Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Lange-termijn update van fase 3 studie van hypogefractioneerde doseringsgeëscaleerde RT voor gelokaliseerd prostaatcarcinoom (0)
2025-05-15 15:00   ( Nieuws )
Tags:  localized prostate cancer HIMRT versus CIMRT
Dr. Comron HassanzadehEen fase 3-studie van MD Anderson Cancer Center (Houston, TX) randomiseerde mannen met gelokaliseerd prostaatcarcinoom 1:1 naar conventioneel-gefractioneerde intensiteits-gemoduleerde radiotherapie (CIMRT; 75,6 Gy in fracties van 1,8 Gy gedurende 8,4 weken) of doserings-geëscaleerde, hypogefractioneerde intensiteits-gemoduleerde radiotherapie (HIMRT; 72 Gy in fracties van 2,4 Gy gedurende 6 weken). In 2018 is gepubliceerd dat met mediaan 8,5 jaar follow-up het percentage patiënten met behandelfalen lager was in de HIMRT-groep dan in de CIMRT-groep. Dr. Comron Hassanzadeh en collega’s publiceren nu in het Journal of Clinical Oncology een analyse van lange-termijn resultaten van de studie.1

Op het moment van de nu gepubliceerde analyse was de mediane follow-up 13,2 jaar (IQR 8,8-15,9). Het aantal mannen met behandelfalen was nog steeds lager in de HIMRT-groep dan in de CIMRT-groep (13 versus 22) hoewel dit verschil niet langer statistisch significant was (p=0,08). Afstandsmetastasen waren zeldzaam, zonder statistisch significant verschil tussen beide groepen (p=0,2). Er waren evenmin statistisch significante verschillen in late graad ≥ 2 GI-toxiciteiten (na 10 jaar 10% in de HIMRT-groep en 4% in de CIMRT-groep; p=0,09) of graad ≥2 GU-toxiciteiten (26% versue 23%; p=0,5).

De onderzoekers concluderen dat HIMRT vergeleken met CIMRT niet resulteerde in statistisch significant hogere toxiciteit en wel in niet-significant lager percentage met behandelfalen, bij een kortere duur van behandeling.

1.Hassanzadeh C, Kuban D, Pasyar S et al. Hypofractionated, dose-escalated radiation versus conventionally fractionated radiation for localized prostate cancer: long-term update of a phase III, prospective, randomized controlled trial. J Clin Oncol 2025; epub ahead of print

Summary: Long-term update of a phase 3 trial at MD Anderson Cancer Center (Houston, TX) found that among men with localized prostate cancer, hypofractionated, dose-escalated radiation compared with conventionally fractionated radiation, resulted in statistically non-significant less frequent treatment failure without statistically significant differences in grade ≥ 2 toxicities.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Lange-termijn oncologische uitkomsten van borstsparende behandeling in patiënten met mammacarcinoom en BRCA-varianten (0)
2025-05-15 13:30   ( Nieuws )
Tags:  breast cancer in patients with BRCA variants BCT
Dr. Chihwan David ChaPatiënten met sporadisch mammacarcinoom (BC) hebben vergelijkbare uitkomsten na borstsparende behandeling (BCT) of mastectomie. Een multicenter retrospectieve cohortstudie in Zuid-Korea heeft onderzocht of dit ook het geval is onder patiënten met pathogene varianten in BRCA1/2 (BCRA PVs). Dr. Chihwan David Cha (Hanyang Universiteit, Seoel) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie includeerde BRCA PV-patiënten van dertien centra in Zuid-Korea die tussen begin 2008 en eind 2015 BCT of mastectomie ondergingen. De mediane duur van follow-up was 8,3 jaar (IQR 6,4-9,6). Primaire eindpunten van de studie waren locoregionaal recidiefvrije overleving, afstandsrecidiefvrije overleving en overall survival na propensity score matching voor klinisch-pathologische kenmerken.

De studie includeerde 575 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 42,0 ± 9,7 jaar. Onder deze patiënten waren er 367 (66,2%) die BCT ondergingen en 186 (33,8%) die mastectomie ondergingen. De figuur laat zien dat het type chirurgie geen invloed had op de lange-termijn oncologische uitkomsten. Ook in subgroep analyses van patiënten met alleen BRCA1 of BRCA2 PVs was BCT niet geassocieerd met risico van recidief.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met BRCA1 of BRCA2 PVs en mammacarcinoom, BCT en mastectomie resulteren in vergelijkbare lange-termijn oncologische uitkomsten.

1.Lee J, Ryu JM, Kim HK et al. Long-term oncologic outcome of breast conserving treatment in patients with breast cancer with BRCA variants. JAMA Network Open 2025;8:e259840

Summary: A multicenter retrospective study in South Korea found that among patients with breast cancer and BRCA1 or BRCA2 pathogenic variants, breast conserving treatment and mastectomy lead to comparable long-term oncologic outcomes.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Chronisch gebruik van opioïden en daarmee samenhangende uitkomsten in overlevers van AYA-maligniteiten (0)
2025-05-15 12:00   ( Nieuws )
Tags:  adolescent and young adult cancer survivors opioid use
Prof. Chun ChaoEr is weinig informatie beschikbaar over het gebruik van opioïden onder overlevers van maligniteiten. Een retrospectieve studie van Kaiser Permanente Southern California (Pasadena) heeft chronisch gebruik van opioïden en daarmee samenhangende uitkomsten onder overlevers van adolescent and young adult (AYA; leeftijd 15-40 jaar) maligniteiten geïdentificeerd. Prof. Chun Chao en collega’s publiceren de studie in Cancer.1

De onderzoekers identificeerde 5908 tenminste twee-jaar overlevers van AYA-maligniteiten gediagnostiseerd tussen begin 2000 en eind 2012, die werden gevolgd tot eind 2019. Deze patiëten werden gematcht voor leeftijd, geslacht, en kalenderjaar met noncancer individuals (n=81.833). Tijdens de follow-up werd lange-termijn gebruik van opioïden vastgesteld voor 5,2% van de overlevers versus 1,8% van de controlepersonen (prevalence ratio 1,8; 95%-bti 1,6-2,0). De overlevers hadden hogere incidentie van lange-termijn (90 dagen of langer) hoge-dosering (tenminste 50 morfine-equivalenten per dag) opioïdengebruik (HR 2,2; 95%-bti 1,8-2,8), benzodiazepine co-use (1,4; 1,3-1,5), en opioïden-gerelateerde hospitalisatie (1,5; 1,1-2,2), vergeleken met de controlepersonen. Opioïdengebruik tijdens de behandelingsfase was de sterkste voorspeller van lange-termijn gebruik en opioid use disorder.

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten het belang onderstrepen van monitoring van de overlevers.

1.Chao CR, Zhou H, Shalman DM et al. Chronic opioid use and incident opioid use disorders in survivors of adolescent and young adult cancer after cancer treatment. Cancer 2025.35866

Summary: A retrospective study by Kaiser Permanente Southern California (Pasadena) found that AYA cancer survivors compared with noncancer individuals had increased chronic use of opioïds and opioid-related hospitalization.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-3 studie van neoadjuvante chemotherapie met of zonder olaparib voor BRCA1/2-gerelateerd mammacarcinoom (0)
2025-05-14 15:00   ( Nieuws )
Tags:  PARTNER trial gBRCAm breast cancer olaparib
Prof. Jean AbrahamPARP-remmers exploiteren DNA-schadehersteldeficiëntie in maligniteiten met kiemlijn BRCA1 en BRCA2 pathogene varianten (gBRCAm). Toepassing van combinaties van PARP-remmers en chemotherapie wordt beperkt door hematologische toxiciteiten. De gerandomiseerde fase 2-3 PARTNER studie, in 23 centra in het Verenigd Koninkrijk, heeft een in preklinische modellen ontwikkeld toedieningsschema van olaparib en carboplatine, met verlaagde toxiciteit maar behoud van de antitumorwerkzaamheid, in de neoadjuvante setting geëvalueerd voor gBRCAm mammacarcinoom. Prof. Jean Abraham (University of Cambridge) en collega’s publiceren de studie in Nature Communications.1

PARTNER includeerde 82 patiënten met gBRCAm mammacarcinoom. De patiënten werden gerandomiseerd naar vier cycli carboplatine-paclitaxel-olaparib, gevolgd door drie cycli anthracycline-bevattende chemotherapie (experimentele groep; n=39) of alleen chemotherapie (controlegroep; n=43). Het primaire eindpunt was percentage patiënten met pathologisch complete respons. Voor dit eindpunt was er geen statistisch significant verschil tussen beide groepen (64,1% in de experimentele groep versus 69,8% in de controlegroep; p=0,59). De drie-jaars-overlevingspercentages waren wel significant beter in de experimentele groep (gebeurtenisvrije overleving 96,4% versus 80,1%; p=0,004; overall survival 100% versus 88,2%; p=0,04; mammacarcinoom-specifieke overleving 100% versus 88,2%; p=0,04). Er waren geen statistisch significante verschillen voor drie-jaars recidiefvrije overleving en afstandsziektevrije overleving; beide waren 96,4% versus 87,8% (p=0,20).

De onderzoekers concluderen dat de PARTNER studie een veilig en tolerabel schema voor combinatie van neoadjuvante chemotherapie met olaparib heeft geïdentificeerd, dat resulteerde in overlevingsprofijt in vroeg-stadium gBRCAm mammacarcinoom vergeleken met alleen chemotherapie.

1.Abraham JE, Oplustil O’Connor L, Grybowitz L et al. Neoadjuvant PARP inhibitor scheduling in BRCA1 and BRCA2 related breast cancer: PARTNER, a randomized phase II/III trial. Nature Communications 2025-59151-0

Summary: The multicenter randomized phase 2-3 PARTNER trial in the UK identified a safe and tolerable schedule combining neoadjuvant chemotherapy with olaparib, resulting in improved survival outcomes over neoadjuvant chemotherapy alone.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Neoadjuvante chemotherapie voor orgaanbehoud in nasaal en paranasale sinus squameus celcarcinoom (0)
2025-05-14 13:30   ( Nieuws )
Tags:  ECOG-ACRIN EA3163 NPNSCC neoadjuvant chemotherapy
Dr. Nabil SabaNeoadjuvante chemotherapie voor structuurbehoud (SP) in nasaal en paranasale sinus squameus celcarcinoom (NPNSCC) is tot op heden niet geëvalueerd in gerandomiseerde studies. De multicenter EA3163 studie in de Verenigde Staten heeft patiënten met NPNSCC gerandomiseerd naar chirurgie (arm A) of drie cycli neoadjuvant docetaxel-cisplatine gevolgd door chirurgie (arm B). Dr. Nabil Saba (Emory University, Atlanta GA) en collega’s publiceren de studie in Clinical Cancer Research.1

De studie includeerde 23 patiënten met T3-T4a (n=18) of geselecteerd T4b (n=5) NPNSCC die orbitale of base of skull (BOS) resectie nodig hadden. Arm A telde dertien patiënten en arm B tien. Het overall SP-percentage was 30%. In arm A was het percentage 15% (95%-bti 1,9-45,4) en in arm B 50% (18,7-81,3; p=0,57). Onder de achttien patiënten met pathologische T3/T4a ziekte was het overall SP-percentage 39%: in arm A 18% (95%-bti 2,3-51,8) en in arm B 71% (29,0-96,3; p=0,049). Orbit- en BOS-specifieke SP-percentages waren 38% in arm A en 83% in arm B respectievelijk 33% in arm A en 67% in arm B. De meest-gerapporteerde graad 3 of 4 toxiciteiten waren mucositis, anemie, misselijkheid, en lymfopenie. Er waren geen graad 5 gebeurtenissen.

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten neoadjuvante chemotherapie als effectieve interventie voor SP in T3/T4a NPNSCC steunen.

1.Saba NF, Flamand Y, Lin DT et al. Neoadjuvant chemotherapy and surgery versus surgery for organ preservation of T3 and T4a nasal and paranasal sinus squamous cell carcinoma: ECOG-ACRIN EA3163. Clin Cancer Res 2025; epub ahead of print

Summary: The multicenter randomized ECOG-ACRIN EA3163 trial found that neoadjuvant chemotherapy followed by surgery was an effective intervention compared to surgery alone for structure preservation in T3/T4a nasal and paranasal sinus squamous cell carcinoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Prospectieve analyse van associaties van preklinische en klinische obesitas met risico van 28 typen maligniteiten (0)
2025-05-14 12:00   ( Nieuws )
Tags:  UK Biobank preclinical and clinical obesity cancer risk
Prof. Michael LeitzmannObesitas is een bekende risicofactor voor maligniteiten, maar body mass index houdt geen rekening met vetdistributie, lichaamssamenstelling, en de metabole activiteit van vetweefsel. Een prospectieve analyse in de UK Biobank heeft de associaties van preklinische obesitas (excess adipositas zonder bestaande orgaandisfunctie) en klinische obesitas (met orgaandisfunctie) met het risico van 28 typen maligniteiten onderzocht. Prof. Michael Leitzmann (Universiteit van Regensburg, Duitsland) en collega’s publiceren de analyse in eClinical Medicine.1

Onder de 459.342 deelnemers van de UK Biobank (leeftijd 40 tot 70 jaar bij inclusie tussen begin 2006 en eind 2010) hadden 67% geen obesitas, 20% preklinische obesitas, en 13% klinische obesitas. Tijdens 11,6 jaar follow-up werden in het cohort 47.060 incidente diagnosen van maligniteiten gesteld. Preklinische obesitas was (vergeleken met geen obesitas) geassocieerd met verhoogd risico van elf typen maligniteiten: van slokdarm, maag cardia, lever, galweg, pancreas, colorectum, endometrium, postmenopauzale borst, fataal-prostaat, nier, en schildklier. Klinische obesitas was geassocieerd met verhoogd risico van twaalf typen maligniteiten, met sterkere associaties met metabool-gedreven maligniteiten zoals levercelcarcinoom, endometriumcarcinoom, colorectaalcarcinoom, en pancreascarcinoom, en ook met longcarcinoom. Zowel preklinische als klinische obesitas waren invers geassocieerd met het risico van niet-fataal prostaatcarcinoom. In het UK Biobank-cohort verklaarde preklinische obesitas 5,5% (95%-bti 4,7-6,3) en klinische obesitas 4,3% (3,6-4,9) van de obesitas-gerelateerde maligniteiten.

De onderzoekers concluderen dat de link tussen preklinische obesitas en verhoogd risico van maligniteiten suggereert dat de obesitas-gerelateerde carcinogenese begint voordat klinisch-detecteerbare abnormaliteiten kunnen worden waargenomen.

1.Leitzmann MF, Stein ML, Baurecht H, Freisling H. Excess adiposity and cancer: evaluating a preclinical-clinical obesity framework for risk stratification. eClinMed 2025.103247

Summary: Analysis of the prospective UK Biobank found associations of preclinical obesity with increased risk of 11 cancer types across multiple organ systems.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve cohortstudie van somatische tumor next-generation sequencing in veteranen met metastatisch prostaatcarcinoom (0)
2025-05-13 15:00   ( Nieuws )
Tags:  mPCa NGS
Dr. Kosh YamoahRichtlijnen bevelen next-generation sequencing (NGS) van tumoren in patiënten met metastatisch prostaatcarcinoom (mPCa) aan om potentieel actionabele veranderingen in mPCa-gerelateerde genen te identificeren. Non-Hispanic Black (NHB)-mannen zijn slecht vertegenwoordigd in precisie-oncologie cohort, zodat er geen duidelijkheid is over verschillen in frequenties van veranderingen tussen NHB en NHW-mannen. Een retrospectieve cohortstudie van NHB- en NHW-veteranen met mPCa heeft deze verschillen geïnventariseerd. Dr. Kosj Yamoah (Moffitt Cancer Center, Tampa FL) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1


De studie includeerde 5015 veteranen met mPCa die NGS ondergingen (1784 NHB- en 3231 NHW-veteranen; gemiddelde leeftijd bij inclusie 67,4 ± 9,0 jaar). Negen van de top tien meest-veranderde genen waren dezelfde in NHB- en NHW-veteranen, maar de frequenties van de veranderingen liepen uiteen met ras/etniciteit. De figuur laat zien dat NHB-ras/etniciteit geassocieerd was met hogere waarschijnlijkheid van genomische verandering in SPOP en in immuuntherapie-targets, waaronder MSI-status, terwijl NHW-ras/etniciteit geassocieerd was met hogere waarschijnlijkheid van genomische veranderingen in de AKT/PI3K-route, de androgeenreceptor-as en tumorsuppressorgenen. TP53-veranderingen waren in gelijke mate geassocieerd met slechte overleving in zowel NHB- als NHW-mannen.

De onderzoekers concluderen dat deze resultaten de waarde van genomisch testen in mPCa onderstrepen.

1.Valle LF, Li J, Desai H et al. Somatic tumor next-generation sequencing in US veterans with metastatic prostate cancer. JAMA Network Open 2025;8:e259119

Summary: A retrospective cohort study of non-Hispanic Black and non-Hispanic White US veterans with metastatic prostate cancer identified differences between both groups in frequency of genomic alterations in prostate cancer-related genes and pathways.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van eerstelijns nab-paclitaxel en gemcitabine met of zonder tocilizumab voor gevorderd pancreascarcinoom (0)
2025-05-13 13:30   ( Nieuws )
Tags:  aPaC
Dr. Inna ChenTocilizumab is een gehumaniseerd antilichaam gericht op de interleukine-6 receptor. Een gerandomiseerde fase 2 studie van de Universiteitsziekenhuizen van Kopenhagen en Oslo heeft toevoeging van tocilizumab aan eerstelijns nab-paclitaxel en gemcitabine voor gevorderd pancreascarcinoom (aPaC) geëvalueerd. Dr. Inna Chen (Kopenhagen) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde 147 aPaC-patiënten met modified Glasgow prognostic score 1 of 2, die 1:1 werden gerandomiseerd naar gemcitabine 1000 mg/m2 en nab-paclitaxel 125 mg/m2 op dagen één, acht, en vijftien (GemNab) met of zonder tocilizumab 8 mg/kg op dag één (Toc) van vier-weekse cycli. Het primaire eindpunt van de studie was overall survival (OS)-percentage na zes maanden (OS6).

De mediane follow-up was 8,1 maanden (IQR 4,2-13,9). De OS6 was 68,8% in de GemNabToc-groep vergeleken met 62,0% in de GemNab-groep (p=0,459). Na achttien maanden was het OS-percentage significant beter in de GemNabToc-groep dan in de GemNab-groep (27,1% versus 7,0%; p=0,001). Er waren geen verschillen tussen de groepen in mediane OS, PFS, en ORR. De incidentie van graad 3 of hoger treatment-related adverse events was 88,1% in de GemNabToc-groep en 63,4% in de GemNab-groep (p<0,001). GemNabToc was geassocieerd met verminderd spierverlies dan GemNab, met mediaan verschil + 0,1% vergeleken met -3,4% na twee maanden (p=0,0012) en +0,7% vergeleken met -3,4% na vier maanden (p=0,036). Toevoeging van Toc aan GemNab had geen effect op het gehalte van het cachexie-bevorderende eiwit growth differentiation factor 15 (GDF15).

De onderzoekers concluderen dat de studie geen OS6-profijt heeft laten zien en dat de TRAEs toenamen met toevoeging van Toc aan GemNab, maar dat deze toevoeging wel een resulteerde in betere OS na achttien maanden en in significante vermindering van spierverlies, onafhankelijk GDF15.

1.Chen IM, Johansen JS, Theile S et al. Randomized phase II study of nab-paclitaxel and gemcitabine with or without tocilizumab as first-line treatment in advanced pancreatic cancer: survival and cachexia. J Clin Oncol 2025; epub ahead of print

Summary: A randomized phase 2 trial in Denmark and Norway found that among patients with advanced pancreatic cancer, addition of tocilizumab to first-line nab-paclitaxel and gemcitabine did not result in improvement of OS after 6 months and did result in increase of grade > 3 TRAEs, but did also result in improved OS at 18 months and a significant anticachexia effect.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)