Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Gerandomiseerde studie van robot-geassisteerde versus video-geassisteerde lobectomie voor niet-kleincellig longcarcinoom (0)
2024-07-14 15:00   ( Nieuws )
Tags:  resectable NSCLC RAL versus LAL
Prof. Hecheng LiIn retrospectieve studies is gezien dat lange-termijn overleving en perioperatieve uitkomsten vergelijkbaar waren met robot-geassisteerde lobectomie (RAL) en video-geassisteerde lobectomie (VAL) onder patiënten met resectabel niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC), maar beide typen lobectomie zijn nog niet vergeleken in een gerandomiseerde studie. De gerandomiseerde RVlob-studie in het Ruijin Ziekenhuis (Shanghai, China) heeft uitkomsten met RAL versus LAL voor NSCLC vergeleken. Prof. Hecheng Li en collega’s publiceren de studie in eClinicalMedicine.1

De studie includeerde 320 patiënten die 1:1 werden gerandomiseerd naar RAL (n=157) of VAL (n=163). Een primair eindpunt was drie-jaars overall survival percentage, en een secundair eindpunt was drie-jaars ziektevrije-overlevingspercentage. De mediane follow-up was 58,0 maanden. De figuur laat zien dat OS en DFS niet significant verschilden tussen beide groepen. Het drie-jaars OS-percentage was 94,6% met RAL versus 91,5% met VAL (HR 0,65; p=0,21), en het drie-jaars DFS-percentage was 88,7% met RAL versus 85,4% met VAL (HR 0,87; p=0,62).

De onderzoekers concluderen dat RVlob de eerste gerandomiseerde studie was die heeft laten zien dat RAL niet-inferieur was aan VAL voor resectabel NSCLC.

1.Niu Z, Cao Y, Du M et al. Robotic-assisted versus video-assisted lobectomy for resectable non-small-cell lung cancer: the RVlob randomized controlled trial. eClinMed 2024.102707

Summary: The randomized RVlob trial, at Ruijin Hospital (Shanghai, China), found that robotic-assisted lobectomy was noninferior to video-assisted lobectomy for resectable non-small cell lung cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Overleving met neoadjuvant docetaxel, oxaliplatine, en S-1 gevolgd door chirurgie en adjuvant S-1 voor LAGC in PRODIGY (0)
2024-07-14 13:30   ( Nieuws )
Tags:  phase 3 PRODIGY study updated survival outcomes
Prof. Yoon-Koo KangDe fase 3-studie PRODIGY, in achttien centra in Zuid-Korea, randomiseerde patiënten met resectabel lokaal-gevorderd maagcarcinoom (LAGC) 1:1 naar D2-chirurgie gevolgd door acht cycli adjuvant S-1 (SC-groep; n=246) of neoadjuvant docetaxel, oxaliplatine plus S-1 (DOS) gevolgd door D2-chirurgie en adjuvant S-1 (CSC-groep; n=238). In 2021 is gepubliceerd dat de progressievrije overleving significant beter was in de CSC-groep dan in de SC-groep. Prof. Yoon-Koo Kang (Universiteit van Ulsan, Seoel) en collega’s publiceren nu in het Journal of Clinical Oncology lange-termijn overall survival resultaten van de studie.1

Op het moment van de nu gepubliceerde analyse was de mediane follow-up 99,5 maanden. De acht-jaars overall survival percentages waren 63,0% in de CSC-groep en 55,1% in de SC-groep (HR 0,72; p=0,027). In langere follow-up bleef ook het PFS-voordeel met de neoadjuvante behandeling behouden (HR 0,70; p=0,016).

De onderzoekers concluderen dat neoadjuvante DOS-chemotherapie resulteerde in verbetering van de OS in Koreaanse patiënten met LAGC.

1.Kang Y-K, Kim H-D, Yook JH et al. Neoadjuvant docetaxel, oxaliplatin, and S-1 plus surgery and adjuvant S-1 for resectable advanced gastric cancer: updated overall survival outcomes from phase III PRODIGY. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: The phase 3 PRODIGY trial, at 18 centers in South Korea) found that neoadjuvant docetaxel, oxaliplatin, and S-1 chemotherapy, as part of perioperative chemotherapy, prolonged the overall survival of Korean patients with locally advanced gastric cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Single-center fase 2-studie van ibrutininib monotherapie voor recidiverend of refractair CNS-lymfoom (0)
2024-07-14 12:00   ( Nieuws )
Tags:  PCNSL SCNSL ibrutinib monotherapy
Dr. Christian GrommesIbrutinib is een first-in-class remmer van Bruton tyrosinekinase. Een eerdere studie van Memorial Sloan Kettering Cancer Center (New York) heeft de veiligheid en korte-termijn antitumoractiviteit van ibrutinib in twintig patiënten met recidiverend of refractair (R/R) primair of secundair lymfoom van het centraal zenuwstelsel (PCNSL/SCNSL) laten zien. Dr. Christian Grommes en collega’s publiceren nu in Clinical Cancer Research lange-termijn uitkomsten na inclusie van 26 additionele patiënten.1


In dit expansiecohort kregen 31 PCNSL- en 15 SCNSL-patiënten ibrutinib 840 mg eenmaal daags. De mediane follow-up was 49,9 maanden onder patiënten met PCNSL en 62,1 maanden onder patiënten met SCNSL. Respons werd gezien in 23 van 31 (74%) PCNSL-patiënten onder wie 12 met complete respons en in 9 van 15 (60%) SCNSL-patiënten onder wie 7 met complete respons. De mediane progressievrije overleving onder de PCNSL-patiënten was 4,5 maanden (95%-bti 2,8-9,2), met mediane duur van respons in de 23 responders van 5,5 maanden. Onder de SCNSL-patiënten was de mediane PFS 5,3 maanden (95%-bti 1,3-14,5), met mediane duur van respons in de 9 responders 8,7 maanden. Exploratieve biomarkeranalyse suggereerde dat mutaties in TBL1XR1 geassocieerd waren met lange-termijn respons in PCNSL. Klaring van circulerend tumor DNA uit cerebrospinaal vocht was geassocieerd met complete en langdurige respons op ibrutinib.

De onderzoekers concluderen dat ibrutinib monotherapie actief was voor R/R CNS lymfoom.

1.Grommes C, Nandakumar S, Schaff LR et al. A phase II study assessing long-term response to ibrutinib monotherapy in recurrent or refractory CNS lymphoma. Clin Cancer Res 2024; epub ahead of print

Summary: A phase 2 study at Memorial Sloan Kettering Cancer Center (New York, NY) confirmed single-agent activity of ibrutinib for R/R CNS lymphoma and identified molecular determinants of response.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Gerandomiseerde fase 2-studie van nab-paclitaxel met hetzij S-1 of gemcitabine voor gevorderd pancreascarcinoom (0)
2024-07-13 15:00   ( Nieuws )
Tags:  aPC nab-paclitaxel plus S-1 versus nab-paclitaxel plus gemcitabine
De introductie van multidrug chemotherapie-regimes, zoals FOLFIRINOX en nab-paclitaxel plus gemcitabine (AG) heeft geresulteerd in verbeterde overleving van patiënten met gevorderd pancreascarcinoom (aPC) maar de toxiciteit van deze regimes beperkt de toepasbaarheid. Een gerandomiseerde fase 2-studie van de Huazhong Universiteit van Wetenschap en Technologie (Wuhan, China) heeft de veiligheid en werkzaamheid van de combinatie van nab-paclitaxel en S-1 (AS) voor aPC vergeleken met die van AG. Dr. Tao Zhang en collega’s publiceren een interimanalyse van de studie in The Oncologist.1

De studie includeerde niet-eerder behandelde patiënten met niet-resectabel lokaal-gevorderd of metastatisch PC die 1:1 werden gerandomiseerd naar zes drie-weekse cycli AS (intraveneus nab-paclitaxel 125 mg/m2 op dagen één en acht plus oraal S-1 80 tot 120 mg tweemaal daags afhankelijk van het lichaamsoppervlak van de patiënt) of zes drie-weekse cycli AG (intraveneus nab-paclitaxel 125 mg/m2 op dagen één en acht plus intraveneus gemcitabine 1000 mg/m2 op dagen één en acht). Het primaire eindpunt was progressievrije overleving.

De studie includeerde 62 patiënten die werden gerandomiseerd naar AS (n=32) of AG (n=30). De vooraf-geplande interimanalyse werd uitgevoerd na mediaan 8,36 maanden follow-up. De figuur laat zien dat de progressievrije overleving en overall survival significant langer waren met AS dan met AG. Objectieve respons werd gezien in 37,5% van de AS-patiënten en 6,67% van de AG-patiënten (p=0,005). In beide groepen waren neutropenie en leukopenie de meest-frequente graad 3 of 4 bijwerkingen. De studie werd voortijdig gestopt wegens de duidelijke overlevingsvoordelen van AS versus AG.

De onderzoekers concluderen dat eerstelijns AS voor aPC resulteerde in significant langere PFS en OS dan AG, met een vergelijkbaar veiligheidsprofiel.

1.Jin M, Liu H-L, Ma H et al. Nab-paclitaxel plus S-1 versus nab-paclitaxel plus gemcitabine in patients with advanced pancreatic cancer: a multicenter, randomized, phase II study. The Oncologist 2024.oyae171

Summary: A randomized phase 2 study in China found that among patients with advanced pancreatic cancer the first-line regimen of nab-paclitaxel plus S-1 resulted in better PFS and OS when compared with nab-paclitaxel plus gemcitabine, with a comparable safety profile.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Single-center studie van mutaties die geassocieerd zijn met hooggradige irAEs van immuuntherapie voor NSCLC (0)
2024-07-13 13:30   ( Nieuws )
Tags:  NSCLC patients receiving immunotherapy mutations associated with high-grade irAEs
Dr. Fei XingHooggradige immuungerelateerde bijwerkingen (irAEs) van immuuntherapie kunnen doserings-beperkend zijn en de lange-termijn behandelingsopties van patiënten veranderen. Het voorspellen van de incidentie van hooggradige irAEs kan van belang zijn voor de behandelkeus. Een retrospectieve studie van Wake Forest University School of Medicine (Winston Salem NC) heeft mutaties geïnventariseerd die geassocieerd zijn met het voorkomen van irAEs onder patiënten die immuuntherapie kregen voor niet-kleincellig longcarcinoom. Dr. Fei Xing en collega’s publiceren de studie in Clinical Lung Cancer.1

De studie includeerde 430 patiënten die tussen begin 2015 en eind 2022 een immuuncheckpointremmer (ICI) met of zonder chemotherapie kregen voor stadium III of IV NSCLC. Hooggradige en laaggradige irAEs werden gezien in 15,2% respectievelijk 46,2% van de patiënten. De meest-voorkomende irAEs waren respiratoir en gastroïntestinaal. De distributie van met of zonder irAEs was similar tussen de groepen met en zonder chemotherapie. Mutaties in vijf genen (MYC, TEK, FANCA, FAM123B, en MET) waren gecorreleerd met verhoogd risico van hooggradige irAEs. Onder patiënten met adenocarcinoom waren mutaties in TEK, MYC, FGF19, RET, en MET geassocieerd met hooggradige irAEs; onder patiënten met squameus NSCSL waren ERBB2-mutaties geassocieerd met hooggradige irAEs.

De onderzoekers concluderen dat specifieke mutaties geassocieerd waren met hooggradige irAEs onder patiënten die ICIs met of zonder chemotherapie kregen voor NSCLC.

1.Smith MR, Wang Y, Dixon CB et al. Mutations associated with high-grade irAEs in NSCLC patients receiving immunotherapies. Clin Lung Cancer 2024.07.003

Summary: A retrospective study at Wake Forest University (Winston Salem, NC) found that specific tumor mutations were associated with the incidence of high-grade irAEs in NSCLC patients receiving ICIs with or without chemotherapy. 


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Etniciteit-geassocieerde ERBB2-amplificatie in patiënten met maagadenocarcinoom (0)
2024-07-13 12:00   ( Nieuws )
Tags:  AACR Project GENIE ethnic disparities in ERBB2 amplification in gastric cancer
Dr. Kamran IdreesDe incidentie van maagadenocarcinoom (GC) neemt af, maar er zijn ras-/etniciteit-geassocieerde dispariteiten in de incidentie en uitkomsten van GC. Personen met een Hispanic etniciteit worden op jeugdigere leeftijd gediagnostiseerd met GC en hebben slechtere uitkomsten dan non-Hispanic personen. Het AACR Project GENIE (‘Genomics Evidence Neoplasia Information Exchange’) is een multicenter registratie van real-world data van patiënten met maligniteiten. Dr. Kamran Idrees (Vanderbilt University Medical Center, Nashville TN) en collega’s publiceren in het Journal of the National Cancer Institute een analyse van etniciteit-geassocieerde ERBB2-amplificatie in GENIE-patiënten met GC.1




De analyse includeerde 1019 patiënten. Onder Hispanic patiënten hadden significant hogere percentages ERBB2-amplificatie dan onder patiënten met andere etniciteit (13,9%, vergeleken met 9,8% in non-Hispanic White; 8,1% in non-Hispanic Asian; 11,0% in non-Hispanic Black; p<0,001; false discovery rate adjusted q<0,001). In gecorrigeerde modellen hadden Hispanic patiënten hogere waarschijnlijkheid van ERBB2-amplificatie dan non-Hispanic White patiënten (OR 2,52; p=0,015).

De onderzoekers concluderen dat deze bevindingen de rol van genomische factoren in GC-dispariteiten onderstrepen.

1.Mirza MB, Choi J, Marincola Smith P et al. ERBB2 amplification in gastric cancer: a genomic insight into ethnic disparities. J Natl Cancer Inst 2024/djae147

Summary: A study of tumor genomic patterns in gastric adenocarcinoma patients in the AACR Project GENIE found that Hispanic patients had higher rates of ERBB2 amplification than patients with other ethnicities.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van respons-aangepaste lage-dosering radiotherapie voor orbitaal indolent B-cel lymfoom (0)
2024-07-12 15:00   ( Nieuws )
Tags:  orbital indolent BCL response-adapted low dose radiotherapy
Dr. Chelsea PinnixDe standaard-behandeling voor indolent B-cel lymfoom (BCL) van de adnexen van het oog is radiotherapie (RT) in doseringen 24 tot 36 Gy. Deze behandeling is geassocieerd met verhoogd risico van oculaire adverse effects. Een fase 2-studie van MD Anderson Cancer Center (Houston TX) heeft respons-aangepaste lage-dosering RT voor orbitaal indolent BCL geëvalueerd. Dr. Chelsea Pinnix en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

De studie includeerde 50 patiënten (mediane leeftijd 63 jaar; range 29-88; 62% vrouwen; 62% stadium I ziekte, 72% nieuw-gediagnostiseerd) met stadium I tot en met IV indolent BCL van de oculaire adnexen die werden behandeld tussen juli 2015 en februari 2021. De patiënten kregen ‘ultralage-dosering’ radiotherapie van 4 Gy in twee fracties. De respons werd iedere drie maanden geïnventariseerd. Patiënten met persistente ziekte kregen 20 Gy in tien fracties aangeboden om de respons-aangepaste behandeling te voltooien. Met mediaan 37,4 maanden follow-up was het twee-jaar lokale-controlepercentage 89,4% (95%-bti 81,0-98,7) en het twee-jaars overall survival percentage 98,0% (94,1-100). Vijfenveertig patiënten (90,0%; 95%-bti 78,2-96,7) hadden complete respons op de respons-aangepaste behandeling, onder wie 44 met alleen ultralage-dosering radiotherapie en één na additionele 20 Gy. Onder patiënten met complete respons werden geen lokale recidieven gezien. In een geplande subsetanalyse van 22 patiënten met nieuw-gediagnostiseerd stadium I MALT-lymfoom was het twee-jaars lokale-controlepercentage 90,7% (95%-bti 79,2-100) en het twee-jaars freedom from distant relapse percentage 95,2% (86,6-100).

De onderzoekers concluderen dat respons-aangepaste ultralage-dosering radiotherapie voor indolent orbitaal BCL resulteerde in verlaagde stralingsblootstelling, verwaarloosbare toxiciteit, en uitstekende ziekte-uitkomsten.

1.Pinnix CC, Dabaja BS, Gunther JR et al. Response-adapted ultralow-dose radiation therapy for orbital indolent B-cell lymphoma. A phase 2 nonrandomized controlled trial. JAMA Oncol 2024.2112

Summary: A phase 2 trial at MD Anderson Cancer Center (Houston, TX) found that response-adapted radiotherapy for orbital indolent B-cell lymphoma resulted in reduced radiation exposure, negligible toxic effects, and excellent disease outcomes.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Meta-analyse van studies van associaties tussen meetbare residuele ziekte en klinische uitkomsten in CML (0)
2024-07-12 13:30   ( Nieuws )
Tags:  CLL MRD and clinical outcomes
Dr. Talal HilalMeetbare residuele ziekte (MRD) refereert aan de aanwezigheid van ziekte op een laag niveau die niet wordt gedetecteerd door conventionele pathologische analyse. De waarde van MRD-status als surrogaat eindpunt voor klinische uitkomsten in chronische lymfatische leukemie (CLL) is niet duidelijk. Een systematisch overzicht en meta-analyse van gepubliceerde prospectieve studies met gerichte therapie of obinutuzumab voor CLL heeft deze waarde onderzocht. Dr. Talal Hilal (Mayo Clinic Arizona, Phoenix) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Oncology.1

In de literatuur tot en met eind juli 2023 identificeerden de onderzoekers elf prospectieve studies (negen gerandomiseerd) van gerichte therapie of obinutuzumab voor CLL, die MRD-status en progressievrije overleving (PFS) rapporteerden. De studies telden tezamen 2765 patiënten. Bereiken van niet-detecteerbare MRD (uMRD) op niveau 0,01% was geassocieerd met PFS-HR 0,28 (p<0,001). In zowel de uMRD-groep als de MRD-groep werd de mediane PFS niet bereikt, maar het 24-maands PFS-percentage was beter in de uMRD-groep (91,9% versus 75,3%; p<0,001). De associatie van uMRD met PFS werd in subgroepanalyses gezien in settings van eerstelijns behandeling (HR 0,24; 95%-bti 0,18-0,33) en recidiverende of refractaire ziekte (0,34; 0,16-0,71).

De onderzoekers concluderen dat de analyse suggereert dat MRD-status een bruikbaar surrogaat-eindpunt is voor PFS in met gerichte therapie of obinutuzumab behandeld CLL.

1.Rios-Olais FA, McGary AK, Tsang M et al. Measurable residual disease and clinical outcomes in chronic lymphocytic leukemia. A systematic review and meta-analysis. JAMA Oncology 2024.2122

Summary: Systematic review and meta-analysis of prospective studies of targeted therapy or obinutuzumab for CLL found that MRD status was a useful surrogate endpoint for PFS.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)