patiënten in de tranexaminezuurgroep en 14,5% van de patiënten in de placebogroep (p=0,38). Gemiddeld intraoperatief bloedverlies bedroeg 817 ml in de tranexaminezuurgroep en 836,7 ml in de placebogroep (p=0,75) en totaal bloedverlies over zeven dagen bedroeg 1504 ml versus 1551 ml (p=0,38). Patiënten in de tranexaminezuurgroep hadden hogere frequentie van complicaties (OR 1,28; p=0,03).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten die leverresectie ondergaan voor een maligniteit-gerelateerde indicatie, tranexaminezuur niet resulteert in minder bloedtransfusies of bloedverlies, maar wel in toename van perioperatieve complicaties (visual abstract).

1.Karanicola PJ, Lin Y, McCLuskey SA et al. Tranexamic acid in patients undergoing liver resection. The HeLiX randomized clinical trial. JAMA 2024.11783

Summary: The double-blind, placebo-controlled HeLiX trial in Canada and the USA found that among patients undergoing liver resection for a cancer-related indication, tranexamic acid did not reduce bleeding or blood transfusion, but increased perioperative complications.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Optimale duur van behandeling en uitkomsten met ICI voor recidiverend of metastatisch HNSCC (0)
2024-08-20 13:30   ( Nieuws )
Tags:  R M HNSCC ICI therapy
Dr. Lova SunImmuunchechpointremming (ICI) is een frontline behandeling voor recidiverend of metastatisch squameus celcarcinoom van hoofd en hals (R/M HNSCC), maar er is geen duidelijkheid over de optimale duur van de therapie, profijt en risico’s van ICI-rechallenge, en werkzaamheid in eerste versus volgende lijnen van behandeling. Een retrospectieve bevolkings-gebaseerde cohortstudie in de Verenigde Staten heeft deze kwesties onderzocht. Dr. Lova Sun (University of Pennsylvania, Philadelphia) en collega’s publiceren publiceren de studie in JAMA Network Open.1

In een grote patiëntendatabase identificeerden de onderzoekers 4549 patiënten die tussen begin 2015 en eind 2023 ICI kregen voor R/M HNSCC (mediane leeftijd 66 jaar; 78,1% mannen). Onder deze patiënten kregen 3000 (65,9%) ICI als eerstelijns therapie en 1207 (26,5%) als tweedelijns therapie, en 3478 (76,5%) die ICI monotherapie kregen. De mediane overall survival was 10,9 maanden (IQR 4,1-29,1). De figuur laat zien dat de mediane OS langer was onder patiënten die eerstelijns ICI kregen (12,2; 4,8-32,0), onder patiënten met HPV-positieve ziekte (16,6; 6,5-43,9) dan patiënten met HPV-negatieve ziekte (8,8; 3,5-24,0), en onder patiënten met ECOG performance status 0 of 1 (13,5; 5,2-33,9) dan onder patiënten met hogere ECOG PS (5,5; 2,0-13,7). Deze figuur laat zien dat er geen overlevingsverschillen waren tussen patiënten met respons die de behandeling voortzetten en patiënten die de behandeling na één of twee jaar stopten. ICI-rechallenge was geassocieerd met klinisch profijt in een subset van patiënten.

De onderzoekers concluderen dat de resultaten met ICI voor R/M HNSCC in de klinische praktijk vergelijkbaar zijn met die in klinische studies, en dat discontinuering van de behandeling in patiënten met respons na één of twee jaar niet geassocieerd was met slechtere overleving.

1.Sun L, Cohen RB, D’Avella CA et al. Overall survival, treatment duration, and rechallenge outcomes with ICI therapy for recurrent or metastatic HNSCC. JAMA Network Open 2024;7:e2428526

Summary: A large retrospective cohort study of patients receiving ICI for R/M HNSCC in clinical practice found that survival estimates closely mirrored clinical trial results, both in frontline and later-line settings. Discontinuation of ICI in long-term responders at 1 or 2 years may be a reasonable strategy that does not appear to compromise survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

SEER-database analyse van incidentie en overlevingsuitkomsten van gastroïntestinale stroma tumoren (0)
2024-08-20 12:00   ( Nieuws )
Tags:  GISTs incidence and survival outcomes
Dr. Constanza CamargoEr zijn geen recente gegevens beschikbaar over de incidentie van gastroïntestinale stroma tumoren (GISTs). Een analyse van de SEER-22 en de SEER-17 registraties heeft de incidentie en overlevingsuitkomsten van GISTs gediagnostiseerd tusseen begin 2000 en eind 2019 in patiënten in de leeftijd van 20 jaar of ouder geïnventariseerd. Dr. Constanza Camargo (National Cancer Institute, Rockville MD) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Network Open.1

De SEER-22 en SEER-17 datasets bevatten gegevens van 23.001 respectievelijk 12.109 GIST-patiënten. De gemiddelde leeftijd in beide groepen was 64 jaar (51,3% respectievelijk 51,9% mannen). De incidentie van GISTs onder de SEER-22 patiënten nam in de studieperiode toe met annual percent changes tussen 2% en 7%. De overall survival en GIST-specifieke overleving onder de SEER-17 patiënten liepen uiteen tussen raciale en etnische groepen voor sommige organ sites.

De onderzoekers concluderen dat gedurende de laatste twee decennia de incidentie van GISTs is toegenomen.

1.Alvarez CS, Piazuelo MB, Fleitas-Kanonnikoff T et al. Incidence and survival outcomes of gastrointestinal stromal tumors. JAMA Network Open 2024;7:e2428828

Summary: A cohort study using SEER data found that the incidence of GISTs in major organ sites increased in the last two decades among several population groups.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Gepoolde analyse van patiënt-controlestudies van associaties van aspirine- en statinegebruik met risico van maagcarcinoom (0)
2024-08-19 15:00   ( Nieuws )
Tags:  Stomach Cancer Pooling Project
Prof. Stefania BocciaEr zijn enige aanwijzingen voor een chemopreventief effect van aspirine en statines tegen maagcarcinoom (GC). Een gepoolde analyse van zeven patiënt-controlestudies binnen het Stomach Cancer Pooling Project heeft de associaties van aspirine- en statinegebruik met het risico van GC geïnventariseerd. Prof. Stefania Boccia (Katholieke Universiteit van het Heilig Hart, Rome) en collega’s publiceren de analyse in Cancer.1

De zeven studies telden tezamen 3220 GC-patiënten met 9752 controlepersonen. De deelnemers gaven informatie over hun gebruik van aspirine en statine, en werden gedefinieerd als regelmatig gebruiker als ze gebruik tenminste eens per week in het voorafgaande jaar rapporteerden. De figuur laat zien dat in gepoolde analyse gebruik van aspirine (OR 0,72; 95%-bti 0,54-0,95) maar niet van statine (0,79; 0,52-1,18) geassocieerd was met verlaagd risico van GC. Het beschermende effect van aspirinegebruik was sterker in deelnemers zonder GC-familigeschiedenis (OR 0,60; 95%-bti 0,37-0,95). Deze figuur laat zien dat het beschermende effect sterker werd met langere duur van aspirinegebruik, met in geval van gebruik gedurende 15 jaar of langer een OR van 0.41 (95%-bti 0,18-0,95).

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten suggereren dat langdurig regelmatig aspirinegebruik geassocieerd was met verlaagd GC-risico.

1.Pastorino R, Pires Marafon D, Sassano M et al. Aspirin but not statins is inversely related to gastric cancer with a duration-risk effect: results from the Stomach Cancer Pooling Project Consortium. Cancer 2024.35510

Summary: Pooled analysis of seven case-control studies within the Stomach Cancer Pooling Project found that aspirin use, particularly long-term use, was associated with a reduced risk of gastric cancer, whereas a similar association was not observed for statins


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van gebruikspatronen en tolerabiliteit van adjuvant neratinib voor HR+/HER2+ vroeg-stadium mammacarcinoom (0)
2024-08-19 13:30   ( Nieuws )
Tags:  HR-positive HER2-positive early-stage breast cancer adjuvant neratinib
Dr. Julia BlanterOnder patiënten met HR-positief HER2-positief klierpositief vroeg stadium mammacarcinoom (HR+ HER2+ BC) na adjuvante trastuzumab-gebaseerde therapie is adjuvant neratinib gedurende een jaar geassocieerd met sginificant invasieve-ziektevrije overlevings (iDFS)-profijt. Neratinib is echter geassocieerd met aanzienlijke gastroïntestinale bijwerkingen, die vaak resulteren in discontinuering. Een retrospectieve studie van Icahn School of Medicine at Mount Sinai (New York) heeft factoren geïnventariseerd die van invloed zijn op voltooien van een jaar gebruik van neratinib. Dr. Julia Blanter en collega’s publiceren de studie in Breast Cancer Research and Treatment.1

Tussen begin 2017 en eind 2023 kregen 62 patiënten adjuvant neratinib 240 mg eenmaal daags, onder wie 37 (60%) hoog-risico ziekte hadden. Een jaar behandeling werd voltooid door 34 patiënten (55%). De meest-voorkomende reden voor discontinuering was niet-verdragen van bijwerkingen (54% van de discontinuerende patiënten). De meest-voorkomende bijwerking was diarree ondanks anti-diarree profylaxe (56% van de patiënten) gevolgd door rash (8%). Patiënten die de behandeling startten met optitratie vanaf 140 mg eenmaal daags hadden hogere waarschijnlijkheid een jaar behandeling te voltooien dan patiënten die de behandeling startten met 240 mg eenmaal daags (76% versus 40,5%; p=0,013). Tien patiënten (16%) hadden ziekteprogressie, onder wie zeven niet een jaar neratinib voltooiden. Deze zeven patiënten ontwikkelden metastasen, onder wie vier (57%) centraal-zenuwstelselmetastasen.

De onderzoekers concluderen dat optitratie van neratinib de waarschijnlijkheid van voltooiing van een jaar behandeling verhoogde, en dat niet voltooien van de behandeling geassocieerd was met verhoogd risico van metastatische ziekte.

1.Blanter J, Baldwin E, Patel R et al. Patterns in use and tolerance of adjuvant neratinib in patients with hormone receptor (HR)-positive, HER2-positive early-stage breast cancer. Breast Cancer Res Treat 2024-07461-0

Summary: A retrospective study at Icahn School of Medicine at Mount Sinai (New York, NY) found that early-stage breast cancer patients were more likely to complete one year of adjuvant neratinib with dose up-titration. Eleven percent of patients developed metastatic disease, all of whom did not complete one year of adjuvant neratinib treatment

  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)