Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

MRI-geleide optimalisering van duur van neoadjuvante chemotherapie voor stadium II of III HER2-positief mammacarcinoom (0)
2024-04-06 15:00   ( Nieuws )
Tags:  phase 2 TRAIN-3 study
Prof. Gabe SonkePatiënten met stadium II of III HER2-positief mammacarcinoom (BC) hebben goede uitkomsten met de combinatie van neoadjuvante chemotherapie en HER2-gerichte middelen. Een hoger aantal cycli neoadjuvante chemotherapie is over het algemeen geassocieerd met hogere percentages patiënten met pathologisch complete respons (pCR), maar vroege complete respons is niet ongebruikelijk. De fase 2-studie TRAIN-3, in 43 centra in Nederland, heeft onderzocht of de duur van de chemotherapie kan worden geïndividualiseerd op basis van MRI-beoordeelde respons. Prof. Gabe Sonke (NKI Amsterdam) en collega’s publiceren eerste resultaten van de studie in The Lancet Oncology.1

De studie includeerde 235 patiënten met HR-positief HER2-positief BC en 232 patiënten met HR-negatief HER2-positief BC. De patiënten hadden een WHO performance status 0 of 1, en de mediane leeftijd was 51 jaar (IQR 43-59). Ze kregen ten hoogste negen cycli neoadjuvante therapie met paclitaxel, trastuzumab, carboplatine, en pertuzumab. De respons werd iedere drie cycli gemonitord met borst-MRI en lymfeklierbiopsie. De patiënten ondergingen chirurgie zodra radiologisch complete respons was vastgesteld. Het primaire eindpunt was gebeurtenisvrije overleving na drie jaar; follow-up voor dit eindpunt is ongoing. De nu gepubliceerde analyse betreft de radiologische en pathologische responspercentages onder patiënten die chirurgie ondergingen, en toxiciteitsgegevens van alle patiënten die tenminste één cyclus behandeling kregen.

De mediane duur van follow-up was 26,4 maanden (IQR 22,9-32,9) voor de patiënten met HR-negatieve ziekte en 31,6 maanden (25,6-35,7) voor de patiënten met HR-positieve ziekte. Onder de patiënten met HR-negatieve tumoren werd radiologische respons na drie cycli gezien in 36% (95%-bti 30-43), na zes cycli in 60% (53-66), en na negen cycli in 73% (66-78); onder de patiënten met HR-positieve tumoren waren deze percentages 29% (24-36), 51% (44-57), en 59% (53-66). Onder de HR-negatieve patiënten met radiologisch complete respons werd pCR gezien in 87% (95%-bti 81-92); onder de HR-positieve patiënten met radiologisch complete respons werd pCR gezien in 53% (44-61). De meest-gerapporteerde graad 3 of 4 adverse events waren neutropenie (37% van de patiënten), anemie (16%), en diarree (12%). Er waren geen graad 5 TRAEs.

De onderzoekers concluderen dat ongeveer eenderde van de patiënten met stadium II of III HR-negatief HER2-positief BC al na drie cycli neoadjuvante systemische therapie pCR had. Complete respons op borst-MRI zou kunnen bijdragen aan het identificeren van patiënten in wie de duur van neoadjuvante chemotherapie verkort kan worden, hoewel de analyse van het primaire eindpunt dient te worden afgewacht.

1.Van der Voort A, Louis FM, van Ramshorst MS et al. MRI-guided optimisation of neoadjuvant chemotherapy duration in stage II-III HER2-positive breast cancer (TRAIN-3): a multicentre, single-arm, phase 2 study. Lancet Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: Interim analysis of the multicenter phase 2 TRAIN-3 trial in The Netherlands found that a third of patients with stage II or III HR-negative and HER2-positive breast cancer had a complete pathological response after only three cycles of neoadjuvant systemic therapy. Complete response on breast MRI could help identify these patients.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Systematisch overzicht en meta-analyse van MRI-gebaseerde versus PSA-gebaseerde screening op prostaatcarcinoom (0)
2024-04-06 13:30   ( Nieuws )
Tags:  MRI-based versus PSA-based PCa screening
Prof. Shahrokh ShariatProstaat-MRI wordt in toenemende mate gebruikt in de screening op prostaatcarcinoom (PCa). Een systematisch overzicht en meta-analyse van gepubliceerde studies heeft de diagnostische waarde van MRI-gebaseerde screening vergeleken met die van PSA-gebaseerde screening. Prof. Shahrokh Shariat (Medische Universiteit Wenen) en collega’s publiceren de analyse in JAMA Oncology.1

In PubMed/MEDLINE, Embase, Cochrane/Central, Scopus, en Web of Science tot en met mei 2023 identificeerden de onderzoekers twaalf voor het onderwerp relevante gerandomiseerde studies of prospectieve cohortstudies die rapporteerden over de diagnostische waarde van prostaat-MRI in de setting van PCa-screening. De studies telden tezamen 80.114 deelnemers. Vergeleken met standaard PSA-gebaseerde screening resulteerde gebruik van MRI als sequentiële screening (PI-RADS score ≥ 3 cutoff voor biopsie) geassocieerd met hogere waarschijnlijkheid van detectie van klinisch significant PCa (csPSA; gedefinieerd als ISUP graad 2 of hoger) in geval van positief testresultaat (OR 4,15; p≤0,001), lagere waarschijnlijkheid van biopsie (0,28; p≤0,001), en lagere waarschijnlijkheid van detectie van klinisch niet-significant PCa (0,34; p=0,002), zonder significant verschillen in de dectectie van csPCa (1,02; p=0,86). Implementatie van een PI-RADS score 4 drempel voor biopsieselectie was geassocieerd met verdere verlaging van de waarschijnlijkheid van detectie van klinisch niet-significant PCa (OR 0,23; p=0,048) en uitgevoerde biopsie (0,19; p=0,01) zonder verschillen in csPCa-detectie (0,85; p=0,22).

De onderzoekers concluderen dat integratie van MRI in PCa-screening geassocieerd was met vermindering van gebruik van niet-noodzakelijke biopsie en overdiagnose van insignificant PCa met behoud van csPCa-detectie vergeleken met alleen-PSA screening.

1.Fazekas T, Shim SR, Basile G et al. Magnetic resonance imaging in prostate cancer screening. A systematic review and meta-analysis. JAMA Oncol 2024.0734

Summary: Systematic review and meta-analysis of 12 randomized or prospective cohort studies (80,114 men) found that integrating MRI in prostate cancer screening was associated with reduced number of unnecessary biopsies and overdiagnosis of insignificant prostate cancer while maintaining clinically significant prostate cancer detection as compared with PSA-only screening.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Prevalentie van functionele beperkingen in Amerikaanse overlevers van maligniteiten (0)
2024-04-06 12:00   ( Nieuws )
Tags:  prevalence of functional disability among US cancer survivors
Dr. Jennifer LigibelHet Behavioral Risk Factor Surveillance System inventariseert door middel van telefonische surveys gezondheids-gerelateerde gegevens van inwoners van de Verenigde Staten. Per jaar worden meer dan 400.000 volwassenen ondervraagd. Een analyse van de resultaten over de jaren 2017 tot en met 2022 heeft prevalentie van functionele beperkingen in overlevers van maligniteiten vergeleken met die van personen zonder geschiedenis van een maligniteit. Dr. Jennifer Ligibel (Dana-Farber Cancer Institute, Boston MA) en collega’s publiceren de analyse in het Journal of Clinical Oncology.1

De analyse includeerde 47.768 volwassen overlevers van maligniteiten en 2.432.754 controlepersonen. De functionele beperkingen die geanalyseerd werden waren mobiliteitsbeperkingen (ernstige problemen met lopen en beklimmen van trappen) en zelfverzorgings beperkingen (problemen met aankleden of wassen). De prevalentie van mobiliteitsbeperkingen (27,9% versus 13,4%) en zelfverzorgings beperkingen (7,4% versus 3,8%) was hoger onder de overlevers dan onder de controlepersonen. In multivariabele analyse hadden de overlevers hogere waarschijnlijkheid van rapporteren van mobiliteits- (OR 1,21; 95%-bti 1,16-1,26) en zelf-verzorgings (1,19; 1,10-1,29) beperkingen dan controlepersonen. De prevalentie van mobiliteits- (34,9% versus 26,3%) en zelfverzorgings- (9,8% versus 6,7%) was hoger onder overlevers die actieve behandeling kregen dan onder overlevers die hun behandeling voltooid hadden. Overlevers uit raciale of etnische minderheidsgroepen, met hogere body mass index, lage fysieke activiteit, laag opleidingsniveau, laag inkomen, en maligniteiten/behandeling gerelateerde pijn hadden hogere prevalentie van de beperkingen.

De onderzoekers concluderen dat meer dan een kwart van de Amerikaanse overlevers van maligniteiten mobiliteitsbeperkingen rapporteert, en bijna 10% zelfverzorgings beperkingen.

1.Cao C, Yang L, Schmitz KH, Ligibel JA. Prevalence and cancer-specific patterns of functional disability among US cancer survivors, 2017-2022. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: Analysis of results of the Behavioral Risk Factor Surveillance System (2017-2022) found that over a quarter of US cancer survivors reported mobility disability, and nearly 10% reported self-care disability.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Noninferioriteitsstudie van achterwege laten van axillaire dissectie in mammacarcinoom met schildwachtkliermetastasen (0)
2024-04-05 15:00   ( Nieuws )
Tags:  SENOMAC trial breast cancer with sentinel-node metastases omitting axillary dissection
Dr. Jana de BonifaceEr is geen duidelijkheid over de noodzaak van axillary lymph node dissection (ALND) in patiënten met klinisch kliernegatief mammacarcinoom en schildwachtklier (SLN)-metastasen. De multinationale fase 3-noninferioriteitsstudie SENOMAC heeft de veiligheid van achterwege laten van ALND in deze patiënten geëvalueerd. Dr. Jana de Boniface (Karolinska Instituut, Stockholm) en collega’s publiceren resultaten voor het eindpunt recidiefvrije overleving (RFS) in de studie in The New England Journal of Medicine.1



SENOMAC, uitgevoerd in vijf landen, includeerde patiënten met klinisch kliernegatief T1 tot en met T3 mammacarcinoom met één of twee SLN-macrometastasen (meer dan 2 mm in grootste diameter). De patiënten werden 1:1 gerandomiseerd naar ALND (n=1205) of alleen SLN-biopsie (SLNB; n=1335). Radiotherapie inclusief nodal target volumes werd gegevens aan 88,4% van de ALND-patiënten en 89,9% van de SLNB-patiënten. De mediane duur van follow-up was 46,8 maanden. Recidief of overlijden werd gezien in 191 patiënten in de twee groepen tezamen. De figuur laat zien dat het vijf-jaars RFS-percentage 89,7% (95%-bti 87,5-91,9) was in de SLNB-groep en 88,7% (86,3-91,1) in de ALND-groep.

De onderzoekers concluderen dat alleen SLNB resulteerde in niet-slechtere RFS vergeleken met ALND onder patiënten met klinisch kliernegatief mammacarcinoom met SLN-macrometastasen, van wie de meerderheid nodale radiotherapie kregen (quick take video summary).

1.De Boniface J, Filtenborg Tvedskov T, Rydén L et al. Omitting axillary dissection in breast cancer with sentinel-node metastases. N Engl J Med 2024;390:1163-1175

Summary: The multinational noninferiority phase 3 SENOMAC trial found that omission of complete axillary lymph node dissection was noninferior to more extensive surgery in patients with clinically node-negative breast cancer who had sentinel-node macrometastases, most of whom received nodal radiation therapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van tweedelijns FOLFIRI plus durvalumab met of zonder tremelimumab voor gevorderd G/GEJ-adenocarcinoom (0)
2024-04-05 13:30   ( Nieuws )
Tags:  DURIGAST trial aG GEJ adenocarcinoma FOLFIRI plus durvalumab with or without tremelimumab
Prof. David TougeronDe werkzaamheid van tweedelijns chemotherapie voor gevorderd adenocarcinoom van maag of slokdarm-maagovergang (G/GEJ-adenocarcinoom) is beperkt. De gerandomiseerde niet-comparatieve fase 2-studie PRODIGE 59-FFCD 1707-DURIGAST in 37 centra in Frankrijk heeft de combinatie van tweedelijns FOLFIRI plus durvalumab (anti-PD-L1) met of zonder tremelimumab (anti-CTLA-4) voor gevorderd G/GEJ-adenocarcinoom geëvalueerd. Prof. David Tougeron (Centre Hospitalier Universitaire de Poitiers) en collega’s publiceren de studie in JAMA Oncology.1

De studie includeerde 96 patiënten (28 vrouwen) met gevorderd G/GEJ-adenocarcinoom en progressie na eerstelijns platina-gebaseerde chemotherapie. De mediane leeftijd was 59,7 jaar, 53,3% van de patiënten hadden GEJ-tumoren. De patiënten werden 1:1 gerandomiseerd naar FOLFIRI plus durvalumab (FD-groep; n=48) of FOLFIRI plus durvalumab plus tremelimumab (FDT-groep; n=48). Het primaire eindpunt van de studie was progressievrije overleving na vier maanden. De vier-maands PFS-percentages waren 44,7% in de FD-groep en 55,6% in de FDT-groep, waarmee niet voldaan werd aan de vooraf-gespecificeerde criteria voor werkzaamheid. De objective response rates waren 34,7% met FD en 37,7% met FDT; de mediane progressievrije overleving was 3,8 en 5,4 maanden; en de mediane overall survival was 13,2 maanden en 9,5 maanden. Ziektecontrole na een jaar werd gezien in 14,9% en 24,4%. Graad 3 of 4 treatment-related adverse events werden gezien in 47,8% van de patiënten in beide armen.

De onderzoekers concluderen dat combinatie van FOLFIRI met immuuncheckpointremmers als tweedelijns behandeling voor gevorderd G/GEJ-adenocarcinoom een acceptabel veiligheidsprofiel had maar slechts in een subgroep van patiënten antitumoractiviteit had (visual abstract).

1.Tougeron D, Dahan L, Evesque L et al. FOLFIRI plus durvalumab with or without tremelimumab in second-line treatment of advanced gastric or gastroesophageal junction adenocarcinoma. The PRODRIGE 59-FFCD 1707-DURIGAST randomized clinical trial. JAMA Oncol 2024.0207

Summary: The multicenter phase 2 DURIGAST trial in France found that the combination of FOLFIRI with immune checkpoint inhibitors as second-line treatment for advanced G/GEJ adenocarcinoma had acceptable safety but had antitumor activity only in a subgroup of patients.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 2-studie van cisplatine plus gemcitabine en IMRT voor lokaal-gevorderd vulva squameus celcarcinoom (0)
2024-04-05 12:00   ( Nieuws )
Tags:  GOG Study 279 LA VSCC cisplatine plus gemcitabine and IMRT
Dr. Neil HorowitzEr is geen duidelijkheid over de optimale behandeling van lokaal-gevorderd squameus celcarcinoom van de vulva in patiënten die niet in aanmerking komen voor chirurgie. De multicenter fase-2 NRG Oncology/GOG Study 279 in de Verenigde Staten heeft de combinatie van cisplatine en gemcitabine met intensiteit-gemoduleerde radiotherapie (IMRT) voor deze patiënten geëvalueerd. Dr. Neil Horowitz (Dana-Farber Cancer Institute, Boston MA) en collega’s publiceren de studie in het Journal of Clinical Oncology.1

De studie includeerde 57 patiënten, van wie 52 evalueerbaar waren. De mediane leeftijd was 58 jaar (range 25-58). Veertig patiënten (77%) hadden stadium II of III ziekte. De patiënten kregen 64 Gy IMRT naar de vulva en 50-64 Gy naar de liezen en lage pelvis, in combinatie met cisplatine 40 mg/m2 en gemcitabine 50 g/m2 eens per week tijdens de radiotherapie. Het mediane aantal chemotherapiecycli was 6 (range 1-8). Het primaire eindpunt was complete pathologische respons (CPR). CPR werd gezien in 38 patiënten (73%; 90%-bti 61-83). Het 12-maands progressievrije-overlevingspercentage was 74% (90%-bti 62,2-82,7) en het 24-maands overall survival percentage was 70% (57-79). De meest-gerapporteerde graad 3 of 4 adverse events waren hematologische toxiciteit en stralingsdermatitis. Er was één graad 5 gebeurtenis die waarschijnlijk niet samenhing met de behandeling.

De onderzoekers concluderen dat wekelijks cisplatine en gemcitabine in combinatie met IMRT activiteit had voor lokaal-gevorderd vulvacarcinoom in patiënten die niet in aanmerking kwamen voor chirurgie.

1.Horowitz NS, Deng W, Peterson I et al. Phase II trial of cisplatin, gemcitabine, and intensity-modulated radiation therapy for locally advanced vulvar squamous cell carcinoma: NRG Oncology/GOG Study 279. J Clin Oncol 2024; epub ahead of print

Summary: A multicenter phase 2 trial in the USA found activity of cisplatin plus gemcitabine in combination with IMRT for patients with locally advanced vulvar cancer not amenable to surgery.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Fase 2-studie van PET-gebaseerde pCR-aangepaste chemotherapievrije behandeling voor vroeg HER2-positief mammacarcinoom (0)
2024-04-04 15:00   ( Nieuws )
Tags:  PHERGain trial HER2-positive EBC
Prof. Antonio Llombart-CussacEr is behoefte aan een veilige methode voor de-escalatie van gebruik van chemotherapie voor patiënten met HER2-positief vroeg-stadium mammacarcinoom (EBC). De multinationale fase 2-studie PHERGain heeft een 18F-FDG PET-gebaseerde pathologisch complete respons (pCR)-aangepaste strategie geëvalueerd voor het beoordelen van de mogelijkheid om chemotherapie achterwege te laten. Prof. Antonio Llombart-Cussac en collega’s publiceren de studie in The Lancet.1

PHERGain werd uitgevoerd in 45 centra in zeven Europese landen. De studie includeerde patiënten met centraal-bevestigd HER2-positief stadium I-IIIA invasief operabel EBC met tenminste één PET-evalueerbare lesie. De patiënten werden gestratificeerd voor hormoonreceptorstatus 1:4 gerandomiseerd naar twee groepen. Patiënten in groep A kregen drie-weekse cycli docetaxel, carboplatine, trastuzumab, en pertuzumab (TCHP) . Patiënten in groep B kregen drie-weekse cycli van trastuzumab plus pertuzumab met of zonder endocriene therapie. Voor aanvang van de behandeling en na twee cycli werden PET-scans uitgevoerd. Patiënten in groep B die PET-responders waren zetten trastuzumab plus pertuzumab met of zonder endocriene therapie voort voor nog zes cycli. Patiënten in groep B zonder PET-respons kregen zes cycli TCHP. Na de chirurgie kregen PET-responders in groep B die geen pCR hadden zes cycli TCHP, en alle patiënten kregen ten hoogste achttien cycli trastuzumab en pertuzumab. Primaire eindpunten waren pCR in PET-responders na twee cycli in groep B (reeds gepubliceerd) en percentage patiënten zonder invasieve ziekte (iDFS) na drie jaar in groep B.

Groep A bestond uit 71 patiënten en groep B uit 285, van wie 89% respectievelijk 94% chirurgie ondergingen. Op het moment van de nu gepubliceerde analyse was de mediane duur van follow-up 43,3 maanden (range 0,0-63,0). Het drie-jaars invasieve-ziektevrije percentage in groep B was 94,8% (95%-bti 91,4-97,1), waarmee het primaire eindpunt bereikt werd. Er waren geen nieuwe veiligheidssignalen. Graad 3 of hoger treatment-related adverse events werden gezien in 62% van de patiënten in groep A versus 33% van de patiënten in groep B; serious adverse events werden gezien in 28% respectievelijk 14%. Groep B PET-responders met pCR hadden de laagste incidentie van graad 3 of hoger TRAEs (1%) zonder enige SAEs.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met HER2-positief EBC, een PET-gebaseerde pCR-aangepaste strategie geassocieerd was met uitstekende drie-jaars iDFS. De strategie identificeerde ongeveer één op de drie patiënten met HER2-positief EBC die veilig chemotherapie achterwege konden laten.

1.Pérez-Garcia JM, Cortés J, Ruiz-Borrego M et al. 3-year invasive disease-free survival with chemotherapy de-escalation using an 18F-FDG-PET-based, pathological complete response-adapted strategy in HER2-positive early breast cancer (PHERGain): a randomised, open-label, phase 2 trial. Lancet 2024; epub ahead of print

Summary: The multinational phase 2 PHERGain trial found that among HER2-positive EBC patients, a PET-based, pCR-adapted strategy was associated with an excellent 3-year invasive disease-free survival rate. This strategy identified about a third of patients who had HER2-positive EBC who could safely omit chemotherapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 3-studie van toevoeging van transarteriële chemo-embolisatie aan sorafenib voor HCC met preoperatieve PVTT (0)
2024-04-04 12:30   ( Nieuws )
Tags:  hepatocellular carcinoma with preoperative portal vein tumor thrombus TACE sorafenib
Prof. Ming KuangGeselecteerde patiënten met levercelcarcinoom (HCC) met portal vein tumor thrombus (PVTT) kunnen baat hebben bij chirurgische resectie, en postoperatieve adjuvante therapie zou de incidentie van recidief kunnen verlagen. Een fase 3-studie in vijf centra in China heeft toevoeging van transarteriële chemo-embolisatie (TACE) aan adjuvant sorafenib voor deze patiënten geëvalueerd. Prof. Ming Kuang (Sun Yat-sen Universiteit, Guangzhou) en collega’s publiceren de studie in JAMA Surgery.1

De studie includeerde 158 HCC-patiënten met PVTT (mediane leeftijd 54 jaar; IQR 43-61; 88,6% mannen), die na chirurgie 1:1 werden gerandomiseerd naar oraal sorafenib 400 mg tweemaal daags (begonnen binnen drie dagen na randomisatie) met of zonder TACE (uitgevoerd één dag na de start van sorafenib). Het primaire eindpunt was recidiefvrije overleving. De mediane follow-up was 28,4 maanden. De mediane RFS was significant langer in de TACE plus sorafenib-groep dan in de alleen-sorafenibgroep: 16,8 versus 12,6 maanden (HR 0,57; p=0,002). Ook de mediane overall survival was langer in de TACE plus sorafenib-groep dan in de alleen-sorafenibgroep: 30,4 versus 22,5 maanden (HR 0,57; p=0,02). De meest-waargenomen graad 3 of 4 adverse event was hand-voetsyndroom (29,1% in de TACE plus sorafenib-groep versus 30,4% in de alleen-sorafenibgroep). Geen van de patiënten had een graad 5 AE.

De onderzoekers concluderen dat onder patiënten met HCC en preoperatieve PVTT toevoeging van TACE aan adjuvant sorafenib resulteerde in significante verlenging van RFS en OS, en goed verdragen werd (visual abstract).

1.Peng Z, Fan W, Liu Z et al. Adjuvant transarterial chemoembolization with sorafenib for portal vein tumor thrombus. A randomized clinical trial. JAMA Surg 2024.0506

Summary: A multicenter phase 3 trial in China found that among patients with hepatocellular carcinoma and preoperative portal vein tumor thrombus, addition of transarterial chemoembolization to postoperative sorafenib was associated with significant improvement of recurrence-free and overall survival, and was well tolerated.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)