Logo Jan Blom
Login

Oncologisch onderzoek.nl

Nieuws

Retrospectieve cohortstudie van risico van de ziekte van Parkinson in patiënten met hoofd-halscarcinoom (0)
2024-07-09 13:30   ( Nieuws )
Tags:  HNC PD
Dr. Dong-Kyu KimHoofd-halscarcinomen (HNCs) zijn frequent geassocieerd met neurodegeneratie. Een retrospectieve studie op basis van gegevens in de database van de Korean National Health Insurance Service heeft het risico van de ziekte van Parkinson (PD) in HNC-patiënten geïnventariseerd. Dr. Il Hwan Lee en dr. Dong-Kyu Kim (Hallym Universiteit, Cuncheon, Zuid-Korea) publiceren de studie in Cancers.1

In de database identificeerden de onderzoekers 574 patiënten in de leeftijd van 55 jaar of ouder met een HNC-diagnose tussen begin 2003 en eind 2005, zonder geschiedenis van dementie. Met 1:4 propensity score matching voor sociaal-demografische factoren en jaar van diagnose werden in de database 2296 controlepersonen geselecteerd. Tijdens tien jaar follow-up (4077,7 persoonsjaren in de HNC-groep en 19.301,1 persoonsjaren in de controlegroep) was de incidentie van PD 4,17 per 1000 persoonsjaren in de HNC-groep en 2,18 per 1000 persoonsjaren in de controlegroep (aHR 1,89; 95%-bti 1,08-3,33). De PD-risico’s waren het hoogst onder HNC-patiënten in de leeftijd van 55 tot en met 69 jaar en onder patiënten met mondholtecarcinoom.

De onderzoekers concluderen dat HNC-patiënten een verhoogd risico van PD hebben.

1.Lee IH, Kim D-K. Head and neck cancer: a potential risk factor for Parkinson’s disease? Cancers 2024;16:2486

Summary: A nationwide retrospective study in South Korea found that middle-aged HNC-patients had an increased risk of Parkinson’s disease.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Uitkomsten met chemotherapie en gerichte therapie voor midline laaggradig glioom in jonge kinderen (0)
2024-07-09 12:00   ( Nieuws )
Tags:  midline low-grade gliomas of early childhood
Dr. Margarita ZaytsevaMidline laaggradig glioom (mLGG) in jonge kinderen hebben slechtere prognose dan tumoren met andere locaties en in oudere patiënten. mLGGs zijn geassocieerd met afwijkende activering van de RAS-RAF-MEK route. Een retrospectieve studie van het Dmitry Rogachev Nationaal Medisch Onderzoekscentrum voor Pediatrische Hematologie, Oncologie, en Immunologie (Moskou) heeft uitkomsten met chemotherapie en gerichte therapie geïnventariseerd voor mLGGs in kinderen jonger dan drie jaar. Dr. Margarita Zaytseva en collega’s publiceren de studie in JCO Precision Oncology.1



De studie includeerde 40 patiënten, die moleculaire genetische analyse van tumorweefsel met PCR en RNA-sequencing ondergingen. In 26 patiënten werden KIAA1549::BRAF-fusies gezien, in 6 patiënten BRAF V600E, in 2 patiënten FGFR1::TACC1-fusies, en in 4 patiënten zeldzame fusietranscripten. De mediane follow-up was 3,5 jaar. Dertig patiënten kregen eerstelijns chemotherapie, zonder respons in 24 patiënten (80%). In 27 patiënten werd bij progressie gerichte therapie gestart (trametinib in 22 patiënten) op basis van de moleculaire bepalingen. Gerichte therapie werd gedurende mediaan 16 maanden toegediend, met partiële respons in 12 van 26 (46%) voor respons evalueerbare patiënten. Trametinib monotherapie resulteerde in toxiciteit in zeven patiënten.

De onderzoekers concluderen dat mLGGs in jonge kinderen vaak agressieve tumoren zijn met resistentie tegen chemotherapie. De meeste tumoren bevatten druggable moleculaire veranderingen.

1.Papusha L, Zaytseva M, Panferova A et al. Midline low-grade gliomas of early childhoog: focus on targeted therapies. JCO Precision Oncology 2024.00590

Summary: A retrospective study in Moscow found that midline low-grade gliomas in children younger than three years were frequently (24 of 30 patients) resistant to first-line chemotherapy, while most harbor druggable molecular targets and respond to targeted therapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Laparoscopische versus open gastrectomie voor lokaal-gevorderd maagcarcinoom in oudere patiënten (0)
2024-07-08 15:00   ( Nieuws )
Tags:  LAGC in elderly patients laparoscopic versus open gastrectomy
Dr. Frrancesco PuccettiEr is geen duidelijkheid over de toepasbaarheid van minimaal-invasieve chirurgie voor lokaal-gevorderd maagcarcinoom (LAGC) in oudere patiënten. Een retrospectieve studie van San Raffaele Scientific Institute (Milaan) heeft uitkomsten van laparoscopische chirurgie voor LAGC in oudere patiënten vergeleken met die van open chirurgie. Dr. Francesco Puccetti en collega’s publiceren de studie in Cancers.1

De studie includeerde 62 patiënten in de leeftijd van 75 jaar of ouder, die tussen begin 2015 en eind 2020 in San Raffaele gastrectomie ondergingen voor LAGC, onder wie 31 die laparoscopische chirurgie ondergingen en 31 die open chirurgie ondergingen. Er waren geen significante verschillen tussen beide groepen in patiëntkenmerken. In de laparoscopische versus de open groep waren er significant minder overall complicaties (45,2% versus 71,0%; p=0,039) en pulmonaire complicaties (0 versus 9,7%; p=0,038) en korter verblijf in het ziekenhuis (8 versus 12 dagen; p=0,007). De lymfeklieroogst verschilde niet significant tussen beide groepen. De figuur laat zien dat de overall survival beter was in de laparoscopische groep, en dat er geen verschillen tussen de groepen waren in ziektevrije overleving en ziektespecifieke overleving.

De onderzoekers concluderen dat laparoscopische gastrectomie voor LAGC in oudere patiënten effectief was en geassocieerd was met korte- en lang-termijn voordelen boven open gastrectomie.

1.Puccetti F, Cinelli L, Turi S et al. Short- and long-term advantages of laparoscopic gastrectomy for elderly patients with locally advanced cancer. Cancers 2024;16:2477

Summary: A retrospective study at San Raffaele Scientific Institute (Milan, Italy) found that among elderly patients with locally advanced gastric cancer, laparoscopic gastrectomy provided short- and long-term postoperative benefits when compared with open gastrectomy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 3-studie van totale neoadjuvante therapie met mFOLFIRINOX voor LARC: lange-termijn uitkomsten van PRODIGE 23 (0)
2024-07-08 13:30   ( Nieuws )
Tags:  UNICANCER-PRODIGE 23 LARC total neoadjuvant therapy
Prof. Thierry ConroyStandaard-behandeling van lokaal-gevorderd rectumcarcinoom (LARC) met chemoradiotherapie (CRT), chirurgie, en adjuvante chemotherapie resulteert in goede lokale controle, maar afstandsmetastasen zijn niet ongebruikelijk. De fase 3-studie UNICANCER-PRODIGE 23, in 35 centra in Frankrijk randomiseerde LARC-patiënten (cT3 of cT4 M0) 1:1 naar al of niet neoadjuvante mFOLFIRINOX-chemotherapie voorafgaand aan de preoperatieve CRT. In 2021 is gepubliceerd dat de ziektevrije overleving significant beter was in de groep met mFOLFIRINOX. Prof. Thierry Conroy (Institut de cancérologie de Lorraine, Vandoeuvre-lès-Nancy) en collega’s publiceren nu in Annals of Oncology lange-termijn resultaten van de studie.1

De studie includeerde 461 patiënten die werden gerandomiseerd naar neoadjuvant mFOLFIRINOX voorafgaand aan standaard-therapie (n=231) of standaard-therapie (n=230). Met mediaan 82,2 maanden follow-up waren de zeven-jaars ziektevrijeoverlevingspercentages 67,6% in de neoadjuvante chemotherapiegroep versus 62,5% in de standaard-therapiegroep (p=0,048; RMST verschil 5,73 maanden); de zeven-jaars metastasevrije-overlevingspercentages waren 79,2% versus 72,3% (p=0,021; RMST verschil 6,1 maanden); en de zeven-jaar overall survival percentages waren 81,9% versus 76,1% (p=0,033; RMST verschil 4,37 maanden). Er waren geen nieuwe veiligheidssignalen.

De onderzoekers concluderen dat toevoegen van neoadjuvant mFOLFIRINOX aan standaard-behandeling voor LARC resulteerde in significante verlenging van ziektevrije overleving, metastasevrije overleving, en overall survival.

1.Conroy T, Castan F, Etienne P-L et al. Total neoadjuvant therapy with mFOLFIRINOX versus preoperative chemoradiotherapy in patients with locally advanced rectal cancer: long-term results of the UNICANCER-PRODIGE 23 trial. Ann Oncol 2024.06.019

Summary: Long-term follow-up of the multicenter phase 3 UNICANCER-PRODIGE 23 trial in France found that addition of neoadjuvant mFOLFIRINOX chemotherapy to standard therapy for locally advanced rectal cancer resulted in improved disease-free, metastasis-free, and overall survival.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van infliximab voor steroïden-refractaire hepatitis na ICIs voor maligniteiten (0)
2024-07-08 12:00   ( Nieuws )
Tags:  steroid-refractory immune-related hepatitis infliximab
Dr. Egle RamelyteImmuuncheckpointremmers (ICIs) voor maligniteiten kunnen langdurige respons induceren, maar zijn ook geassocieerd met verhoogd risico van immuungerelateerde bijwerkingen (irAEs). Een relatief frequente irAE is hepatitis, die in veel gevallen goede respons heeft op corticosteroïden. In steroïden-refractaire irHepatitis is nadere therapie vereist. Anti-TNF-antilichamen worden gebruikt voor het management van verschillende irAEs, maar worden niet aanbevolen voor irHepatitis op grond van schaarse rapporten van drug-induced liver injury (DILI). Een retrospectieve studie in het Universiteitsziekenhuis Zürich (Zwitserland) heeft infliximab voor steroïden-refractaire irHepatitis geëvalueerd. Dr. Egle Ramelyte en collega’s publiceren de studie in het Journal for ImmunoTherapy of Cancer.1

De studie includeerde tien patiënten die infliximab 5 mg/kg kregen voor graad 3 (50%) of graad 4 (50%) steroïden-refractaire irHepatitis na ICI-behandeling voor melanoom. De mediane leeftijd bij het ontstaan van irHepatitis was 64,5 jaar. Positieve respons op infliximab werd gedefinieerd als geen verdere toename van ALT/AST boven 50% van het niveau bij de eerste infliximab-infusie en controle van hepatitis zonder behandeling behalve steroïden. De figuur laat zien dat positieve respons werd gezien in zeven van tien patiënten. In twee patiënten werd toename van ALT/AST boven 50% gezien voordat de irHepatitis gecontroleerd was. Eén van tien patiënten had andere behandeling dan steroïden en infliximab nodig. Bij mediane follow-up van 487 dagen hadden 90% van de patiënten resolutie van irHepatitis zonder AST/ALT-verhoging.

De onderzoekers concluderen dat behandeling van irHepatitis met infliximab niet resulteerde in hepatotoxiciteit en leidde tot langdurige respons in negen van tien patiënten.

1.Burri E, Mangana K, Cheng PF et al. Infliximab in steroid-refractory immune-related hepatitisi does not demonstrate hepatotoxicity and may shorten time on steroids. J ImmunoTher Cancer 2024; epub ahead of print

Summary: A retrospective study at the University Hospital Zurich (Switzerland) found that treatment of immune-related hepatitis with infliximab did not result in hepatotoxicity and led to long-lasting positive response in 9 of 10 cases.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Retrospectieve studie van radiotherapie versus chirurgie na neoadjuvante therapie voor potentieel resectabel stadium III NSCLC (0)
2024-07-07 15:00   ( Nieuws )
Tags:  potentially resectable stage III NSCLC radiotherapy versus surgical resection
Neoadjuvante chemo-immuuntherapie gevolgd door chirurgie is de aanbevolen behandeling voor resectabel niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC). Een aanzienlijk percentage van de patiënten wijst echter chirurgie af. Een retrospectieve studie van de Chinese Academy of Medical Sciences & Peking Union Medical College (Beijing) heeft uitkomsten met radiotherapie versus chirurgie na neoadjuvante chemo-immuuntherapie voor stadium III NSCLC vergeleken. Prof. Mengzhao Wang en collega’s publiceren de studie in Lung Cancer.1

De studie includeerde 175 patiënten die na neoadjuvante chemo-immuuntherapie radiotherapie (n=50) of chirurgie (n=125) ondergingen. In niet-gecorrigeerde analyse was de progressievrije overleving slechter in de radiotherapiegroep (HR 2,23; p=0,008). Na 1:1 propensity score matching (twee groepen van ieder veertig patiënten) was de mediane PFS 30,8 maanden in de radiotherapiegroep en niet bereikt in de chirurgiegroep (HR 1,46; p=0,390) met 12- en 24-maands PFS-percentages 90,4% respectievelijk 69,0% in de radiotherapiegroep en 94,1% respectievelijk 73,9% in de chirurgiegroep. Er waren geen graad 5 treatment-related adverse events; graad 3 of 4 TRAEs werden gezien in 62,5% van de patiënten in de radiotherapiegroep en 55,0% in de chirurgiegroep.

De onderzoekers concluderen dat radiotherapie een viabel alternatief voor chirurgie kan zijn na chemo-immuuntherapie voor stadium III NSCLC.

1.Li R, Xu Y, Zhao J et al. Comparison of radiotherapy versus surgical resection following neoadjuvant chemoimmunotherapy in potentially resectable stage III non-small-cell lung cancer: a propensity score matching analysis. Lung Cancer 2024.107884

Summary: A retrospective study at the Chinese Academy of Medical Sciences & Peking Union Medical College (Beijing) found that radiotherapy may be a viable alternative to surgery in patients with resectable stage III NSCLC after initial neoadjuvant chemoimmunotherapy.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Multicenter fase 2-studie van neratinib plus T-DM1 voor HER2-positief mammacarcinoom met hersenmetastasen (0)
2024-07-07 13:30   ( Nieuws )
Tags:  BCRC trial 022 BCBM neratinib plus trastuzumab emtansine
Dr. Rachel FreedmanPatiënten met hersenmetastasen van HER2-positief mammacarcinoom (BCBMs) hebben een slechte prognose en weinig behandelingsopties. Preklinische data suggereren dat neratinib resistentie tegen trastuzumab emtansine (T-DM1) zou kunnen verminderen. De multicenter fase 2-studie 22 cohort 4 van het Amerikaanse Translational Breast Cancer Research Consortium heeft de combinatie van neratinib en T-DM1 voor HER2-positieve BCBM geëvalueerd. Dr. Rachel Freedman (Dana-Farber Cancer Institute, Boston MA) en collega’s publiceren resultaten van het cohort in Annals of Oncology.1

Cohort 4 includeerde patiënten in drie groepen: groep 4A telde 6 patiënten met niet-eerder behandelde BCBMs, groep 4B bestond uit 17 patiënten met eerder-behandelde T-DM1-naïeve BCBMs, en groep 4C bestond uit 21 patiënten die eerder T-DM1 hadden gekregen. De patiënten kregen neratinib 160 mg eenmaal daags plus T-DM1 3,6 mg/kg iedere drie weken. Het primaire eindpunt was CNS objective response rate. Deze bedroeg 33,3% (95%-bti 4,1-77,7) in groep 4A; 35,3% (14,2-61,7) in groep 4B; en 28,6% (11,3-52,5) in groep 4C. Stabiele ziekte gedurende tenminste zes maanden of respons werd gezien in 38,1% tot 50% in de drie cohorten. De meest-gerapporteerde graad 3 toxiciteit was diarree (27% van de patiënten). De mediane overall survival was 30,2 maanden (95%-bti 21,9-NR) in groep 4A; 23,3 maanden (17,6-NR) in groep 4B; en 20,9 maanden (14,9-NR) in groep 4C.

De onderzoekers concluderen dat neratinib plus T-DM1 intracraniële activiteit had; ook onder patiënten die eerder T-DM1 hadden gekregen, hetgeen wijst op synergie tussen beide middelen.

1.Freedman RA, Heiling HM, Li T et al. Neratinib and ado-trastuzumab-emtansine for pre-treated and untreated HER2-positive breast cancer brain metastases: Translational Breast Cancer Research Consortium trial 022. Ann Oncol 2024.07.245

Summary: A multicenter phase 2 trial in the USA found intracranial activity of the combination of neratinib and T-DM1 for HER2-positive breast cancer patients with brain metastases.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)

Kenmerken van patiënten met vertraagde start van adjuvante chemotherapie voor stadium I-IIIA mammacarcinoom (0)
2024-07-07 12:00   ( Nieuws )
Tags:  Optimal Breast Cancer Chemotherapy Dosing Study stage I-IIIA breast cancer
Dr. Elizabeth KantorOnder patiënten met mammacarcinoom is start van adjuvante chemotherapie langer dan 89 dagen na de diagnose en langer dan 59 dagen na de chirurgie geassocieerd met hoger risico van recidief en slechtere overleving. De multicenter Optimal Breast Cancer Chemotherapy Dosing Study heeft patiëntkenmerken geïnventariseerd die samenhangen met late start van adjuvante chemotherapie onder patiënten met stadium I tot en met IIIA mammacarcinoom. Dr. Elizabeth Kantor (Memorial Sloan Kettering Cancer Center, New York) en collega’s publiceren resultaten van de studie in het International Journal of Cancer.1

De studie includeerde 10.968 patiënten die adjuvante chemotherapie kregen voor stadium I tot en met IIIA mammacarcinoom tussen begin 2004 en eind 2019. Onder deze patiënten begon de adjuvante chemotherapie langer dan 89 dagen na de diagnose voor 21,1% en langer dan 59 dagen na de chirurgie voor 21,3%. Factoren die geassocieerd waren met late start van de chemotherapie waren hogere leeftijd, non-Hispanic Black ras en Hispanic etniciteit, ER-positieve en/of PR-positieve ziekte. Factoren die geassocieerd waren met lagere waarschijnlijkheid van late start van de chemotherapie waren diagnose in de periode 2012 tot en met 2019 (versus 2005 tot en met 2011), hogere graad, en grotere tumoren. Factoren die specifiek geassocieerd waren met hogere waarschijnlijkheid van late start specifiek vanaf de diagnose waren vroeger stadium en mastectomie versus borstsparende chirurgie, terwijl hogere comorbiditeit en hoger aantal positieve lymfeklieren geassocieerd waren met hogere waarschijnlijkheid van late start specifiek vanaf de chirurgie.

De onderzoekers concluderen dat de studie factoren heeft geïdentificeerd die geassocieerd zijn met late start van adjuvante chemotherapie.

1.Bhimani J, O’Connell K, Persaud S et al. Patient characteristics associated with delayed time to adjuvant chemotherapy among women treated for stage I-IIIA breast cancer. Int J Cancer 2024.35053

Summary: The Optimal Breast Cancer Chemotherapy Dosing Study, at two US integrated healthcare delivery systems investigated patient characteristics associated with delayed time to adjuvant chemotherapy among women treated for stage I-IIIA breast cancer.


  Reageren op dit artikel is mogelijk na registratie.  (Login)