Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Fase 1-studie van cemiplimab voor gevorderd cutaan squameus celcarcinoom in niertransplantatie-ontvangers (0)
2024-01-23 16:00   ( Nieuws )
Tags:  aCSCC in kidney transplant recipients cemiplimab
Dr. Glenn HannaCemiplimab (anti-PD-1) is goedgekeurd voor de behandeling van lokaal-gevorderd of metastatisch cutaan squameus celcarcinoom (aCSCC). Ontvangers van solide-orgaantransplantie zijn geëxcludeerd uit studies van immuuntherapie. In deze ontvangers is chronische immuunsuppressie vereist om afstoting van het orgaan te voorkomen, zodat de antitumorrespons of PD-1 remmers verzwakt kan zijn. Een fase 1- studie van Dana-Farber Cancer Institute (Boston MA) heeft cemiplimab voor aCSCC in niertransplantatie-ontvangers geëvalueerd. Dr. Glenn Hanna en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde volwassen aCSCC-patiënten met geschiedenis van niertransplantatie tenminste zes maanden voor inclusie, een ECOG performance status 2 of beter, en adequate orgaanfunctie. Zeven tot tien dagen voor aanvang van de immuuntherapie werden de patiënten overgezet van hun oorspronkelijke immuunsuppressieve regime op dagelijks een mTOR-remmer (sirolimus of everolimus) plus prednison. Zodra de mTOR trough niveau 4-6 ng/ml was bereikt begon de immuuntherapie met intraveneus cemiplimab 350 mg iedere drie weken gedurende ten hoogste twee jaar (35 doses) of tot ziekteprogressie of niet-acceptabele toxiciteit. Pulse-dose prednison 40 mg werd gegeven vanaf de dag voor het begin van elke cyclus tot en met de derde dag van elke cyclus, gevolgd door 20 mg eenmaal daags op dagen vier tot en met zes, en vervolgens 10 mg eenmaal daags tot de dag voor het begin van de volgende cyclus. Het primaire eindpunt was percentage patiënten met afstoting van de nier. Secundaire eindpunten waren percentage met respons, duur van respons, en overleving.

De studie includeerde twaalf patiënten. Er waren geen gevallen van afstoting van het transplantaat. De figuur toont dat er respons werd gezien in vijf van elf evalueerbare patiënten (46%; 90%-bti 22-73), onder wie twee met respons die langer dan een jaar aanhield. Graad 3 of hoger treatment-related adverse events werden gezien in vijf van twaalf patiënten (42%). Eén patiënt overleed aan angioedeem en anafylaxe, toegeschreven aan het overzetten op de mTOR-remmer. De mediane progressievrije overleving was 22,5 maanden (90%-bti 1,2-29,8) en de mediane overall survival was 22,5 maanden (2,9-29,8) met een drie-maands OS-percentage van 72% (43-88).

De onderzoekers concluderen dat gebruik van een mTOR-remmer met pulse-dose prednison een nieuwe methode kan zijn om afstoting van getransplanteerde nieren te voorkomen onder patiënten die PD-1 remmer krijgen voor aCSCC.

1.Hanna GJ, Dharanesswaran H, Globbie-Hurder A et al. Cemiplimab for kidney transplant recipients with advanced cutaneous squamous cell carcinoma. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: A phase 1 trial at Dana-Farber Cancer Institute (Boston, MA) found that use of an mTOR inhibitor plus pulsed dose prednisone may be a novel method to prevent kidney allograft rejection in transplant recipients receiving immunotherapy for advanced cutaneous squamous cell carcinoma.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Concurrente profilering van weefsel en ctDNA voor detectie van actionabele mutaties in een multicancer cohort (0)
2024-01-23 14:30   ( Nieuws )
Tags:  concurrent tissue and ctDNA profiling in a multicancer cohort
Prof. Al BensonWeefsel-gebaseerde next-generation sequencing (NGS) van solide tumoren is standaard voor het identificeren van somatische mutaties die kunnen worden behandeld met gerichte therapie. NGS van circulerend tumor DNA (ctDNA) kan ook dergelijke mutaties identificeren. Een multicenterstudie in de Verenigde Staten heeft concurrente weefsel- en ctDNA-NGS geëvalueerd onder patiënten met stadium IV niet-kleincellig long-, mamma-, prostaat-, of colorectaalcarcinoom. Prof. Al Benson (Northwestern University, Chicago IL) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie includeerde 3209 patiënten (mediane leeftijd bij diagnose van stadium IV ziekte 65,3 jaar; 52,8% vrouwen) die sequencing ondergingen tussen mei 2020 en december 2022. De figuur laat zien dat overall in 1448 patiënten (45,1%) een actionabele mutatie werd gedetecteerd, en dat de meeste mutaties werden gezien in zowel weefsel als ctDNA, maar dat 9,3% van de mutaties alleen in ctDNA werden gezien en 24,1% alleen in weefsel. Onder de patiënten met mammacarcinoom (n=352) werden de meeste ctDNA-actionabele varianten (55%) gezien in het ESR1-gen, resulterend in een 24,7% toename van de identificatie van patiënten met een ESR1-mutatie vergeleken met alleen weefsel-NGS.

De onderzoekers concluderen dat concurrente NGS van tumorweefsel en ctDNA resulteerde in substantiële toename van de detectie van actionabele mutaties vergeleken met alleen weefsel-NGS.

1.Iams WT, Mackay M, Ben-Schachar R et al. Concurrent tissue and circulating tumor DNA molecular profiling to detect guideline-based targeted mutations in a multicancer cohort. JAMA Network Open 2024;7:e2351700

Summary: A multicenter study of a multicancer cohort found additional value of concurrent tissue and ctDNA profiling for detecting targetable mutations.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Determinanten van kiezen voor actieve surveillance onder mannen met laag-risico prostaatcarcinoom (0)
2024-01-23 13:00   ( Nieuws )
Tags:  TOPCS low-risk prostate cancer determinants of uptake of active surveillance
Prof. Jinping XuActieve surveillance (AS) is de strategie van voorkeur voor laag-risico prostaatcarcinoom (LRPC), maar er is weinig informatie beschikbaar over de determinanten van het kiezen voor AS. De Treatment Options in Prostate Cancer Study (TOPCS) van Wayne State University (Detroit MI) includeerde mannen (leeftijd 75 jaar of jonger) met nieuw-gediagnostiseerd LRPC tussen begin 2014 en juli 2017 in de registraties van metro-Detroit en Georgia, die informatie gaven over factoren die van invloed waren op de keuze voor AS. Prof. Jinping Xu en collega’s publiceren de studie in Cancer.1

Onder de 1688 deelnemers kozen 57% voor AS (51% van de zwarte deelnemers en 61% van de witte deelnemers). In gecorrigeerde analyses waren leeftijd, ras, en opleidingsniveau niet geassocieerd met de keus voor AS. De sterkste determinant van kiezen voor AS was aanbeveling door een uroloog (gecorrigeerde prevalentieratio 6,59; 95%-bti 4,84-8,97). Andere factoren die geassocieerd waren met de beslissing AS te accepteren waren gedeelde patiënt-behandelaar beslissing, meer kennis over de ziekte, en wonen in Detroit versus Georgia). Lagere waarschijnlijkheid van kiezen voor AS werd gezien onder mannen van wie de keus sterk werd beïnvloed door streven naar ‘genezing’ of ‘langer leven’, en mannen die hun LRPC-diagnose als meer ernstig zagen.

De onderzoekers concluderen dat de meerderheid van de patiënten met nieuw-gediagnostiseerd LRPC voor AS kozen, en dat de studie determinanten van de keus voor of tegen AS heeft geïdentificeerd.

1.Xu J, Bock CH, Janisse J et al. Determinants of active surveillance uptake in a diverse population-based cohort of men with low-risk prostate cancer: the Treatment Options in Prostate Cancer Study (TOPCS). Cancer 2024.35190

Summary: The TOPCS study at Wayne State University (Detroit, MI) found that among men with newly diagnosed low-risk prostate cancer, 57% chose active surveillance (AS), with AS recommendation by a urologist as strongest determinant of this choice.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Bevolkings-gebaseerde studie van invasief cervixcarcinoom na bivalent HPV-vaccinatie in Schotland (0)
2024-01-22 16:00   ( Nieuws )
Tags:  cervical cancer bivalent HPV vaccination
Dr. Kirsty RoyHoog-risico HPV kan cervixcarcinoom veroorzaken. Een bevolkings-gebaseerde observationele studie in Schotland heeft de impact van leeftijd bij vaccinatie, dosering, en deprivatiescore van de omgeving op de incidentie van invasief cervixcarcinoom geïnventariseerd. Dr. Kirsty Roy (Public Health Scotland, Glasgow) en collega’s publiceren de studie in het Journal of the National Cancer Institute.1

De studie includeerde vrouwen geboren tussen begin 1988 en 5 juni 1996 met in juli 2020 beschikbare gegevens in het Schotse cervixcarcinoom-screeningsprogramma. Onder de vrouwen die waren een bivalent HPV-vaccin toegediend hadden gekregen op de leeftijd van 12 of 13 jaar werden geen gevallen van invasief cervixcarcinoom gezien, ongeacht het aantal doses. Onder vrouwen die gevaccineerd waren op de leeftijd van 14 tot en met 22 jaar en drie doses van het bivalente vaccin gekregen hadden was de incidentie van invasieve ziekte significant lager dan onder niet-gevaccineerde vrouwen: 3,2 per 100.000 (95%-bti 2,1-4,6) versus 8,4 per 100.000 (7,2-9,6). De incidentie van invasief cervixcarcinoom was significant hoger onder de vrouwen in gebieden met de hoogste deprivatiescore (Scottish Index of Multiple Deprivation 1) dan onder vrouwen in gebieden met de laagste deprivatiescore (SIMD 5): 10,1 per 100.000 (95%-bti 7,8-12,8) versus 3,9 per 100.000 (2,6-5,7), en vrouwen in SIMD 1 gebieden hadden een significante reductie van de incidentie na drie doses van het vaccin: 2,29 per 100.000 (0,62-5,86) versus 13,1 per 100.000 (9,95-16,9) voor niet-gevaccineerde vrouwen.

De onderzoekers concluderen dat het bivalente vaccin indien gegeven op de leeftijd van 12 of 13 jaar ontwikkeling van cervixcarcinoom voorkomt, ongeacht het aantal doses. Voor significante effectiviteit van het vaccin onder op latere leeftijd gevaccineerde vrouwen zijn drie doses vereist.

1.Palmer TJ, Kavanagh K, Cuschieri K et al. Invasive cervical cancer incidence following bivalent human papillomavirus vaccination: a population-based observational study of age at immunization, dose, and deprivation. J Natl Cancer Inst 2024; djad263

Summary: A population-based observational study in Scotland found that a bivalent HPV vaccine prevents the development of invasive cervical cancer and that even 1 dose confers benefit if given at 12-13 years of age. At older ages, 3 doses are required for statistically significant vaccine effectiveness.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

SEER-analyse van overlevingsverschillen tussen patiënten met secundair versus de novo acute myeloïde leukemie (0)
2024-01-22 14:30   ( Nieuws )
Tags:  sAML versus dnAML survival
Dr. Ephrem SedetaHet is niet duidelijk of er overlevingsverschillen bestaan tussen patiënten met secundair AML (sAML) en patiënten met de novo AML (dnAML) onderscheiden naar leeftijd bij diagnose, ontvangst van chemotherapie, en het type maligniteit voorafgaand aan de sAML-diagnose. Een analyse van de SEER-database heeft deze verschillen geïnventariseerd. Dr. Ephrem Sedeta (Brookdale University Hospital Medical Center, Brooklyn NY) en collega’s publiceren de analyse in Cancer.1

In de database identificeerden de onderzoekers 47.704 patiënten met een AML-diagnose tussen begin 2001 en eind 2018. Overall hadden de patiënten met sAML een 8% hoger risico van overlijden aan AML vergeleken met dnAML-patiënten (HR 1,08; 95%-bti 1,05-1,11). Deze dispariteit was groter onder patiënten met lagere leeftijd bij diagnose, in het bijzonder onder patiënten die chemotherapie kregen voor AML (HR 1,14; 95%-bti 1,10-1,19). Onder patiënten in de leeftijd van 20 tot 65 jaar die chemotherapie kregen waren de HRs versus dnAMLhet hoogst met antecedent myelodyplastisch syndroom (HR 2,04; 95%-bti 1,83-2,28), ovariumcarcinoom (1,91; 1,19-3,08), hoofd-halscarcinoom (1,55; 1,02-2,36), leukemie (1,45; 1,12-1,89), en non-Hodgkin lymfoom (1,42; 1,20-1,69). Onder de patiënten in de leeftijd 65 jaar of ouder die chemotherapie kregen waren de HRs versus dnAML het hoogst met voorafgaand cervixcarcinoom (HR 2,42; 95%-bti 1,15-5,10) en myelodysplastisch syndroom (1,28; 1,19-1,38). In de studie periode verbeterde de vijf-jaars relatieve overleving met 0,3% per jaar voor sAML en met 0,86% per jaar voor dnAML, waarmee de overlevingskloof toenam van 7,2% in de periode 2001 tot en met 2003 tot 14,3% in de periode 2012 tot en met 2014.

De onderzoekers concluderen dat er significant overlevingsdispariteiten between tussen sAML en dnAMLop basis van leeftijd bij diagnose, ontvangst van chemotherapie, en antecedente maligniteit.

1.Sedeta E, Jemal A, Nisotel L, Sung H. Survival difference between secondary and de novo acute myeloid leukemia by age, antecedent cancer types, and chemotherapy receipt. Cancer 2024.35214

Summary: Analysis of the SEER database showed that significant survival disparities exist between secondary AML and de novo AML on the basis of age at diagnosis, chemotherapy receipt, and antecedent cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Prognostische impact van MMR-status in adjuvant RT-behandeld vroeg-stadium endometrioïd endometriumcarcinoom (0)
2024-01-22 13:00   ( Nieuws )
Tags:  adjuvant RT for EEC prognostic impact of mismatch repair status
Dr. Lara HathoutEr is geen duidelijkheid over de prognostische impact van mismatch repair (MMR)-status onder patiënten die radiotherapie krijgen voor stadium I of II endometrioïd endometriumcarcinoom (EEC). Een retrospectieve studie onder patiënten van elf centra in de Verenigde Staten heeft deze impact geïnventariseerd. Dr. Lara Hathout (The State University of New Jersey, New Brunswick) en collega’s publiceren de studie in het International Journal of Radiation Oncology.1

De studie includeerde 744 patiënten (mediane leeftijd bij diagnose 65 jaar; 69,4% blank; 84% FIGO stadium I; 73% FIGO graad 1 of 2). MMR-deficiëntie (dMMR) werd gezien in 234 patiënten (31,5%), en behouden MMR (pMMR) in 510 patiënten (68,5%). Onder deze patiënten kregen 558 (75%) alleen adjuvante vaginale brachytherapie (VBT) terwijl de overige 186 patiënten (25%) VBT plus external beam radiotherapy (EBRT) kregen. Met mediaan 43,5 maanden follow-up waren in het gehele cohort de recidiefvrije overlevings- en overall survival percentages 84% respectievelijk 92,5%. De RFS was inferieur voor dMMR vergeleken met pMMR (74,3% versus 88,6%; p<0,001). Voor het eindpunt OS werd geen significant verschil gezien tussen beide groepen (90,8% versus 93,2%; p=0,5). In multivariate analyse was dMMR-status geassocieerd met slechtere RFS (HR 1,86; p=0,001) maar niet OS.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten die adjuvante radiotherapie kregen voor vroeg-stadium EEC de MMR-status onafhankelijk geassocieerd was met RFS maar niet OS.

1.Hathout L, Sherwani ZK, Alegun J et al. Prognostic impact of mismatch repair status in early-stage endometrial cancer treated with adjuvant radiation: a multi-institutional analysis. Int J Radiat Oncol Biol Biophys 2024.01.203

Summary: A retrospective study at 11 US centers found that among patients receiving adjuvant radiotherapy for early-stage endometrioid endometrial cancer, MMR status was independently associated with RFS but not OS.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van neoadjuvante chemo-immuuntherapie voor potentieel resectabel stadium IIIA of IIIB NSCLC (0)
2024-01-21 16:00   ( Nieuws )
Tags:  Neo-Pre-IC trial potentially resectable stage IIIA B NSCLC neoadjuvant sintilimab plus chemotherapy
Prof. Kewei MaEr is geen duidelijkheid over de waarde van neoadjuvante chemo-immuuntherapie voor mogelijk resectabel stadium IIIA of IIIB niet-kleincellig longcarcinoom. De fase 2-studie Neo-Pre-IC in het Eerste Ziekenhuis van de Universiteit van Jilin (China) heeft de neoadjuvante combinatie van sintilimab (anti-PD-1) met nab-paclitaxel en carboplatine voor potentieel resectabel stadium IIIA of IIIB geëvalueerd. Prof. Kewei Ma en collega’s publiceren de studie in eClinicalMedicine.1




De studie includeerde patiënten die bij de initiële diagnose werden beoordeeld als niet geschikt voor R0-resectie. De patiënten kregen twee of drie cycli neoadjuvante chemo-immuuntherapie gevolgd door chirurgische resectie en systematische klierdissectie. Het primaire eindpunt was twee-jaars ziektevrije-overlevingspercentage in de groep patiënten die chirurgie ondergingen.

Onder de 30 geïncludeerde patiënten ondergingen 20 R0-resectie. Objectieve respons werd gezien in 55% (95%-bti 37,2-72,8), ziektecontrole in 96,7% (90,3-99,9), en downstaging in 80% (65,7-94,3). Onder de 20 patiënten die chirurgie ondergingen was het percentage met majeure pathologische respons 65% (95%-bti 43,4-82,9) en het percentage met pathologisch complete respons 40% (21,2-46,3). Het twee-jaars DFS-percentage in de groep die chirurgie had ondergaan was 75% (95%-bti 56-94) met significant betere twee-jaars DFS in de MPR-groep vergeleken met de niet-MPR groep (p=0,00024). Drie patiënten (10%) hadden graad 3 of hoger immuun-gerelateerde bijwerkingen, onder wie één patiënt met graad 5 bronchopleurale fistel.

De onderzoekers concluderen dat neoadjuvante chemo-immuuntherapie resulteerde in een hoog percentage patiënten met goede pathologische respons en twee-jaars ziektevrije overleving.

1.Sun C, Wang X, Xu Y et al. Efficiency and safety of neoadjuvant PD-1 inhibitor (sintilimab) combined with chemotherapy in potentially resectable stage IIIA/IIIB non-small cell lung cancer: Neo-Pre-IC, a single-arm phase 2 trial. eClinMed 2024.102422

Summary: The phase 2 Neo-Pre-IC trialat Jilin University (China) found high rates of pathological response and tw-year disease-free survival after neoadjuvant sintilimab plus chemotherapy for potentially resectable stage IIIA/IIIB NSCLC.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Gerandomiseerde fase 2-studie van olaparib, olaparib plus cediranib, of paclitaxel voor platina-resistent ovariumcarcinoom (0)
2024-01-21 14:30   ( Nieuws )
Tags:  OCTOVA trial PROC
Dr. Shibani NicumDe meeste patiënten met epitheliaal ovariumcarcinoom vertonen aanvankelijk respons op chemotherapie, maar in de meerderheid van deze patiënten wordt uiteindelijk recidief gezien. Er is behoefte aan nieuwe behandelopties voor platina-resistent ovariumcarcinoom (PROC). De gerandomiseerde fase 2-studie OCTOVA in vijftien centra in het Verenigd Koninkrijk evalueerde olaparib monotherapie (O) en olaparib plus cediranib (O+C) als alternatief voor chemotherapie (wekelijks paclitaxel, wP) voor PROC. Dr. Shibani Nicum (University College London) en collega’s publiceren de studie in het British Journal of Cancer.1

De studie includeerde 139 patiënten met recidiverende ziekte binnen twaalf maanden na platina-chemotherapie (90% platina-resistente ziekte; 22% na eerdere PARP-remmer; 34% na eerdere antiangiogene therapie; 30% met kiemlijn BRCA1/2-mutaties). De patiënten werden gerandomiseerd naar O (300 mg tweemaal daags), O + C (300 mg tweemaal daags/ 20 mg eenmaal daags), of wP (80 mg/m2). Het primaire eindpunt van de studie was progressievrije overleving voor O versus O + C. De figuur laat zien dat de mediane PFS significant beter was met O + C dan met alleen O, terwijl er geen significant verschil was tussen alleen O en alleen wP. Na 12 en 18 maanden was er geen significant verschil in overall survival voor O versus wP en O versus O + C (de studie had niet voldoende statistisch vermogen om deze mogelijke verschillen te detecteren). De belangrijkste treatment-related adverse events waren diarree (4% graad 3) en hypertensie (4% graad 3) met O + C.

De onderzoekers concluderen dat OCTOVA activiteit van chemotherapievrije O + C heeft laten zien in vrouwen met PROC.

1.Nicum S, McGregor N, Austin R et al. Results of a randomised phase II trial of olaparib, chemotherapy, or olaparib and cediranib in patients with platinum-resistant ovarian cancer. Br J Cancer 2024-02567-6

Summary: The multicenter phase 2 OCTOVA trial in the United Kingdom found activity of olaparib plus cediranib for platinum-resistant recurrent ovarian cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)