Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Plasma-argininespiegel als predictieve biomarker van uitkomsten met ICIs voor metastatisch colorectaalcarcinoom (0)
2024-12-05 13:00   ( Nieuws )
Tags:  CO.26 trial post hoc analysis ICIs for mCRC plasma arginine
Dr. Lucy MaHet aminozuur arginine speelt een rol in de regulering van activiteit van T-cel lymfocyten. Argininedeficiëntie in de micro-ongeving van de tumor kan resulteren in gestoorde T-celrespons. Een post hoc analyse van de Canadese CO.26 studie heeft de associatie tussen de plasma-argininespiegel en de uitkomsten met immuuncheckpointremmers (ICIs) voor metastatisch colorectaalcarcinoom onderzocht. Dr. Lucy Ma (Princess Margaret Cancer Centre, Toronto) en collega’s publiceren de analyse in het Journal for ImmunoTherapy of Cancer.1

CO.26 randomiseerde 180 patiënten met refractair mCRC naar durvalumab plus tremelimumab (D+T) versus beste ondersteunende zorg (BSC). Onder de 180 patiënten in de studie waren baseline plasma-arginine waarden bekend voor 161 patiënten. De mediane baseline plasma-argininespiegel was 10.700 ng/ml; deze waarde werd gebruikt als afsnijwaarde tussen arginine-hoog en arginine-laag patiënten. De figuur laat zien dat de baseline plasma-argininespiegel niet geassocieerd was met overall survival in de BSC-arm, maar wel in de D+T arm (mediane OS 7,62 maanden in de arginine-hoog groep versus 5,27 maanden in de arginine-laag groep (HR 0,68; p=0,048). Onder arginine-hoog patiënten was D+T vergeleken met BSC geassocieerd met significant betere OS (mediaan 7,62 maanden versus 3,09 maanden; HR 0,61; p=0,047); dit was niet het geval onder de arginine-laag patiënten (mediaan 5,27 maanden versus 4,27 maanden; HR 0,87; p=0,61).

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten die D+T kregen voor mCRC, een hoge baseline plasma-argininespiegel voorspellend was voor betere OS.

1.Ma LX, Titmuss E, Loree JM et al. Plasma arginine as a predictive biomarker for outcomes with immune checkpoint inhibition in metastatic colorectal cancer: a correlative analysis of the CCTG CO.26 trial. J ImmunoTher Cancer 2024-010094

Summary: Post hoc analysis of the Canadian CO.26 trial found that high baseline plasma arginine level was predictive of improved overall survival in patients receiving durvalumab plus tremelimumab for metastatic colorectal cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multinationale fase 2-studie van alpelisib plus fulvestrant voor PIK3CA-gemuteerd HR-positief aBC na een CDK4/6-remmer (0)
2024-12-04 16:00   ( Nieuws )
Tags:  BYLieve trial PIK3CA-mutated HR-positive advanced breast cancer
Prof. Hope RugoDe SOLAR-1 studie heeft werkzaamheid laten zien van de PI3K-remmer alpelisib plus fulvestrant voor HR-positief HER2-negatief PIK3CA-gemuteerd gevorderd mammacarcinoom (aBC). Cohort A van de multinationale fase 2-studie BYLieve evalueerde de combinatie van alpelisib plus fulvestrant voor PIK3CA-gemuteerd aBC na progressie op of na een CDK4/6-remmer plus een aromataseremmer als onmiddellijk voorafgaande behandeling. Prof. Hope Rugo (University of California San Francisco) en collega’s publiceren resultaten van het cohort in The Lancet Oncology.1




BYLieve werd uitgevoerd in 114 centra in achttien landen. De studie includeerde volwassen patiënten met een ECOG performance status 2 of beter, met niet meer dan twee eerdere lijnen van systemische therapie en niet meer dan één eerdere lijn chemotherapie. In cohort A kregen de patiënten oraal alpelisib 300 mg eenmaal daags (continu) plus intramusculair fulvestrant 500 mg op dag één van elke vier-weekse cyclus en op dag vijftien van de eerste cyclus. Het primaire eindpunt was percentage patiënten zonder ziekteprogressie na zes maanden onder de patiënten met centraal-bevestigde PIK3CA-gemuteerde tumoren.

Onder de 127 in het cohort geïncludeerde patiënten met tenminste 18 maanden follow-up waren er 119 met centraal-bevestigde PIK3CA-mutatie. Op het moment van data cutoff voor de nu gepubliceerde analyse was de mediane follow-up 21,8 maanden (IQR 10,8-37,6). Vierenzestig patiënten (53,8%; 95%-bti 44,4-63,0) waren na zes maanden in leven zonder ziekteprogressie. De meest-frequente graad 3 of hoger adverse events waren hyperglycemie (29%) van de patiënten, rash (10%) en maculopapulaire rash (9%). Ernstige AEs werden gezien in 29%. Er waren geen graad 5 TRAEs.

De onderzoekers concluderen dat alpelisib plus fulvestrant werkzaam was met manageable toxiciteit onder patiënten met PIK3CA-gemuteerd HR-positief HER2-negatief aBC na progressie op een CDK4/6-remmer plus een aromataseremmer.

1.Rugo HS, Lerebours F, Ciruelos E et al. Alpelisib plus fulvestramt in PIK3CA-mutated, hormone receptor-positive advanced breast cancer after a CDK4/6 inhibitor (BYLieve): one cohort of a phase 2, multicentre, open-label, non-comparative study. Lancet Oncol 2024;25:E629-E638

Summary: Cohort A of the multinational phase 2 BYLieve study found activity with manageable toxicity of alpelisib plus fulvestrant for PIK3CA-mutated, HR-positive, HER2-negative advanced breast cancer after progression on a CDK4/6 inhibitor plus an aromatase inhibitor.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 2-studie van tremelimumab plus durvalumab als neoadjuvante of niet-operatieve strategie voor MSI-H G/GEJ-adenocarcinoom (0)
2024-12-04 14:30   ( Nieuws )
Tags:  INFINITY study
Dr. Filippo PietrantonioOnder patiënten met resectabel adenocarcinoom van maag of slokdarm-maagovergang (GAC/GEJAC) is microsatellietinstabiliteit (MSI-H) geassocieerd met betere overleving, maar beperkt profijt van chemotherapie. Het is denkbaar dat immuuntherapie de noodzaak van chemotherapie of chirurgie kan elimineren. De multicenter fase 2-studie INFINITY in Italië heeft de combinatie van tremelimumab plus durvalumab (TD) als neoadjuvante of niet-operatieve managementstrategie voor resectabel GAC/GEJAC geëvalueerd. Dr. Filippo Pietrantonio (Istituto Nazionale dei Tumori, Milaan) en collega’s publiceren de studie in Annals of Oncology.1

INFINITY werd uitgevoerd in twee cohorten. Cohort 1 includeerde 18 patiënten die neoadjuvant TD kregen voor resectabel dMMR/MSI-H GAC/GEJAC tussen mei 2021 en maart 2022. De patiënten ondergingen chirurgie tussen week 15 en week 18. Het primaire eindpunt was percentage patiënten met pathologisch complete respons (pCR) of majeure pathologische respons (MPR). Onder de 15 evalueerbare patiënten werden pCR en MPR gezien in 60% respectievelijk 80%. Met mediaan 28,1 maanden follow-up waren de 24-maands percentages voor GC-specifieke overleving en overall survival 85% respectievelijk 92%.

Omdat het pCR-percentage in patiënten met T4-tumoren slechts 17% bedroeg werden T4-patiënten geëxcludeerd voor cohort 2, dat tussen januari 2023 en januari 2024 18 patiënten includeerde die TD kregen. Eén patiënt besloot na één cyclus toch geopereerd te willen worden. Onder de 17 evalueerbare patiënten hadden 13 klinisch complete respons. Deze patiënten ondergingen geen chirurgie. Met mediaan 11,5 maanden follow-up werd lokale hergroei gezien in één patiënt die chirurgie onderging. Het 12-maands gastrectomievrije overlevingspercentage was 64,2%.

De onderzoekers concluderen dat TD een veelbelovende chemotherapie-vrije neoadjuvante strategie is voor resectabel dMMR/MSI-H GAC/GEJAC, en dat INFINITY de eerste feasibiliteits-resultaten biedt van TD als non-operative management strategie in deze setting.

1.Raimondi A, Lonardi S, Murgioni S et al. Tremelimumab and durvalumab as neoadjuvant or non-operative management strategy of patients with microsatellite instability-high resectable gastric or gastroesophageal junction adenocarcinoma: the INFINITY study by GONO. Ann Oncol 2024.11.016

Summary: The multicenter phase 2 INFINITY study in Italy found promising activity of a chemo-free tremelimumab-durvalumab regimen as preoperative treatment in dMMR/MSI-H GAC/GEJAC and provided the first available feasibility results of a non-operative management strategy in this disease setting.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Cross-sectionele studie van prevalentie van pijn in patiënten die behandeld worden voor maligniteiten en overlevers (0)
2024-12-04 13:00   ( Nieuws )
Tags:  pain prevalence in cancer patients and survivors
Dr. David BalayssacPijn is een invaliderend symptoom van maligniteiten en hun behandeling. Een Frankrijk-brede cross-sectionele studie heeft de prevalentie van pijn in patiënten met maligniteiten en overlevers van maligniteiten geïnventariseerd. Dr. David Balayssac (Université Clairmont Auvergne) en collega’s publiceren de studie in het International Journal of Cancer.1

De onderzoekers voerden tussen januari en april 2023 een web-gebaseerde survey uit. Onder de 1029 respondenten waren 518 patiënten die behandelde werden voor een maligniteit en 511 overlevers die de behandeling hadden afgesloten. Pijn werd gerapporteerd door 49,2% (95%-bti 44,8-53,6) van de patiënten en door 40,1% (35,8-44,5) van de overlevers. Onder de patiënten die pijn rapporteerden was chronische pijn meer prevalent onder overlevers (99,0%) dan onder patiënten (87%). Er waren geen significante verschillen tussen de groepen in rapporteren van neuropathische pijn of pijnintensiteit. In beide groepen had de pijn een negatieve impact op kwaliteit van leven. Het gebruik van analgetica was meer frequent onder de patiënten dan onder de overlevers. Factoren die geassocieerd waren met hogere waarschijnlijkheid van het rapporteren van pijn waren mammacarcinoom, overgewicht of obesitas, en slechtere algemene gezondheidsstatus.

De onderzoekers concluderen dat pijn een veel-voorkomend symptoom is in Franse patiënten met maligniteiten en overlevers.

1.Ragusa C, Pereira B, Balayssac D. Assessment of pain prevalence in cancer patients undergoing anticancer treatments and in cancer survivors after completion of anticancer treatments: a French nationwide cross-sectional study. Int J Cancer 2024.35280

Summary: A nationwide, web-based survey in France found that pain was reported by 49.2% of patients undergoing cancer treatment and by 40.1% of cancer survivors who completed their treatment.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 3-studie van HR20013 voor preventie van chemotherapie-geïnduceerde misselijkheid en braken (0)
2024-12-03 16:00   ( Nieuws )
Tags:  PROFIT trial chemotherapy-induced nausea and vomiting HR20013
Prof. Li ZhangHR20013 is een nieuwe intraveneuze fixed-dose gemengde formulering van fosrolapitant en palonosetron (PALO). De multicenter noninferioriteits fase 3-studie PROFIT in China vergeleek HR20013 plus dexamethason (DEX) versus fosaprepitant (FAPR) plus PALO plus DEX voor de preventie van chemotherapie-geïnduceerde misselijkheid en braken (CINV) onder patiënten die hoog-emetogene chemotherapie (HEC) kregen. Prof. Li Zhang (Sun Yat-sen Universiteit, Guangzhou) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde chemotherapie-naïeve patiënten die cisplatine-gebaseerde HEC kregen. De patiënten werden voor de eerste twee cycli 1:1 gerandomiseerd naar HR20013 + DEX (n=373) of FAPR + PALO + DEX (n-373). Het primaire eindpunt was overall (0-120 uur) complete respons (CR: geen braken en geen rescue medicatie) in cyclus één. Het overall CR-percentage was 77,7% met HR20013 + DEX en 78,2% met FAPR + PALO + DEX, waarmee noninferiteit van HR20013 + DEX versus FAPR + PALO + DEX was aangetoond (p<0,01). Een secundair eindpunt was CR-percentage in de beyond delayed phase (120-168 uur) in cyclus één. Deze bedroeg 90,3% met HR20013 + DEX versus 86,5% met FAPR + PALO + DEX (p=0,11). In cyclus twee rapporteerden meer patiënten in de HR20013 + DEX groep dan in de FAPR + PALO + DEX groep geen impact van de CINV op het dagelijk leven in de delayed phase (24-120 uur) en de beyond delayed phase. Er waren geen significante verschillen tussen de twee groepen in incidentie van treatment-related adverse events.

De onderzoekers concluderen dat HR20013 + DEX niet-inferieur was aan FAPR + PALO + DEX en goed verdragen werd, met de mogelijkheid tot verlaging van de impact van CINV op het dagelijks leven.

1.Zhou H, Zhao Y, Zhang M et al. Randomized, phase III trial of mixed formulation of fosrolapitant and palonosetron (HR20013) in prevention of cisplatin-based highly emetogenic chemotherapy-induced nauseas and vomiting: PROFIT. J Clin Oncol 2024-01308

Summary: The multicenter noninferiority phase 3 PROFIT trial in China found that the combination of HR20013 (mixed formulation of fosrolapitant and palonosetron) and dexamethasone was nofinferior to fosaprepitant plus palonosetron plus dexamethasone for preventing high-emetogenic chemotherapy induced nausea and vomiting, was well tolerated, and had the protential to reduce the impact of CINV on daily life.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

SEER-database analyse van impact van COVID-19 pandemie op incidentie, behandeling, en mortaliteit van mammacarcinoom (0)
2024-12-03 14:30   ( Nieuws )
Tags:  breast cancer COVID-19 pandemic
Dr. José Pablo LeoneDe COVID-19 pandemie heeft geleid tot verstoringen in de diagnose en behandeling van maligniteiten. Een analyse van de SEER-database heeft de impact van het eerste jaar van de pandemie op incidentie, behandeling, en mortaliteit van mammacarcinoom (BC) in de Verenigde Staten geïnventariseerd. Dr. José Pablo Leone (Dana-Farber Cancer Institute, Boston MA) en collega’s publiceren de studie in Breast Cancer Research & Treatment.1

In de SEER-database identificeerden de onderzoekers 37.834 patiënten met nieuw-gediagnostiseerd DCIS en 199.594 patiënten met nieuw-gediagnostiseerd invasief BC tussen begin 2018 en eind 2020. Vergeleken met 2019 nam in 2020 de incidentie van DCIS in vrouwen af van 36,4 tot 31,0 per 100.000 en de incidentie van invasief BC van 184,2 tot 166,6 per 100.000. De relatieve reducties in incidentie in 2020 vergeleken met 2019 onder vrouwen waren 14,8% voor DCIS; 12,1% voor stadium I; 5,8% voor stadium II; 2,6% voor stadium III; en 1,9% voor stadium IV. Onder patienten met invasief BC nam in 2020 vergeleken met 2018 en 2019 gebruik van chirurgie en radiotherapie af terwijl gebruik van chemotherapie toenam. De twaalf-maands mortaliteitspercentages waren 4,49% in 2018; 4,37% in 2019; en 4,57% in 2020. Deze verschillen waren in Cox-analyse niet statistisch significant.

De onderzoekers concluderen dat tijdens het eerste jaar van de COVID-19 pandemie de incidentie van BC significant afgenomen is.

1.Leone JP, Leone J, Hassett MJ et al. Incidence, treatment patterns, and mortality for patients with breast cancer during the first year of the COVID-19 pandemic: a population-based study. Breast Cancer Res Treat 2024-07562-w

Summary: Analysis of the SEER database found that during 2020 compared with 2019 the incidence of breast cancer decreased significantly, while there were reductions in surgery and radiation use, while the use of chemotherapy increased. There were no differences in 12-month mortality in 2020 compared with 2018 and 2019.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter gerandomiseerde studie van home-based exercise en self-management na resectie van NSCLC (0)
2024-12-03 13:00   ( Nieuws )
Prof. Catherine GrangerPatiënten met niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) hebben over het algemeen lage niveaus van fysiek functioneren. Een gerandomiseerde studie in twee academische ziekenhuizen in Melbourne (Australië) heeft een home-based exercise en self-management programma na resectie van NSCLC geëvalueerd. Prof. Catherine Granger (University of Melbourne) en collega’s publiceren de studie in JAMA Network Open.1

De studie includeerde patiënten die na resectie van nieuw-gediagnostiseerd NSCLC gerandomiseerd werden naar een interventiegroep of een controlegroep. De interventie was een drie-maands programma. De eerste sessie werd voor ontslag in het ziekenhuis gegeven, en de twaalf volgende sessies werden telefonisch begeleid door een fysiotherapeut. De deelnemers kregen een boekje waarin de thuis uit te voeren oefeningen (aërobische en krachttrainingen) beschreven werden, en een dagboek voor het aangeven van de compliantie en klachten, en een stappenteller. De intensiteit van het programma werd aangepast aan het functieniveau van de patiënt. De patiënten werden gedurende een jaar gevolgd. Het primaire eindpunt was zelf-gerapporteerd fysiek functioneren (EORTC QLQ-C30 fysiek functioneren domein) na drie maanden.

De interventiegroep en controlegroep bestonden beide uit 58 patiënten (gemiddelde leeftijd 66,4 ± 9,6 jaar; 58,6% vrouwen). Er waren 103 patiënten (88,8%) die na drie maanden evalueerbaar waren voor het primaire eindpunt, en 95 (81,9%) met gegevens na zes en twaalf maanden. Voor het primaire eindpunt was er geen significant verschil tussen beide groepen (gemiddelde score 77,3 ± 20,9 versus 76,3 ± 18,8). Patiënten in de interventiegroep hadden na drie maanden wel significant hogere exercise capacity, algemene kwaliteit van leven, en exercise self-efficacy. Deze verschillen werd ook na zes maanden gezien. Er waren geen majeure adverse events. De overlevingspercentages na twaalf maanden verschilden niet significant tussen de groepen (97% versus 95%).

De onderzoekers concluderen dat na resectie van NSCLC een home-based exercise en self-management programma niet resulteerde in verbetering van zelf-gerapporteerd fysiek functioneren maar wel in verbetering van andere belangrijke klinische uitkomsten.

1.Granger CL, Edbrooke L, Antippa P et al. Home-based exercise and self-management after lung cancer resection. A randomized clinical trial. JAMA 2024;7:e2447325

Summary: A randomized trial at two tertiary hospitals in Melbourne (Australia) found that after lung cancer resection is home based exercise and self-management program did not improve physical function, but did improve secondary endpoints, including quality of life, exercise capacity, and self-efficacy.



  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Hoog risico van veneuze trombo-embolie in het laatste levensjaar van Zweedse patiënten met maligniteiten (0)
2024-12-02 16:00   ( Nieuws )
Tags:  VTE events in last year of life of cancer patients
Prof. Peter StrangHet risico van veneuze trombo-embolie (VTE) is verhoogd onder patiënten met maligniteiten. Een registratiestudie in Zweden heeft het risico van VTE-gebeurtenissen in het laatste levensjaar van deze patiënten geïnventariseerd. Prof. Peter Strang (Karolinska Instituut, Stockholm) en zijn collega dr. Torbjörn Schultz publiceren de studie in Cancers.1

De studie includeerde 27.413 patiënten die tussen begin 2015 en eind 2023 overleden aan een maligniteit. Onder deze patiënten had 13,6% tenminste één VTE-gebeurtenis in het laatste levensjaar. De figuur laat zien dat het risico van VTE toenam tijdens elke volgende maand in het laatste jaar voor overlijden. Deze figuur laat zien dat er een temporele trend was van toename van het risico van VTE-gebeurtenissen in het laatste levensjaar. Factoren die geassocieerd waren met verhoogd risico van VTE-gebeurtenissen in het laatste levensjaar waren jeugdigere leeftijd en vrouwelijk geslacht.

De onderzoekers concluderen dat onder Zweedse patiënten die overleden aan een maligniteit het risico van VTE in het laatste levensjaar hoog was en per maand voor het overlijden toenam.

1.Strang P, Schultz T. High rate of thromboembolic events in the last year of life of cancer patients: a registry study. Cancers 2024;16:4031

Summary: A registry study in Sweden found that venous thromboembolism is common in the last year of life of cancer patients and increases month by month.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)